ECLI:NL:GHAMS:2016:934

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
15 maart 2016
Publicatiedatum
15 maart 2016
Zaaknummer
23-001045-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake mishandeling in het verkeer

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 15 maart 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, van 4 maart 2015. De verdachte, geboren in Marokko in 1979, was in hoger beroep gegaan tegen een veroordeling voor mishandeling. Het hof heeft vastgesteld dat het hoger beroep zich beperkt tot de beslissing van de politierechter met betrekking tot de mishandeling van een slachtoffer op 26 december 2014 te Hoorn. De verdachte had het slachtoffer, een zwangere vrouw, met zijn hand tegen het hoofd geslagen tijdens een verkeersconflict. Het hof heeft de tenlastelegging verbeterd gelezen en kwam tot de conclusie dat de verdachte het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kon worden verklaard.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie weken, een geldboete van € 500,00, en de tenuitvoerlegging van eerder opgelegde voorwaardelijke straffen. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was begaan, en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor geweldsdelicten. De verdachte had eerder een agressieregulatietraining gevolgd, maar dit had hem niet weerhouden van het plegen van een nieuw geweldsdelict. Het hof oordeelde dat de straffen die door de advocaat-generaal waren gevorderd niet voldoende recht deden aan de ernst van het feit en heeft zwaardere straffen opgelegd.

Uitspraak

parketnummer: 23-001045-15
datum uitspraak: 15 maart 2016
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, van 4 maart 2015 in de strafzaak onder de parketnummers 15-000569-15, 14-700403-12 (TUL) en 14-187587-12 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op [geboortedag] 1979,
adres: [adres].

Omvang van het hoger beroep

Het hoger beroep van de verdachte is, blijkens de akte van hoger beroep, onbeperkt ingesteld. De aan de akte gehechte brief van de raadsvrouw, waarmee hoger beroep is ingesteld en die moet worden beschouwd als een bijzondere volmacht in de zin van artikel 450 van het Wetboek van Strafvordering, vermeldt echter dat het hoger beroep zich slechts richt tegen de beslissing van de politierechter ten aanzien van het in de hoofdzaak onder 1 ten laste gelegde, alsmede tegen de beslissingen ten aanzien van de vorderingen tot tenuitvoerlegging in de zaken met parketnummers 14-700403-12 en 14-187587-12. Het hoger beroep richt zich expliciet niet tegen de beslissingen ten aanzien van het in de hoofdzaak onder 2 en 3 ten laste gelegde. De akte van hoger beroep is aldus verkeerd opgemaakt; het hof zal die akte verbeterd lezen in die zin dat het hoger beroep zich beperkt tot de in het vonnis waarvan beroep opgenomen beslissing ten aanzien van het de zaak met parketnummer 15-000569-15 onder 1 ten laste gelegde, alsmede tegen de beslissingen ten aanzien van de vorderingen tot tenuitvoerlegging in de zaken met parketnummers 14-700403-12 en 14-187587-12.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 1 maart 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 26 december 2014 te Hoorn [slachtoffer] heeft mishandeld door met zijn (tot vuist gebalde) hand in het gezicht, althans tegen het hoofd heeft geslagen/gestompt;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 26 december 2014 te Hoorn [slachtoffer] heeft mishandeld door haar met zijn hand tegen het hoofd te slaan.
Hetgeen onder 1 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 bewezen verklaarde veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 500,00 (te betalen in een maandelijkse termijn van € 200,00 en twee maandelijkse termijnen van ieder € 150,00) alsmede tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 week met een proeftijd van twee jaren.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straffen als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan agressie in het verkeer door geweld te gebruiken tegen het slachtoffer, dat met pech met haar auto stil stond op de weg, tot welk buitensporig gedrag hij kennelijk enkel is overgegaan omdat hij meende dat hij werd uitgelachten, wat overigens in het geheel niet is komen vast te staan. Door dit gedrag heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijk integriteit van het slachtoffer – een zwangere vrouw – en haar als deelnemer in het verkeer gevoelens van schrik en onveiligheid bezorgd.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 18 februari 2016 is de verdachte reeds vele malen ter zake van geweldsdelicten onherroepelijk veroordeeld. Naar verdachte zelf heeft meegedeeld heeft hij naar aanleiding van een soortgelijk incident (waarbij zijn agressie ook tegen een vrouwelijke verkeersdeelnemer was gericht) een agressieregulatietraining gevolgd. Het hof stelt met zorg vast dat dit de verdachte er niet van weerhouden heeft opnieuw een geweldsdelict te plegen.
Het hof acht, alles afwegende, de door de advocaat-generaal gevorderde straf onvoldoende recht doen aan de ernst van het feit en acht slechts oplegging van een geldboete en een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden hoogte onderscheidenlijk duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging (parketnummer 14-187587-12)

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter te Noord-Holland van 25 oktober 2013 opgelegde voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 40 uren. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.

Vordering tenuitvoerlegging (parketnummer 14-700403-12)

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter te Noord-Holland van 5 april 2013 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom kan de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Op grond van hetgeen omtrent de persoonlijke omstandigheden van de veroordeelde ter terechtzitting is gebleken zal het hof in plaats van een last tot tenuitvoerlegging van deze vrijheidsstraf een taakstraf in de vorm van een werkstraf van na te melden duur gelasten.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 500,00 (vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Noord-Holland van 25 oktober 2013, parketnummer 14-187587-12, te weten:
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Noord-Holland van 5 april 2013, parketnummer 14-700403-12, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand, te vervangen door:
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.A.M. Hoek, mr. E. Mijnsberge en mr. H. Manuel, in tegenwoordigheid van mr. F.A. Dudok van Heel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 15 maart 2016.
mr. H. Manuel is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.