ECLI:NL:GHAMS:2016:800

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 februari 2016
Publicatiedatum
7 maart 2016
Zaaknummer
23-002746-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van betrokkenheid bij de invoer van cocaïne na hoger beroep

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 11 februari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 26 juni 2015. De verdachte, geboren in Nigeria in 1974, was beschuldigd van betrokkenheid bij de invoer van cocaïne. De tenlastelegging omvatte onder andere het trachten te bewegen van anderen om een strafbaar feit te plegen, het verschaffen van gelegenheid en middelen tot het plegen van dat feit, en het in ontvangst nemen van een tas met cocaïne. Tijdens de zittingen in hoger beroep op 28 januari 2016 en de eerdere zitting in eerste aanleg, heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, evenals de verdediging van de verdachte. Het hof heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte op de hoogte was van de inhoud van de in beslag genomen tas, waardoor niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij de hem ten laste gelegde feiten had gepleegd. Het hof heeft daarom het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van alle beschuldigingen. De beslissing is genomen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof, waarbij de rechters H.M.J. Quaedvlieg, I.M.H. van Asperen de Boer-Delescen en R.C.P. Haentjens aanwezig waren. De uitspraak is openbaar gedaan en de griffier was mr. M. Helmers.

Uitspraak

Parketnummer: 23-002746-15
Datum uitspraak: 11 februari 2016
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 26 juni 2015 in de strafzaak onder parketnummer 15/820222-15 tegen
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] (Nigeria) op [geboortedag] 1974,
adres: [adres]

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 28 januari 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
primair:hij op of omstreeks 01 maart 2015 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht , al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
subsidiair:hij op of omstreeks 1 maart 2015 te Schiphol en/of Amsterdam, in elk geval in Nederland,
meermalen, althans eenmaal,
(telkens) tezamen in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet,
te weten het opzettelijk binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen van hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I,
voor te bereiden en/of te bevorderen,
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn of om daartoe gelegenheid , middelen of inlichtingen te verschaffen, en/of
- zich en/of een of meer anderen gelegenheid en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte, en of zijn mededader(s) tezamen en in vereniging met (een) had(den) om te vermoeden dat zijn bestemd waren tot het plegen van dat/die feit(en),
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen (telkens):
- ( meermalen) telefonisch, via de applicatie Whatsapp, instructies, althans (een) bericht(en) en/of afbeelding(en) uitgewisseld over het ophalen en/of ontmoeten van [medeverdachte] (die op 28 februari 2015 opzettelijk een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne binnen het grondgebied van Nederland had gebracht) en/of het van voornoemde [medeverdachte] in ontvangst nemen en/of overnemen van een (piloten)koffer, althans een tas, en/of
- zich (daartoe) met een voertuig op 1 maart 2015 naar de luchthaven Schiphol begeven (met als doel om voornoemde [medeverdachte] te ontmoeten).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.

Vrijspraak

Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzittingen in eerste aanleg en hoger beroep is naar het oordeel van het hof onvoldoende komen vast te staan dat de verdachte wetenschap had van de (oorspronkelijke) inhoud van de in beslag genomen pilotentas. Hierdoor is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte primair en subsidiair is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.M.J. Quaedvlieg, mr. I.M.H. van Asperen de Boer-Delescen en mr. R.C.P. Haentjens, in tegenwoordigheid van mr. M. Helmers, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 11 februari 2016.
mr. H.M.J. Quaedvlieg en mr. R.C.P. Haentjens zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[....]