ECLI:NL:GHAMS:2016:744
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- M. Wigleven
- H.A. van den Berg
- W.K. van Duren
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van spoedmachtiging uithuisplaatsing van minderjarige in het kader van gezinsbescherming
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen de beschikking van de kinderrechter die een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van haar minderjarige kind heeft verleend. De moeder is op 19 november 2015 in hoger beroep gekomen van de beschikkingen van 30 oktober en 11 november 2015, waarin de kinderrechter de gecertificeerde instelling (GI) machtigde om de minderjarige uit huis te plaatsen. De moeder betwist dat er op dat moment sprake was van onmiddellijk en ernstig gevaar voor de minderjarige, en stelt dat de GI onterecht heeft gehandeld door de spoedmachtiging aan te vragen. De GI daarentegen verdedigt de beslissing en stelt dat de situatie van de minderjarige op dat moment onveilig was, mede door signalen van conflicten in de thuissituatie en de inhoud van een sms-bericht van de moeder waarin zij om hulp vroeg.
Tijdens de zitting is vastgesteld dat de moeder en de vader van de minderjarige een relatie hebben gehad en dat de minderjarige onder toezicht was gesteld. De moeder heeft op 25 oktober 2015 een sms-bericht gestuurd waarin zij om onmiddellijke uithuisplaatsing van de minderjarige verzocht. De GI heeft daarop een spoedmachtiging aangevraagd, die door de kinderrechter is verleend. Het hof heeft de situatie beoordeeld en geconcludeerd dat er voldoende redenen waren voor de GI om de spoedmachtiging aan te vragen, gezien de onveilige situatie voor de minderjarige. Het hof heeft de bestreden beschikkingen bekrachtigd, omdat er op het moment van de beslissing sprake was van onmiddellijk en ernstig gevaar voor de minderjarige.