ECLI:NL:GHAMS:2016:801

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 januari 2016
Publicatiedatum
7 maart 2016
Zaaknummer
23-005130-14
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugwijzing naar de rechtbank wegens schending van verdedigingsrechten in strafzaak

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 januari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in Nigeria, was beschuldigd van het in bezit hebben van valse identiteitsdocumenten. De politierechter had de zaak op 19 december 2014 inhoudelijk behandeld, maar de verdediging was niet in de gelegenheid gesteld om zijn verdedigingsrechten uit te oefenen. De raadsman van de verdachte had op basis van informatie van de griffie van de rechtbank verondersteld dat de zaak was geseponeerd, waardoor noch hij noch de verdachte op de zitting aanwezig waren. Het hof oordeelde dat de politierechter niet had mogen toekomen aan de behandeling van de zaak, omdat de verdediging niet adequaat was geïnformeerd. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en wees de zaak terug naar de rechtbank Noord-Holland voor een nieuwe behandeling, met inachtneming van de rechten van de verdediging zoals vastgelegd in artikel 6, derde lid, van het EVRM.

Uitspraak

Parketnummer: 23-005130-14
Datum uitspraak: 28 januari 2016
TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 19 december 2014 in de strafzaak onder parketnummer 15-225134-14 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Nigeria) op [geboortedag] 1982,
bereikbaar voor de gerechtelijke instanties op postbus [adres]

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 28 januari 2016.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Zij heeft de vernietiging van het vonnis en de terugwijzing van de zaak gevorderd.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 12 oktober 2014 in de gemeente Haarlemmermeer, te Schiphol, in het bezit was van twee, althans een of meer, reisdocument(en)/ paspoort(en) of Nederlandse identiteitskaart(en) als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht of een of meer ander(e) identiteitsbe- wijs/-bewijzen dat/die afgegeven is/zijn door een dienst of organisatie van vitaal of nationaal belang, te weten een vals/vervalst paspoort (nummer [paspoort nummer 1]) op naam van ene [naam 1] en/of een vals/vervalst paspoort (nummer [paspoort nummer 2]), op naam van ene [naam 2], waarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat de/het reisdocument(en)/paspoort(en) of de Nederlandse identiteitskaart(en) vals of vervalst was, bestaande de valsheid of vervalsing hierin dat over de oorspronkelijke personalia en/of foto('s) een (sticker)vel en/of folie was aangebracht met de personalia en/of de foto van genoemde [naam 1] en/of [naam 2].
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en het hof zal de zaak terugwijzen naar de rechtbank Noord-Holland. Het hof overweegt hiertoe als volgt.
De raadsman van de verdachte, mr. C.A.F. Visser te Wormerveer, heeft zich in eerste aanleg op 16 oktober 2014 gesteld en het schaduwdossier in de zaak tegen zijn cliënt opgevraagd. Dit verzoek heeft de raadsman herhaald op 15 december 2014. Op 16 december 2014 heeft de raadsman in verband met het voorgaande telefonisch contact opgenomen met de griffie van de rechtbank Noord-Holland. Tijdens dit telefoongesprek is volgens de raadsman door de griffie van de rechtbank te kennen gegeven dat de zaak tegen de verdachte was geseponeerd. De raadsman is naar eigen zeggen op grond van dit telefoongesprek in de veronderstelling komen te verkeren dat de zaak niet meer behandeld zou worden op 19 december 2014, reden waarom noch de raadsman noch de verdachte ter terechtzitting van 19 december 2014 zijn verschenen. De strafzaak tegen de verdachte is echter op 19 december 2014 wel inhoudelijk (bij verstek) behandeld.
Voorts blijkt uit een brief van de griffie van de rechtbank Noord-Holland dat pas op 18 december 2014 aan de raadsman een schaduwdossier is verstuurd, welk dossier de raadsman kennelijk eerst op 20 december 2014 – dus na de behandeling in eerste aanleg – heeft ontvangen.
Bij deze stand van zaken is het hof, met de advocaat-generaal, van oordeel dat de politierechter aan de behandeling ten gronde niet had mogen toekomen, nu de verdediging niet in de gelegenheid is gesteld van zijn verdedigingsrechten gebruik te maken als bedoeld in artikel 6, derde lid, van het EVRM.

BESLISSING

Het hof vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Wijst de zaak terug naar de rechtbank Noord-Holland, teneinde met inachtneming van dit arrest recht te doen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.M.J. Quaedvlieg, mr. I.M.H. van Asperen de Boer-Delescen en mr. R.C.P. Haentjens, in tegenwoordigheid van mr. M. Helmers, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 28 januari 2016.
mr. H.M.J. Quaedvlieg en mr. R.C.P. Haentjens zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.