ECLI:NL:GHAMS:2016:9

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 januari 2016
Publicatiedatum
6 januari 2016
Zaaknummer
23-003123-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake geweldsmisdrijven met betrekking tot zwaar lichamelijk letsel

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 6 januari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte was aangeklaagd voor geweldsmisdrijven, waaronder poging tot doodslag en zware mishandeling. De tenlastelegging betrof incidenten die plaatsvonden op 4 november 2014 in Amsterdam, waarbij de verdachte [J.D.] met een mes verwondde, wat resulteerde in zwaar lichamelijk letsel aan zijn rechterhand, en [B.S.] mishandelde door haar in het gezicht te slaan. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van poging tot doodslag, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan zware mishandeling van [J.D.] en mishandeling van [B.S.]. De rechtbank had eerder een gevangenisstraf van negen maanden opgelegd, maar het hof besloot een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met bijzondere voorwaarden, zodat de verdachte niet opnieuw gedetineerd zou raken. Het hof heeft ook de vordering van de benadeelde partij [J.D.] tot schadevergoeding toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot betaling van €1.750,00. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en de eerdere beslissing van de rechtbank vernietigd, waarbij het hof de nadruk legde op de ernst van de feiten en de noodzaak van behandeling voor de verdachte.

Uitspraak

parketnummer: 23-003123-15
datum uitspraak: 6 januari 2016
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 24 juli 2015 in gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-654269-14 (A) en 13-707211-14 (B) alsmede 13-651498-12 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
[adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 23 december 2015 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Zaak A (met parketnummer 13-654269-14):
primair:
hij op 4 november 2014 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [J.D.] van het leven te beroven, met dat opzet met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in de kin en/of het gezicht van die [J.D.] heeft gestoken
en/of
hij op 4 november 2014 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, aan [J.D.] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten (onder meer) een of meer (diepe) snij- en/of steekwond(en) onder de kin en/of in het gezicht en/of spier- en/of peesbeschadiging(en) in de hand, althans enig ander zwaar lichamelijk letsel, heeft toegebracht, door met dat opzet die [J.D.] met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in de kin en/of het gezicht en/of de hand te steken;
subsidiair:
hij op 4 november 2014 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [J.D.] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in de kin en/of het gezicht en/of de hand van die [J.D.] heeft gestoken;
Zaak B (met parketnummer 13-707211-14 (gevoegd)):
hij op of omstreeks 04 november 2014 te Amsterdam opzettelijk mishandelend [B.S.] tegen het gezicht en/of hoofd heeft geslagen en/of gestompt, waardoor voornoemde [B.S.] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de rechtbank.

Overwegingen en oordeel van het hof

Zaak A primair eerste cumulatief/alternatief
Het hof is, evenals de rechtbank en met de advocaat-generaal en de raadsman van de verdachte, van oordeel dat hetgeen de verdachte in zaak A primair eerste cumulatief/alternatief ten laste is gelegd - kort gezegd: poging doodslag - niet kan worden bewezen, zodat de verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
Zaak A primair tweede cumulatief/alternatief
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte ook moet worden vrijgesproken van het in zaak A primair tweede cumulatief/alternatief tenlastegelegde aangezien het door de verdachte toegebrachte letsel niet kan worden gekwalificeerd als zwaar lichamelijk letsel.
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het in zaak A primair tweede cumulatief/alternatief tenlastegelegde nu zowel het letsel aan de kin als het letsel aan de rechterhand kan worden gekwalificeerd als zwaar lichamelijk letsel.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Voor de beantwoording van de vraag of letsel zich laat kenmerken als zwaar lichamelijk letsel is het volgende van belang. Naast de in artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht niet limitatief opgesomde categorieën, waartoe het letsel van [J.D.] niet kan worden gerekend, is sprake van zwaar lichamelijk letsel indien het letsel voldoende belangrijk is om naar gewoon spraakgebruik als zodanig te worden aangeduid. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel. Voorts is van belang dat voor het aannemen van zwaar lichamelijk letsel niet vereist is, dat het om blijvend letsel gaat. Indien evenwel niet vaststaat dat het letsel blijvend is, zal de ernst van het letsel in andere factoren moeten zijn gelegen.
In het onderhavige geval kan uit de stukken in het dossier worden afgeleid dat [J.D.] door het handelen van de verdachte peesletsel in zijn rechterhand heeft opgelopen en een snee van 5 centimeter onder zijn onderlip, ter zake waarvan [J.D.] op 4 november 2014 in het ziekenhuis is behandeld.
[J.D.] is aan het peesletsel in zijn rechterhand geopereerd (de pezen zijn gehecht en de wonden zijn gesloten, aldus de traumachirurg). Op 25 december 2014 verschijnt [J.D.] op het politiebureau. Verbalisant [...] constateert dan dat de snee in de rechterhand redelijk is geheeld, dat de spieren en pezen nog aan het helen zijn en dat de hand krom is en - nog niet - recht te krijgen is. Op 26 mei 2015 wordt [J.D.] als getuige bij de rechter-commissaris gehoord. Hij verklaart dan dat hij nog niet kan knijpen met zijn rechterhand en dat er veel tijd nodig is voor verder herstel. Het letsel aan de rechterhand is derhalve, naar het oordeel van het hof, gelet op de aard van het letsel, de noodzaak tot medisch ingrijpen en de duur van het herstel (waarbij het niet duidelijk is of sprake zal zijn van volledig herstel) dan ook aan te merken als zwaar lichamelijk letsel.
Dat geldt, naar het oordeel van het hof, niet voor het letsel onder de onderlip. Gebleken is dat die snee (met zes hechtingen) is gehecht. Op 3 december 2014 constateert verbalisant [...] dat het letsel in de kin goed herstelt en dat de hechtingen bijna niet meer zichtbaar zijn. [J.D.] verklaart in zijn verhoor bij de rechter-commissaris op 26 mei 2015 dat hij soms nog last heeft van zijn lip. Verdergaande informatie over de aard van het letsel en de gevolgen ervan ontbreken. Aldus biedt het dossier onvoldoende aanknopingspunten voor het doen van voldoende concrete uitspraken omtrent de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op herstel om dit letsel als zwaar lichamelijk letsel aan te merken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in zaak A primair tweede cumulatief/alternatief, en het in zaak B tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak A primair tweede cumulatief/alternatief:hij op 4 november 2014 te Amsterdam aan [J.D.] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten peesbeschadigingen in de hand heeft toegebracht, door met dat opzet die [J.D.] met een mes in de hand te steken;
Zaak B (gevoegd):hij op 4 november 2014 te Amsterdam opzettelijk mishandelend [B.S.] tegen het hoofd heeft geslagen, waardoor voornoemde [B.S.] pijn heeft ondervonden.
Hetgeen in zaak A primair tweede cumulatief/alternatief en in zaak B meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Bewijsmiddelen

Ten aanzien van zaak A
1. Een proces-verbaal van aangifte van 4 november 2014, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [...] (dossierpagina 4 e.v.). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 4 november 2015 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van
[J.D.]:
Op 4 november 2014 om 13:30 uur kwam ik in Academisch Medisch Centrum Amsterdam bij aangever: [J.D.] . Hij verklaarde het volgende.
“Ik was bij een kameraad van mij geweest, die woont op [adres] te Amsterdam op de tiende verdieping. De deur werd niet open gedaan. Hierop liep ik terug naar de lift. Ik drukte op het knopje van de lift. Vervolgens liep ik richting het raam en keek naar buiten terwijl ik op de lift stond te wachten. Ik zag in het raam de silhouet van een man die op ongeveer drie meter achter mij stond. Ik zag dat deze man in mijn richting keek. Ik draaide mij om. Ik had deze man nog nooit gezien. Ik deed een stap opzij en wilde om de man heen lopen in de richting van de lift.
Het signalement van deze persoon kan ik als volgt omschrijven:
- man
- donker huidskleur
- ongeveer 20 tot 30 jaar oud
- 1,75 meter lang
- normaal postuur
- kort rasta haar
- donkerkleurige trainingsbroek
- donkere sportschoenen
- Vermoedelijk Surinaams/Antilliaan.
Ik zag dat de man een bierfles in zijn hand had. Ik zag dat de man naar het raam liep en het flesje bij het raam legde. Vervolgens kwam hij weer naar mij toe. Ik hoorde de man meerdere keren met zeer luide stem in gebrekkig Engels schreeuwen tegen mij: “Give me your money.” Ik schreeuwde tegen deze persoon in de Engelse taal terug: “I don’t have money”. Ik zag dat de afstand tussen mij en de man op dat moment ongeveer drie meter was. Ik zag dat de man mij met gefronste wenkbrauwen zeer strak aankeek. Ik zag een boze blik in zijn ogen. Op een gegeven moment zag ik in één oogopslag iets glimmends in de hand van de man, het leek op een lemmet. Dat glimmende voorwerp was in mijn belevening ongeveer tien centimeter groot. Ik weet zeker dat het een mes was. Plotseling voelde ik een pijnscheut aan de bovenzijde van mijn rechterhand. Toen ik
naar mijn rechterhand keek zag ik bloed en een snee op de bovenzijde van mijn rechterhand. Ik voelde ook een soort kriebel aan mijn kin, toen ik met mijn hand over mijn kin wreef zag ik bloed aan mijn handpalm. Ik zag dat er bloed op de grond viel afkomstig van mijn kin en mijn rechterhand.”
2. Een geschrift, zijnde een brief van [...] , traumachirurg van het Academisch Medisch Centrum van 16 januari 2015, inhoudende een beschrijving van het letsel van [J.D.] (ongenummerd). Deze brief houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Patiënt is betrokken geweest bij een steekpartij. Hij heeft een wondje opgelopen aan zijn kin en peesletsel in zijn rechterhand. Patiënt werd geopereerd, pezen werden gehecht en de wonden werden afgesloten.
3. Een proces-verbaal van bevindingen in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [...] (dossierpagina 25 e.v.). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Op 4 november 2014 omstreeks 13.00 uur hoorde ik dat er een steekpartij had plaatsgevonden in de flat [adres] in Amsterdam. De dader zou voldoen aan het volgende signalement: negroïde man, rastaharen/vlechtjes, gekleed in trainingsbroek, onder invloed van alcohol. Ik ben naar flat [adres] gegaan en heb de beelden van de bewakingscamera’s in de lift in ontvangst genomen. Op het politiebureau heb ik de beelden bekeken en zag:
(dossierpagina 26 – foto van man in lift)
Ik omschrijf de man als volgt:
- Negroïde man
- Sikje
- Rastaharen in een soort vlecht
- Trainingsbroek Adidas, donkerblauw met gele strepen
- Donkere jas, Adidas, met capuchon
- Een zwart schoudertasje
- Een fles in zijn hand
- Een sigaret/joint in zijn mond.
(dossierpagina 27 – twee foto’s van man in lift)
4. De verklaring van de
verdachte, afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg op 10 juli 2015. Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Ik ben daar (het hof begrijpt: in de flat [adres] in Amsterdam) wel geweest. Ik ben de persoon op de foto’s.
5. Een proces-verbaal van bevindingen van sequentiële bewijs-fotoconfrontatie met één getuige van 3 december 2014, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [...] (ongenummerd). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Op 3 december 2014 heb ik naar aanleiding van een op 4 november 2014 gepleegde straatroof met zwaar letsel in Amsterdam een sequentiële fotoconfrontatie gehouden waarbij de getuige [J.D.] op een beeldscherm werd geconfronteerd met acht foto’s van personen waaronder de foto van de verdachte. Ik beschikte over een tweeluik kleurenfoto van de verdachte. Ik selecteerde zeven foto’s van figuranten die qua etnische afkomst, huidskleur, geslacht, leeftijd, gelaatstrekken, haarkleur en haardracht gelijkenis vertoonden met de foto van de verdachte. Met de foto van de verdachte en de foto’s van de figuranten maakte ik in willekeurige volgorde een sequentiële fotoselectie. Iedere foto was voorzien van een nummer, oplopend van 1 tot en met 8. De foto van de verdachte kwam op plaats 2.
6. Een proces-verbaal van bevindingen van tonen selectie bij sequentiële bewijs-fotoconfrontatie van 3 december 2014, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [...] (ongenummerd). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Op 3 december 20014 omstreeks 14.00 uur confronteerde ik [J.D.] met een fotoselectie van acht personen. Ik toonde de foto’s van de personen sequentieel op een beeldscherm aan de getuige. De foto’s waren doorlopend van 1 tot en met 8. Terwijl de getuige naar de selectie keek, hoorde ik dat hij uit eigener beweging zei: “Het is de man op foto 2.”
Ten aanzien van zaak B
1. Een proces-verbaal van aangifte van 4 november 2014, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [...] (dossierpagina 56 e.v.). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 4 november 2015 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van
[B.S.]:
Op 4 november 2014 omstreeks 13.15 uur was ik in de centrale hal van het station Weesperplein. Ik was op weg om de kaartenautomaten in de stationshal te controleren. Toen ik in de richting van de kaartenautomaten liep, kwam er een man naast mij lopen. Ik zei: “Goedemiddag”. Direct daarna voelde ik en hand tegen mijn oor komen. Ik voelde een branderige pijn op mijn oor, maar ook bij mijn slaap en bij mijn kaak. Door de klap verloor ik mijn evenwicht. Ik kon maar net blijven staan.
2. De verklaring van de
verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 23 december 2015. Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Ik heb die mevrouw (het hof begrijpt: mevrouw [B.S.] ) geslagen.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in zaak A primair cumulatief/alternatief en in zaak B bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in zaak A primair cumulatief/alternatief bewezenverklaarde levert op:
zware mishandeling.
Het in zaak B bewezenverklaarde levert op:
mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het in zaak A primair tweede cumulatief/alternatief en in zaak B bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf en maatregel

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg in zaak A primair tweede cumulatief/alternatief en in zaak B bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden met aftrek van de tijd die hij voor de tenuitvoerlegging van de uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de rechtbank de vordering van de benadeelde partij toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De rechtbank heeft ten slotte de tenuitvoerlegging gelast van een bij vonnis van 6 november 2012 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van twee weken.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte voor het in zaak A primair tweede cumulatief/alternatief en in zaak B tenlastegelegde zal veroordelen tot dezelfde straf en maatregel als door de rechter in eerste aanleg opgelegd en dat het hof de tenuitvoerlegging zal gelasten van een bij vonnis van 6 november 2012 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van twee weken.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf en maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de zware mishandeling van [J.D.] . De verdachte heeft de hem onbekende [J.D.] , die hij toevallig tegenkwam, met een mes in het gezicht en in de hand gestoken. [J.D.] heeft daardoor zwaar lichamelijk letsel aan zijn rechterhand opgelopen. [J.D.] is aan die hand geopereerd en bijna zeven maanden na het voorval was dat letsel nog steeds niet volledig hersteld. Kort daarna heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan de mishandeling van de hem onbekende [B.S.] . Nadat [B.S.] , die aan het werk was op het metrostation, “goedemiddag” tegen de verdachte zei, heeft hij haar in het gezicht geslagen. Wat de vrouw zei viel verkeerd, aldus de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg. De verdachte heeft aldus zonder enige aanleiding geweld gepleegd tegen hem onbekende personen. Het hof acht dit zeer ernstige feiten. De verdachte heeft door zijn handelen inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van zijn slachtoffers. De ervaring leert dat de slachtoffers van geweldsmisdrijven nog geruime tijd psychische schade kunnen ondervinden in de vorm van gevoelens van onzekerheid en onveiligheid.
Het hof heeft kennis genomen van een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van
11 december 2015 waaruit blijkt dat hij eerder onder meer ter zake van geweldsmisdrijven strafrechtelijk onherroepelijk is veroordeeld.
Het hof heeft voorts kennis genomen van de inhoud van rapportages betreffende de verdachte, te weten een reclasseringsadvies van 5 januari 2015, een reclasseringsadvies van 23 april 2015 en een rapportage van het NIFP van 10 april 2015. Deze rapportages beschrijven een alcohol- en cannabisafhankelijkheid en aanwijzingen voor een complexe psychiatrische en persoonlijkheidsproblematiek bij de verdachte. De verdachte heeft steeds zijn medewerking geweigerd aan klinische behandeling en leek ook voor een ambulante behandeling weinig gemotiveerd. Daarin lijkt thans verandering te zijn gekomen. Niet alleen heeft de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep verklaard bereid te zijn zich te committeren aan een behandeltraject, ook als dat een lang en heftig traject is, ook zijn in dit verband daadwerkelijk de eerste voorzichtige stappen gezet. Het hof hecht in dit verband waarde aan de ter terechtzitting in hoger beroep afgelegde verklaring van reclasseringsmedewerker [...] . Hij heeft verklaard dat de verdachte zich er thans terdege van bewust is dat hij behandeling nodig heeft en dat de verdachte inmiddels ook in behandeling is bij Inforsa, afdeling Forensische Ambulante Zorg. De verdachte krijgt psycho-educatie en er is een signaleringsplan opgesteld, zodat in geval van verslechtering tijdig kan worden ingegrepen. Ook de verslavingsproblematiek wordt bij de behandeling betrokken. Inforsa heeft aangegeven dat op dit moment kan worden volstaan met het ingezette ambulante behandeltraject, aldus [de reclasseringsmedewerker] . Daarnaast is het Leger des Heils, jeugdbescherming en reclassering, intensief bij de verdachte betrokken. Zo heeft [de reclasseringsmedewerker] wekelijks contact met de verdachte, wordt er met een jobcoach gezocht naar passend werk voor de verdachte en wordt er gezocht naar een geschikte woonplek. Ook volgens [de reclasseringsmedewerker] biedt het huidige traject voldoende kader om het recidive risico in te dammen.
Hoewel het de vraag is of het huidige behandeltraject voldoende kader biedt voor de verdachte om de bij hem geconstateerde problematiek aan te pakken en zo doende het recidiverisico in te dammen, acht het hof het, gelet op het voorgaande, niet wenselijk dit traject te doorkruisen. Het hof zal derhalve een straf op leggen die erin resulteert dat de verdachte niet opnieuw gedetineerd zal raken. Daarnaast zal het hof als stok achter de deur een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen en zal het hof aan dit voorwaardelijke deel na te noemen bijzondere voorwaarden verbinden, teneinde het behandeltraject een nieuw strafrechtelijk kader te geven.

Vordering van de benadeelde partij [J.D.]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding van € 2.250,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in zaak A bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Het hof acht (naast een bedrag van € 250,00 voor de materiele schade) een bedrag van € 1.500,00, zijnde een bedrag dat in vergelijkbare gevallen aan immateriële schade pleegt te worden toegekend, toewijsbaar. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan hij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 300 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de politierechter Amsterdam van 6 november 2012 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Op grond van hetgeen bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent het ingezette behandeltraject en de in dat verband gebleken onwenselijkheid dat de verdachte hernieuwd in detentie geraakt, zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden afgewezen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in zaak A (met parketnummer 13-654269-14) primair eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in zaak A (met parketnummer 13-654269-14) primair tweede cumulatief/alternatief en in zaak B (met parketnummer 13-707211-14) ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in zaak A (met parketnummer 13-654269-14) primair tweede cumulatief/alternatief en in zaak B (met parketnummer 13-707211-14) bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
270 (tweehonderdzeventig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
95 (vijfennegentig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte gedurende de proeftijd onder toezicht van:
- het Leger des Heils, jeugdbescherming en reclassering, zich zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen door of namens deze instelling te geven, ook indien deze inhouden een meldingsgebod, deelname aan een gedragsinterventie en een behandelverplichting.
- Inforsa, afdeling Forensische Ambulante Zorg, zich zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen door of namens deze instelling te geven.
Geeft eerstgenoemde instelling opdracht de verdachte bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [J.D.]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [J.D.] ter zake van het in zaak A (met parketnummer 13-654269-14) primair tweede cumulatief/alternatief bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 1.750,00 (duizend zevenhonderdvijftig euro) bestaande uit € 250,00 (tweehonderdvijftig euro) materiële schade en € 1.500,00 (duizend vijfhonderd euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële en immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 4 november 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [J.D.] , ter zake van het in zaak A (met parketnummer 13-654269-14) primair tweede cumulatief/alternatief bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 1.750,00 (duizend zevenhonderdvijftig euro) bestaande uit € 250,00 (tweehonderdvijftig euro) materiële schade en € 1.500,00 (duizend vijfhonderd euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
27 (zevenentwintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële en de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 4 november 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam van 12 november 2014, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter te Amsterdam van 6 november 2012 (parketnummer 13-651498-12) voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 2 weken.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.J.A. Plaisier, mr. M. Lolkema en mr. E.C.M. Bouman, in tegenwoordigheid van
mr. J. Mulder, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
6 januari 2016.
Mr. Bouman is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.