ECLI:NL:GHAMS:2016:864

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 maart 2016
Publicatiedatum
10 maart 2016
Zaaknummer
200.168.056/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onverschuldigde betaling en de rechtsgrond van bijschrijvingen op een en/of-rekening

In deze zaak, die voorlag bij het Gerechtshof Amsterdam, ging het om een hoger beroep van Brouwer B.V. tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De zaak betreft onverschuldigde betaling en de rechtsgrond van bijschrijvingen op een en/of-rekening. Brouwer B.V. had in eerste aanleg vorderingen ingesteld tegen zowel [geïntimeerde] als [X], waarbij de rechtbank de vorderingen tegen [X] toewijsde, maar de vorderingen tegen [geïntimeerde] afwees. Brouwer B.V. kwam in hoger beroep tegen deze afwijzing. De rechtbank had vastgesteld dat [geïntimeerde] en [X] onder huwelijkse voorwaarden waren getrouwd en dat Brouwer B.V. een recreatiepark exploiteert. De vorderingen van Brouwer B.V. waren gebaseerd op onverschuldigde betaling en ongerechtvaardigde verrijking. Het hof oordeelde dat de bijschrijvingen op de en/of-rekening van [X] en [geïntimeerde] als betalingen aan [geïntimeerde] moesten worden gekwalificeerd. Het hof concludeerde dat [geïntimeerde] recht had op de helft van het bedrag dat op de rekening was bijgeschreven, maar dat zij niet onterecht was verrijkt. Uiteindelijk werd de vordering van Brouwer B.V. tegen [geïntimeerde] toegewezen tot een bedrag van € 3.464, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de datum van de inleidende dagvaarding. Het hof bekrachtigde het vonnis voor het overige en veroordeelde Brouwer B.V. in de kosten van het geding in hoger beroep aan de zijde van [geïntimeerde].

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.168.056/01
zaak-/rolnummer rechtbank Noord-Holland : C/14/150087 / HA ZA 13-321
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 8 maart 2016
inzake
BOUW- EN EXPLOITATIEMAATSCHAPPIJ BROUWER B.V.,
gevestigd te Alkmaar,
appellante,
advocaat: mr. H.B. de Regt te Alkmaar,
tegen
[GEÏNTIMEERDE],
wonend te [woonplaats],
geïntimeerde,
advocaat: mr. L.T. van Eijck van Heslinga te Alkmaar.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna Brouwer B.V. en [geïntimeerde] genoemd.
Brouwer B.V. is bij dagvaarding van 20 januari 2015 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar van 22 oktober 2014, voor zover onder bovenvermeld zaak-/rolnummer gewezen tussen Brouwer B.V. als eiseres en (onder anderen) [geïntimeerde] als gedaagde.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven tevens houdende akte wijziging van eis, met één productie;
- memorie van antwoord tevens antwoordakte wijziging van eis, met één productie.
Partijen hebben hun zaak ter zitting van het hof van 18 november 2015 doen bepleiten, Brouwer B.V. door mr. De Regt voornoemd en [geïntimeerde] door mr. Van Eijck van Heslinga voornoemd, ieder aan de hand van aan het hof overgelegde pleitnotities. Mr. De Regt heeft daarbij nog een aantal producties in het geding gebracht.
Ten slotte is arrest gevraagd.
Brouwer B.V. heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen voor zover haar vordering tegen [geïntimeerde] is afgewezen en deze vordering - uitvoerbaar bij voorraad - alsnog zal toewijzen, met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten van het geding in beide instanties, te vermeerderen met de reeds door Brouwer B.V. betaalde proceskostenveroordeling van € 6.775, met nakosten.
[geïntimeerde] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal bekrachtigen, met veroordeling van Brouwer B.V. in de kosten van het geding in hoger beroep, met nakosten.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

2.Feiten

De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 2, 2.1 tot en met 2.7, de feiten opgesomd die tussen partijen vaststaan. Deze opsomming van de feiten is in hoger beroep niet in geschil en bindt derhalve ook het hof.

3.Beoordeling

3.1
Het gaat in deze zaak om het volgende.
3.1.1
[geïntimeerde] en [X] (hierna: [X]) zijn onder huwelijkse voorwaarden inhoudend gescheiden vermogens getrouwd.
3.1.2
Brouwer B.V. exploiteert het recreatiepark “Aan Noordzee” in Sint Maartenszee en het recreatiepark “Aan Veluwe” in Oosterbeek.
3.1.3
[geïntimeerde] was tot 17 januari 2013 aandeelhouder van Brouwer B.V. Na een verdere certificering worden vanaf 17 januari 2013 alle aandelen in Brouwer B.V. gehouden door de Stichting tot beheer van aandelen Brouwer. De Stichting heeft certificaten van aandelen uitgegeven aan de broers en zusters [geïntimeerde], M. Strietman-Brouwer, G.A. Brouwer en A. Brouwer.
3.1.4
[X] is vanaf 1 april 1990 statutair bestuurder van Bouwer B.V. geweest. Na met ingang van 18 oktober 2012 te zijn vrijgesteld van werkzaamheden is hij bij besluit van de algemene vergadering van aandeelhouders van Brouwer B.V. van 22 augustus 2013 uit zijn functie van bestuurder ontslagen. Zijn dienstverband met Brouwer B.V. is door opzegging geëindigd per 1 januari 2014.
3.1.5
[geïntimeerde] is in dienst van Brouwer B.V. Zij heeft vanaf 18 oktober 2012 geen werkzaamheden meer voor Brouwer B.V. verricht.
3.1.6
Medio 2012 bleek de aandeelhouders bij gelegenheid van de financiering van de aankoop van gronden, gelegen naast het recreatiepark “Noordzee” dat de financiële positie van Brouwer B.V. minder goed was dan zij voor ogen hadden. Vervolgens is hen uit onderzoek gebleken dat [X] gelden aan Brouwer B.V. had onttrokken.
3.2
Brouwer B.V. vorderde in eerste aanleg dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
ten aanzien van [X]
( i) voor recht verklaart dat [X] toerekenbaar tekortgeschoten is in de uitoefening van zijn taak als bestuurder van Brouwer B.V. en
(ii) [X] veroordeelt Brouwer B.V. te betalen als onverschuldigd betaald het bedrag van € 1.633.502, met rente en
(iii) [X] veroordeelt aan Brouwer B.V. te betalen de geleden en nog te lijden schade boven het onttrokken bedrag van € 1.633.502, nader op te maken bij staat;
ten aanzien van [geïntimeerde]
( i) [geïntimeerde] veroordeelt aan Brouwer B.V. te betalen als onverschuldigd betaald het bedrag van € 512.594, met rente en
(ii) [geïntimeerde] veroordeelt aan Brouwer B.V. te betalen de geleden en nog te lijden schade boven het onttrokken bedrag van € 512.594, nader op te maken bij staat althans
(iii) [geïntimeerde] veroordeelt een bedrag aan beslagkosten van € 3.436,21 te voldoen, met rente;
ten aanzien van [X] en [geïntimeerde]
beiden hoofdelijk te veroordelen een bedrag aan buitengerechtelijke kosten van € 5.160 te voldoen, met rente alsmede de proceskosten, met nakosten en rente.
De rechtbank heeft de vorderingen ten aanzien van [X] toegewezen en de vorderingen ten aanzien van [geïntimeerde] afgewezen. [X] heeft geen beroep aangetekend tegen het vonnis. Brouwer B.V. komt tegen de afwijzing van de vordering tegen [geïntimeerde] met drie grieven op.
3.3
Brouwer B.V. heeft in hoger beroep de grondslag van haar eis gewijzigd. Naast de primaire grondslag van onverschuldigde betaling legt zij subsidiair ongerechtvaardigde verrijking aan haar eis ten grondslag. [geïntimeerde] heeft geen bezwaar gemaakt tegen de eiswijziging. Nu deze niet in strijd is met de eisen van een goede procesorde, zal het hof recht doen op de gewijzigde eis.
3.4
Het ten aanzien van [X] toegewezen bedrag van € 1.633.502 is de som van de bedragen die [X] ten laste van Brouwer B.V. heeft overgemaakt naar de beleggingsrekening bij Alex (€ 900.000), de en/of rekening van [X] en/of [geïntimeerde] (€ 570.504) en twee bankrekeningen van [X] (€ 185.250 en € 35.000) en diverse privé-uitgaven (€ 62.311) ten laste van Brouwer B.V verminderd met het netto loon van [X] (€ 124.563).
Het ten aanzien van [geïntimeerde] gevorderde bedrag van € 512.594 is het bedrag dat [X] ten laste van Brouwer B.V. heeft overgemaakt naar de en/of rekening van [X] en/of [geïntimeerde] (€ 570.504) verminderd met het netto loon van [geïntimeerde] (€ 57.910) (zie voor de bedragen ook productie 8 bij inleidende dagvaarding).
3.5
Het hof ziet aanleiding eerst grief 2, per abuis aangeduid als grief 3, te behandelen. Met die grief betoogt Brouwer B.V. dat omdat de en/of rekening op naam van [X] en [geïntimeerde] staat, beiden gelet op artikel 3:166 lid 2 BW in hun onderlinge verhouding aanspraak hebben op de helft van het onttrokken bedrag en dat de rechtbank dat heeft miskend door de vordering af te wijzen. Dienaangaande geldt het volgende.
3.6
Allereerst moet de vraag worden beantwoord of de bijschrijvingen op de en/of-rekening van [X] en [geïntimeerde] moeten worden gekwalificeerd als een betaling van een geldsom aan [geïntimeerde] in de zin van artikel 6:203 lid 1 juncto lid 2 BW. Artikel 6:203 lid 1 BW bepaalt dat degene die een ander zonder rechtsgrond een goed heeft gegeven, gerechtigd is dit van de ontvanger als onverschuldigd betaald terug te vorderen. Blijkens de wetgeschiedenis van artikel 6:203 BW moet de vraag of een prestatie is ontvangen aan de hand van objectieve maatstaven worden beantwoord (zie Parlementaire Geschiedenis boek 6, pagina 804). Van ontvangst kan derhalve ook dan sprake zijn als de ontvanger zich niet realiseerde dat hij ontving. De vraag in hoeverre degene die de prestatie heeft verricht en degene die haar heeft ontvangen zijn verarmd of verrijkt, is daarbij in beginsel zonder belang.
3.7
Ter onderbouwing van haar betoog dat de bijschrijvingen niet moeten worden gekwalificeerd als betalingen aan haar heeft [geïntimeerde] aangevoerd dat zij geen enkele handeling heeft verricht met betrekking tot de betalingen door Brouwer B.V. op de en/of-rekening, dat zij niet bekend was met de betalingen die van Brouwer B.V. afkomstig waren en dat zij geen enkel financieel voordeel heeft gehad van de ten laste van Brouwer B.V. ontvangen bedragen.
3.8
Deze door [geïntimeerde] aangevoerde omstandigheden zijn geen objectieve kenbare omstandigheden. De omstandigheden komen erop neer dat [geïntimeerde] zich niet heeft gerealiseerd dat zij de betalingen ontving en dat zij door de betalingen niet is verrijkt. Voor de beantwoording van de vraag of onverschuldigd betaald is aan [geïntimeerde] zijn die omstandigheden niet van belang. Voor zover [geïntimeerde] heeft beoogd een beroep te doen op de bijzondere overmachtbepalingen van artikel 6:204 BW, wordt dit verworpen. Artikel 6:204 lid 1 heeft slechts betrekking op de al dan niet toerekenbare tekortkoming bij de teruggave van een goed, bedoeld in artikel 6:203 lid 1 BW. In het onderhavige geval gaat het om de (terug) betaling van een geldsom in de zin van artikel 6:203 lid 2 BW. Het geval van artikel 6:204 lid 2 BW doet zich niet voor, omdat [geïntimeerde] het geldbedrag niet namens een ander heeft ontvangen en aan die ander heeft doorbetaald. De conclusie is dat Brouwer B.V. door de bijschrijvingen op de op naam van [X] en [geïntimeerde] gestelde en/of-rekening aan [geïntimeerde] heeft betaald in de zin van artikel 6:203 lid 1 juncto lid 2 BW. Het hof begrijpt dat [geïntimeerde] erop vertrouwde dat haar financiële zaken bij [X] in goede handen waren en dat in dat vertrouwen met haar toestemming de en/of-rekening is geopend. Dat dit niet zo blijkt te zijn, is een omstandigheid die voor haar eigen rekening en risico dient te blijven.
3.9
Als gevolg van het feit dat de desbetreffende rekening op naam van [X] en [geïntimeerde] staat, hebben in beginsel beiden, gelet op artikel 3:166 lid 2 BW, in hun onderlinge verhouding aanspraak op de helft van het bedrag van € 570.504 dat ten laste van Brouwer B.V. naar die rekening is overgemaakt. Het had op de weg van Brouwer B.V. respectievelijk [geïntimeerde] gelegen om gemotiveerd te stellen dat uit de rechtsverhouding tussen [geïntimeerde] en [X] voortvloeit dat [geïntimeerde] aanspraak heeft op het volledige bedrag, respectievelijk in het geheel geen aanspraak heeft op dit bedrag, hetgeen zij hebben nagelaten. Dit brengt mee dat bij gebreke van aanwijzingen dat dit anders is ervan uitgegaan moet worden dat [geïntimeerde] gerechtigd is tot de helft van dat bedrag, te weten € 285.252 (en [X] tot de andere helft). Nu gesteld noch gebleken is dat de helft van het bedrag waartoe [X] gerechtigd is in het vermogen van [geïntimeerde] is gevloeid, kan niet gezegd worden dat [geïntimeerde] daardoor (ongerechtvaardigd) is verrijkt.
3.1
Vervolgens moet de vraag worden beantwoord of Brouwer B.V. (een deel van) het bedrag van € 285.252 zonder rechtsgrond aan [geïntimeerde] heeft betaald. Uit de aan Brouwer B.V. gerichte brief van 2 juli 2013 van accountant [Y] van Accountantskantoor Hoogland (productie 8 bij inleidende dagvaarding) volgt dat Brouwer B.V. in de jaren 2008 tot en met 2012 aan netto loon een bedrag van € 57.910 aan [geïntimeerde] verschuldigd was, aan correctie netto loon een bedrag van € 1.378 en aan dividenden over de jaren 2008 tot en met 2011 een bedrag van € 222.500, in totaal een bedrag van € 281.788. Genoemde bedragen zijn, zo schrijft Michielsen in genoemde brief, niet uitbetaald aan [geïntimeerde]. Hij brengt de bedragen in mindering op de vordering van Brouwer B.V. op [X] en [geïntimeerde]. Nu Brouwer B.V. niet betwist dat zij genoemde bedragen in die jaren aan [geïntimeerde] verschuldigd was, kan niet worden gezegd dat Brouwer B.V. dat deel van het bedrag van € 285.252 onverschuldigd aan [geïntimeerde] heeft betaald. Rekening houdend met genoemde bedragen heeft Brouwer B.V. (€ 285.252 - € 281.788 =) € 3.464 onverschuldigd aan [geïntimeerde] betaald. Met het netto loon van [X] dat Brouwer B.V. naar de en/of-rekening heeft overgemaakt, houdt het hof geen rekening, omdat Brouwer B.V. dat niet verschuldigd was aan [geïntimeerde] maar aan [X].
3.11
Grief 2 slaagt derhalve in dier voege dat de vordering van Brouwer B.V. tegen [geïntimeerde] alsnog toewijsbaar wordt geacht tot het bedrag van € 3.464, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf de datum van de inleidende dagvaarding, 25 oktober 2013. Bij die stand van zaken behoeven de overige grieven geen behandeling.
3.12
Brouwer B.V. heeft de hoofdelijke veroordeling van [X] en [geïntimeerde] in de buitengerechtelijke kosten van € 5.160 gevorderd. De rechtbank heeft [X] veroordeeld in deze kosten met als motivering dat Brouwer B.V. onbetwist stelt met [X] over een betalingsregeling te hebben gesproken en dat zij in combinatie met de uitgebreide sommatiebrieven aan [X] Brouwer B.V. daarmee voldoende werkzaamheden heeft laten verrichten ter incassering van haar vordering. Nu gesteld is noch gebleken in hoeverre deze werkzaamheden zijn verricht ter incasso van de vordering van [geïntimeerde] en mede gelet op de uitkomst van onderhavige procedure zal het hof de gevorderde veroordeling van [geïntimeerde] in de buitengerechtelijke kosten afwijzen.
3.13
Brouwer B.V. vordert voorts [geïntimeerde] te veroordelen in de beslagkosten van € 3.436,21. [geïntimeerde] heeft in eerste aanleg gesteld dat het leggen van conservatoir beslag op haar woning onrechtmatig is en dat gelet op de onrechtmatigheid van dit beslag de beweerdelijk gemaakte kosten voor het leggen van dit beslag niet toewijsbaar zijn. Daarbij speelt dat Brouwer B.V. er genoegzaam mee bekend was dat haar woning te koop stond. Door het leggen van dit beslag is de verkoop gefrustreerd en heeft zij schade geleden. Het hof is van oordeel dat [geïntimeerde] met hetgeen zij naar voren heeft gebracht niet heeft aangetoond dat het conservatoir beslag onrechtmatig was en derhalve komen de kosten van het beslag in beginsel voor haar rekening. Nu echter slechts een gering deel van de vordering wordt toegewezen, zal het hof de gevorderde veroordeling van [X] Brouwer in de beslagkosten afwijzen.
3.14
Beide partijen hebben een bewijsaanbod gedaan. Nu door hen echter geen feiten zijn gesteld en/of voldoende gespecificeerd te bewijzen zijn aangeboden die tot een andere uitkomst van het geding kunnen leiden, zullen de bewijsaanbiedingen worden gepasseerd. Brouwer B.V. zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.

4.Beslissing

Het hof:
vernietigt het bestreden vonnis voor zover het betreft het dictum onder 5.8 en in zoverre opnieuw rechtdoende:
veroordeelt [geïntimeerde] om aan Brouwer B.V. te betalen het bedrag van € 3.464, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 oktober 2013 tot aan de dag van de algehele voldoening;
verklaart de veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
bekrachtigt het vonnis voor al het overige;
wijst af het door Brouwer B.V. anders of meer gevorderde;
veroordeelt Brouwer B.V. in de kosten van het geding in hoger beroep aan de zijde van [geïntimeerde] gevallen en begroot die kosten op € 1.615 aan verschotten en € 11.685 voor salaris, op € 131 voor nasalaris, te vermeerderen met € 68 voor nasalaris en met de kosten van het betekeningsexploot, ingeval niet binnen veertien dagen is voldaan aan de bij dit arrest uitgesproken veroordelingen en betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden en vermeerderd met wettelijke rente over deze kosten ingeval niet binnen veertien dagen na dagtekening is voldaan aan de bij dit arrest uitgesproken veroordeling.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.S. Arnold, M.P. van Achterberg, H. Koster en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 8 maart 2016 door de rolraadsheer.