ECLI:NL:GHAMS:2016:716

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
2 maart 2016
Publicatiedatum
2 maart 2016
Zaaknummer
23-003457-13
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Amsterdam inzake brandstichting door een brandweerman

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 2 maart 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte, een brandweerman, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van elf jaar voor meerdere brandstichtingen. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak van bepaalde feiten. Het hof heeft de bewezenverklaring van de brandstichtingen herzien en de verdachte voor feiten 1, 2, 3, 4, 7 en 8 schuldig bevonden aan opzettelijk brand stichten, met gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar. De verdachte heeft brand gesticht aan bomen, struiken en woningen, waarbij hij grote materiële schade heeft veroorzaakt en mensenlevens in gevaar heeft gebracht. Het hof heeft de straf verlaagd naar acht jaar gevangenisstraf, rekening houdend met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd. De verdachte is volledig toerekenbaar geacht, ondanks eerdere rapportages die een verminderd toerekeningsvermogen suggereerden. De uitspraak benadrukt de ernst van brandstichting en de gevolgen daarvan voor de samenleving.

Uitspraak

parketnummer: 23-003457-13
datum uitspraak: 2 maart 2016
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 18 juli 2013 in de strafzaak onder parketnummer 13-667086-11 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1980,
thans gedetineerd in PI Utrecht – Huis van Bewaring locatie Nieuwegein.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep feit 5 en 6

De verdachte is door rechtbank vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 5 en 6 is ten laste gelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzittingen in hoger beroep van
25 februari 2014, 2 oktober 2015, 16 februari 2016, 17 februari 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank en in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijzigingen is aan de verdachte - voor zover in hoger beroep nog aan de orde - ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 05 april 2012 te Laren, in elk geval in Nederland, opzettelijk brand heeft gesticht aan een of meer bo(o)m(en) en/of struik(en) en/of een bosperceel (gelegen op de Zuiderheide aldaar), immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk met een aansteker die bo(o)m(en) en/of die struik(en) en/of dat bosperceel heeft aangestoken, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met die bo(o)m(en) en/of die struik(en) en/of dat bosperceel, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan die bo(o)m(en) en/of die struik(en) en/of dat bosperceel geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor omringend(e) bo(o)m(en) en/of struik(en) en/of bosgebied en/of het in de nabijheid gelegen Theehuis Bluk en/of het in de nabijheid gelegen Motel Witte Bergen en/of een of meer in de nabijheid gelegen woning(en) en/of een of meer auto's rijdende op de nabijgelegen rijksweg A1, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de in dat (omringend) bosgebied aanwezige perso(o)n(en) en/of de in dat Theehuis Bluk aanwezige perso(o)n(en) en/of de in dat Motel Witte Bergen aanwezige perso(o)n(en) en/of de in die in de nabijheid gelegen woning(en) aanwezige perso(o)n(en) en/of de bestuurders en/of perso(o)n(en) van/in die op de nabijgelegen rijksweg A1 rijdende auto's, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was;
Zaakdossier 3000
2.
hij op of omstreeks 03 april 2012 te Hilversum, in elk geval in Nederland, opzettelijk brand heeft gesticht aan een of meer bo(o)m(en) en/of struik(en) en/of een bosperceel (gelegen aan de Spanderslaan aldaar), immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk met een aansteker die bo(o)m(en) en/of struik(en) en/of dat bosperceel aangestoken, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met die bo(o)m(en) en/of die struik(en) en/of dat bosperceel, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan die bo(o)m(en) en/of die struik(en) en/of dat bosperceel geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor omringend(e) bo(o)m(en) en/of struik(en) en/of bosgebied en/of het in de nabijheid gelegen Restaurant Robert, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de in dat bosperceel en/of in dat (omringend) bosgebied aanwezige perso(o)n(en) en/of de in Restaurant Robert aanwezige perso(o)n(en), in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was;
Zaakdossier 2000
3.
hij op of omstreeks 01 april 2012 te Eemnes, in elk geval in Nederland, opzettelijk brand heeft gesticht aan een of meer bo(o)m(en) en/of struik(en) en/of een bosperceel (gelegen aan de Hooiergracht Zuid aldaar), immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk met een aansteker die bo(o)m(en) en/of die struik(en) en/of dat bosperceel aangestoken, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met die bo(o)m(en) en/of die struik(en) en/of dat bosperceel, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan die bo(o)m(en) en/of die struik(en) en/of dat bosperceel geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor omringend(e) bo(o)m(en) en/of struik(en) en/of bosgebied en/of het in de nabijheid gelegen Theehuis Bluk en/of Motel Witte Bergen en/of een of meer in de nabijheid gelegen woning(en), in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de in dat (omringend) bosgebied aanwezige perso(o)n(en) en/of de in dat Theehuis Bluk aanwezige perso(o)n(en) en/of de in dat Motel Witte Bergen aanwezige perso(o)n(en) en/of de in die in de nabijheid gelegen woning(en) aanwezige perso(o)n(en), in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was;
Zaakdossier 1000
4.
hij op of omstreeks 08 januari 2012 te Eemnes, in elk geval in Nederland, opzettelijk brand heeft gesticht aan de (rietkapbedekking van) een woning (gelegen aan perceel [adres 1] aldaar), immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk met een aansteker de rietkapbedekking van die woning aangestoken, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met de rietkapbedekking van die woning, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan (de rietkapbedekking van) die woning en/of de in die woning aanwezige voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die woning en/of de in die woning aanwezige (overige) voorwerp(en) en/of de in de nabijheid gelegen woning(en), in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de in de in de nabijheid gelegen woning(en) aanwezige perso(o)n(en), in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
Zaakdossier 5000
7.
hij op of omstreeks 19 november 2011 te Laren, in elk geval in Nederland, opzettelijk brand heeft gesticht in/aan de (rietkapbedekking van) een woning (gelegen aan perceel [adres 2] aldaar), immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk met een aansteker (de rietkapbedekking van) die woning aangestoken, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met (de rietkapbedekking van) die woning, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan die woning en/of de in die woning aanwezige (overige) voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor de in die woning aanwezige (overige) voorwerp(en) en/of de in de nabijheid van die woning gelegen woning(en), in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de in die woning aanwezige perso(o)n(en) en/of de in die in de nabijheid gelegen woning(en) aanwezige perso(o)n(en), in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was;
Zaakdossier 8000
8.
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 01 januari 2006 tot en met 13 mei 2012 te Laren en/of Blaricum en/of Eemnes en/of Hilversum, in elk geval in Nederland, een of meer ma(a)l(en) opzettelijk brand heeft gesticht in/aan/bij
- ( (de rietkapbedekking van) een woning, gelegen aan perceel [adres 3] op 18 maart 2009 te Laren (zaakdossier 9000) en/of
- ( (de rietkapbedekking van) een pand, gelegen aan perceel [adres 4] op 16 augustus 2008 te Blaricum (zaakdossier 10000) en/of
- ( (de rietkapbedekking van) een woning, gelegen aan perceel [adres 5] op 18 juni 2010 te Laren (zaakdossier 12000) en/of
- en/of een of meer voertuig(en), te weten een bestelbus van het merk Iveco, met het kenteken [kentekennummer 1] en/of een personenauto van het merk Ford Ka, met het kenteken [kentekennummer 2] en/of een personenauto van het merk Fiat, type Stilo, met het kenteken [kentekennummer 3] (telkens) op 25 juni 2010 te Laren (zaakdossier 11000)
immers heeft verdachte toen aldaar (telkens) opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met in/aan/bij (de rietkapbedekking van) die woning(en) en/of pand(en) en/of voertuig(en) althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan die woning(en) en/of pand(en) en/of voertuig(en) en/of de in die woning(en) en/of pand(en) en/of voertuig(en) aanwezige (overige) voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan (telkens) gemeen gevaar voor de in de nabijheid van die woning(en) en/of pand(en) en/of container(s) en/of voertuig(en) gelegen woning(en) en/of pand(en) en/of voertuig(en) en/of bo(o)m(en) en/of struik(en) en/of bosgebied, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de in die nabijheid gelegen woning(en)en/of pand(en) en/of voertuig(en) aanwezige perso(o)n(en), in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of andere, te duchten was.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring en strafoplegging komt dan de rechtbank.

Bewijsoverwegingen ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3

Met de advocaat-generaal en de verdediging is het hof van oordeel dat de feiten 1, 2 en 3 wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard, met dien verstande dat er telkens sprake was van gemeen gevaar voor omringende bomen, struiken en bosgebied. Het hof zal de verdachte telkens vrijspreken van het ten laste gelegde gemeen gevaar voor gebouwen en levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen, nu daarvoor onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is.

Bewijsoverwegingen ten aanzien van de feiten 4, 7 en 8

De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep het verweer gevoerd dat niet kan worden uitgesloten dat de verdachte bij de politie valse bekentenissen heeft afgelegd, gezien de combinatie van de persoonlijkheid van de verdachte, de wijze van verhoren en de omstandigheden waaronder die verhoren hebben plaatsgehad. Daartoe heeft hij aangevoerd dat:
  • in de persoonlijkheid van de verdachte blijkens verrichte persoonlijkheidsonderzoeken risicofactoren te onderkennen zijn voor het afleggen van een valse bekentenis;
  • sprake is geweest van een met de zogenaamde “Reid-techniek” te vergelijken verhoortechniek;
  • de verdachte erg vermoeid was tijdens de verhoren, maar desondanks op 2 dagen bijna 6 uur per dag is ondervraagd.
De verklaringen van de verdachte bij de politie zijn gelet hierop onbetrouwbaar en mogen om die reden niet worden gebruikt voor het bewijs, aldus de raadsman.
Het hof overweegt hierover als volgt.
Artikel 29 van het Wetboek van Strafvordering behelst het zogenaamde pressieverbod, hetgeen betekent dat de verhorende ambtenaar zich van alles onthoudt wat de strekking heeft een verklaring te krijgen waarvan niet kan worden gezegd dat deze in vrijheid is verkregen.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep is met betrekking tot de verhoren van de verdachte het volgende gebleken.
De verdachte is op 14 mei 2012 in totaal gedurende 5 uur en 50 minuten verhoord. Op 15 mei 2012 is hij in totaal gedurende 3 uur en 46 minuten verhoord. Op beide dagen zijn pauzes ingelast en heeft de verdachte gesproken met zijn raadsvrouw (
dossier p. 365). Vanuit een regieruimte werd het verhoor gadegeslagen en beluisterd door een gedragsdeskundige. In de verhoorkamer hingen flip-overs, met daarop informatie over een aantal feiten waarvan de verdachte werd verdacht.
Voor wat betreft de wijze waarop de verhoren hebben plaatsvonden (de duur van de verhoren, het meekijken door de gedragsdeskundige, het ophangen van de flip-overs) is het hof van oordeel dat zich geen ongeoorloofdheid heeft voorgedaan.
Tijdens de verhoren hebben de verbalisanten zich jegens de verdachte onder meer uitgelaten over de rol van de advocaat. Zo is hem onder meer medegedeeld:
  • “Ik probeer jou uit te leggen dat een advocaat werkt vanuit haar werkzaamheden. Dat kan een nadeel zijn voor jou” (
  • “dus jij laat je leiden door de je advocaat”. De verdachte stelt daarop: “die weet wat goed voor mij is”, waarop de verbalisant vervolgt met: “Wat is goed voor jou zelf?.. We zien dat je zichtbaar moeite hebt met het feit dat je niet moet verklaren. Wij begrijpen jouw reden van jouw advocaat (
  • “Jij weet nu een heleboel. De advocaat niet. De advocaat weet ook niets van het onderzoek dat wij hebben gedaan. Die weet dat je bent aangehouden voor brandstichting. En dat is het… Hoe moeilijk is dit voor je?” (
De verbalisanten hebben tevens verwezen naar de familie en vrienden van de verdachte en dit gekoppeld aan de noodzaak dat de verdachte geholpen wordt:
- “ “Wij willen dat er geen ongelukken meer gaan gebeuren…Jij moet geholpen worden. Er moet een einde aan komen. Wij willen dat je hulp krijgt…Wij willen de waarheid. Als de (het hof begrijpt) waarheid hier op tafel ligt, kun je pas geholpen worden” (
dossier p. 380/381).
- “ “ [naam 1] maakt zich echt heel veel zorgen om jou” (
dossier p. 380).
- “ “Iedereen is er bij gebaat dat jij hulp gaat krijgen. Iedereen... Denk aan [naam 2] , denk aan je kinderen... Jouw allerbeste vriend [naam 1] zegt dat jij hulp nodig hebt” (
dossier p. 382).
De opmerkingen van de verbalisanten met betrekking tot de werkzaamheden van de raadsvrouw zijn niet ter zake doende en kunnen worden opgevat als een poging een wig te drijven tussen de raadsvrouw en de verdachte, hetgeen met waarheidsvinding, waartoe het verhoor dient te strekken, niets uitstaande heeft. Verder kunnen ook kritische kanttekeningen geplaatst worden bij de uitlatingen van de verbalisanten met betrekking tot de gestelde noodzaak van hulp voor de verdachte en het betrekken van de naaste familieleden en een goede vriend van de verdachte bij het verhoor. Niettemin is het hof van oordeel, mede gelet op de hiervoor geschetste omstandigheden waaronder de verhoren hebben plaatsgevonden, dat de verbalisanten zich niet zodanig opgesteld hebben dat gezegd kan worden dat sprake is geweest van ongeoorloofde verhoortechnieken, of dat in strijd met het pressieverbod is gehandeld.
Anders dan de raadsman acht het hof de verklaringen van de verdachte bij de politie betrouwbaar en daarom bruikbaar voor het bewijs.
Het hof overweegt daaromtrent het volgende.
Uit de schriftelijke weergave van de verhoren op 14 en 15 mei 2012 en de waarneming van het hof ter terechtzitting in hoger beroep van de video-opnames die van de verhoren zijn gemaakt, volgt dat de verdachte een nuchtere en berekenende indruk maakt. Hij onderhandelt weloverwogen met de verhoorders en vraagt zich daarbij hardop af wat voor hem het gunstigst is, bekennen of ontkennen. De verdachte benoemt tijdens de verhoren details van branden die langere tijd geleden hebben plaatsgehad. Zo weet de verdachte zich het opschrift ‘Havo’ van de in brand gestoken bestelbus (feit 8) te herinneren en gaat hij met de verhoorders in discussie over de precieze locatie van de brand aan de [adres 5] (feit 8). Over de brand aan de [adres 3] (feit 8) verklaart hij dat hij een ladder moest gebruiken om bij het rieten dak te komen, daarmee blijk gevend van wetenschap omtrent het feit dat de overstek te hoog was om zonder ladder in brand te kunnen steken. Daaraan doet niet af dat hij omtrent de wijze waarop hij de ladder ter plaatse zou hebben aangetroffen mogelijk niet juist verklaard heeft, nu hij zich op dit ondergeschikte punt, mede in aanmerking genomen het tijdsverloop, zeer wel vergist kan hebben.
Naast de gedetailleerde bekentenissen ontkent de verdachte andere branden consequent en met een grote stelligheid. Hij is selectief en stellig in zowel zijn bekentenissen als ontkenningen en herhaalt deze op verschillende momenten in het verhoor. Opvallend hierbij is dat hij de branden die hij niet gesticht kan hebben ontkent en de branden waarvoor hij geen alibi heeft bekent. Dit valt niet te rijmen met de door de verdediging gestelde strategie ‘bekennen om sneller naar huis te mogen’. In die strategie had het immers voor de hand gelegen de branden te bekennen die hij niet gesticht kon hebben, zodat de politie hem op grond van de te constateren onjuistheid van de verklaringen naar huis zou sturen.
Tot slot maken de gedetailleerde verklaringen van de verdachte over de met de branden gepaard gaande drang, de ontlading achteraf, de impulsiviteit bij zijn beslissingen tot het stichten van branden en het drankgebruik voorafgaand aan de brandstichtingen een authentieke indruk.
Gelet op het bovenstaande acht het hof de door de verdachte bij de politie afgelegde bekentenissen, ook in combinatie met de wijze waarop en de omstandigheden waaronder de verhoren hebben plaatsgevonden, betrouwbaar en zal het hof deze gebruiken voor het bewijs.
Het voorwaardelijke verzoek van de raadsman een deskundige, bij voorkeur Prof. Dr. [deskundige 1] , te benoemen en te laten rapporteren over de betrouwbaarheid van de verklaringen van de verdachte wordt, gelet op het voorgaande, afgewezen nu de noodzaak daartoe ontbreekt.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 7 en 8 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 5 april 2012 te Laren opzettelijk brand heeft gesticht aan een of meer bo(o)m(en) en/of struik(en) en/of een bosperceel gelegen op de Zuiderheide aldaar, immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met die bo(o)m(en) en/of die struik(en) en/of dat bosperceel, ten gevolge waarvan die bo(o)m(en) en/of die struik(en) en/of dat bosperceel geheel of gedeeltelijk zijn verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor omringend(e) bo(o)m(en) en/of struik(en) en/of bosgebied te duchten was;
2.
hij op 3 april 2012 te Hilversum opzettelijk brand heeft gesticht aan een of meer bo(o)m(en) en/of struik(en) en/of een bosperceel gelegen aan de Spanderslaan aldaar, immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met die bo(o)m(en) en/of die struik(en) en/of dat bosperceel, ten gevolge waarvan die bo(o)m(en) en/of die struik(en) en/of dat bosperceel geheel of gedeeltelijk zijn verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor omringend(e) bo(o)m(en) en/of struik(en) en/of bosgebied te duchten was;
3.
hij op 1 april 2012 te Eemnes opzettelijk brand heeft gesticht aan een of meer bo(o)m(en) en/of struik(en) en/of een bosperceel gelegen aan de Hooiergracht Zuid aldaar, immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met die bo(o)m(en) en/of die struik(en) en/of dat bosperceel, ten gevolge waarvan die bo(o)m(en) en/of die struik(en) en/of dat bosperceel geheel of gedeeltelijk zijn verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor omringend(e) bo(o)m(en) en/of struik(en) en/of bosgebied te duchten was;
4.
hij op 8 januari 2012 te Eemnes opzettelijk brand heeft gesticht aan de rietkapbedekking van een woning gelegen aan perceel [adres 1] aldaar, immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk met een aansteker de rietkapbedekking van die woning aangestoken, ten gevolge waarvan de rietkapbedekking van die woning en de in die woning aanwezige voorwerpen gedeeltelijk zijn verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die woning en de in die woning aanwezige (overige) voorwerp(en) te duchten was;
7.
hij op 19 november 2011 te Laren opzettelijk brand heeft gesticht aan de rietkapbedekking van een woning gelegen aan perceel [adres 2] aldaar, immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk met een aansteker de rietkapbedekking van die woning aangestoken, ten gevolge waarvan die woning gedeeltelijk is verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor de in die woning aanwezige voorwerpen en de in de nabijheid van die woning gelegen woning en levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de in die woning aanwezige personen en de in die in de nabijheid gelegen woning aanwezige personen te duchten was;
8.
hij in de periode van 16 augustus 2008 tot en met 25 juni 2010 te Laren en Blaricum opzettelijk brand heeft gesticht aan:
- de rietkapbedekking van een woning, gelegen aan perceel [adres 3] te Laren, op 18 maart 2009,
immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met de rietkapbedekking van die woning, ten gevolge waarvan die woning gedeeltelijk is verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was;
en
- de rietkapbedekking van een pand, gelegen aan perceel [adres 4] te Blaricum, op 16 augustus 2008,
immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met de rietkapbedekking van dat pand, ten gevolge waarvan dat pand en de in dat pand aanwezige voorwerpen gedeeltelijk zijn verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was;
en
- de rietkapbedekking van een woning, gelegen aan perceel [adres 5] te Laren op 18 juni 2010,
immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met de rietkapbedekking van die woning, ten gevolge waarvan die woning gedeeltelijk is verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was;
en
- een voertuig, te weten een bestelbus van het merk Iveco, met het kenteken [kentekennummer 1] op 25 juni 2010 te Laren;
immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met dat voertuig, ten gevolge waarvan dat voertuig en de in dat voertuig aanwezige voorwerpen gedeeltelijk zijn verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was.
Hetgeen onder 1, 2, 3, 4, 7 en 8 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2, 3, 4, 7 en 8 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1, 2, 3, 4 en 8 bewezen verklaarde levert telkens op:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
Het onder 7 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1, 2, 3, 4, 7 en 8 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1, 2, 3, 4, 7, en 8 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van elf jaar met aftrek van voorarrest.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1, 2, 3, 4, 7 en 8 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaar en TBS met dwangverpleging.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De Pro Justitia rapportages en de rapportage van het Pieter Baan Centrum
Het hof heeft acht geslagen op de omtrent de verdachte opgemaakte ambulante Pro Justitia rapportages, te weten een rapport van de psycholoog [deskundige 2] van 13 juli 2014 en een rapport van de psychiater [deskundige 3] van 25 juli 2014. Deze deskundigen komen - kort gezegd - tot de conclusie dat de verdachte lijdt aan een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een persoonlijkheidsstoornis NAO, met narcistische, antisociale en afhankelijke kenmerken. [deskundige 2] wijst daarnaast nog op het feit dat sprake is van alcoholmisbruik of alcoholafhankelijkheid (in detentie volledig in remissie), [deskundige 3] op een secundaire slaapstoornis (partieel in remissie) en alcoholmisbruik (in gedwongen remissie). Op basis van het dossier kan een eventueel vermoeden van een ziekelijke stoornis, in de vorm van pyromanie, volgens de deskundigen niet worden uitgesloten.
Gelet op de vastgestelde persoonlijkheidsstoornis kan de verdachte verminderd toerekenbaar worden geacht voor de feiten 1, 2 en 3. Over de andere feiten onthouden de deskundigen zich van een uitspraak, aangezien op basis van de ontkenning van de verdachte geen betrouwbare uitspraken gedaan kunnen worden omtrent zijn motieven en beweegredenen ten tijde van deze feiten. De deskundigen adviseren de maatregel van TBS met dwangverpleging op te leggen. Zij blijven, gehoord als deskundigen tijdens de terechtzitting in hoger beroep, bij hun conclusies en geven daarbij nog aan - kort gezegd - dat sprake is van langdurig disfunctioneren en dat de hulp van anderen die de verdachte steeds nodig heeft bij het herstellen van het evenwicht in zijn persoonlijk leven de aanwezige persoonlijkheidspathologie compenseert.
Ter zitting van 9 december 2014 heeft het hof opdracht gegeven de verdachte nader te onderzoeken in het Pieter Baan Centrum (hierna: PBC). De verdachte is daar acht weken onderzocht en geobserveerd.
De psychiater [deskundige 4] en de psycholoog [deskundige 5] hebben in hun rapport van 2 juni 2015 aangegeven dat geen aanwijzingen zijn gevonden voor een acuut psychiatrisch toestandsbeeld zoals een psychose, depressie of angsttoestand. Er zijn ook geen aanwijzingen voor een ernstige psychiatrische stoornis, zoals schizofrenie, ADHD, autismespectrum stoornis of bipolaire stoornis, nu en in het verleden. Er kan geen psychopathologie in bredere zin worden vastgesteld. Evenmin zijn aanwijzingen gevonden voor alcoholmisbruik of alcoholafhankelijkheid, wel van overmatig alcoholgebruik onder invloed van ervaren stress. Vastgesteld is dat de verdachte een weinig autonome man is met een zwakke identiteit, zonder dat dit in bredere zin tot grote problemen in het psychosociaal functioneren lijkt te hebben geleid. Er kunnen vraagtekens gezet worden bij de betrouwbaarheid van door de verdachte gegeven informatie; de dynamiek achter zijn schulden is niet duidelijk. De verdachte is egocentrisch en opportunistisch, maar er zijn geen aanwijzingen voor een antisociale of parasitaire levensstijl. Door zijn instabiele zelfgevoel is hij afhankelijk van de goedkeuring van belangrijke anderen.
Deze problematiek bereikt bij de verdachte volgens deze deskundigen over het algemeen niet het niveau van een persoonlijkheidsstoornis; de verdachte past zich doorgaans goed aan zijn omgeving aan. In bepaalde periodes, waarin hij emotioneel onder druk stond, is kortdurend sprake geweest van aanpassingsproblemen, zoals de hele dag op bed liggen, rekeningen niet betalen en tot niets komen, en het grijpen naar een ongezonde copingsstrategie: overmatig alcoholgebruik.
De deskundigen van het PBC onderschrijven niet de diagnose van de deskundigen [deskundige 2] en [deskundige 3] dat bij de verdachte sprake is van een persoonlijkheidsstoornis NAO. Volgens hen is niet voldaan aan een algemeen criterium van een persoonlijkheidsstoornis volgens het DSM IV classificatiesysteem: “een star en duurzaam patroon van gedachten, gevoelens en gedragingen die binnen de cultuur van de betrokkene duidelijk afwijkt van de verwachtingen”.
Volgens deze deskundigen kan het stichten van diverse branden wijzen in de richting van pyromanie, maar dit is als zodanig onvoldoende om deze diagnose te stellen. Wegens de beperkingen van het onderzoek is het niet mogelijk gebleken om relevante diagnostische aspecten voldoende in kaart te brengen. Concluderend kan op basis van de beschikbare informatie het bestaan van een pathologische fascinatie voor brand, in de vorm van pyromanie, niet worden vastgesteld maar ook niet worden uitgesloten. De deskundigen [deskundige 4] en [deskundige 5] achten de verdachte volledig toerekenbaar.
De conclusie van het hof
Het hof stelt vast dat de deskundigen van het PBC een veel uitgebreider onderzoek hebben kunnen verrichten en ook hebben verricht dan de deskundigen [deskundige 2] en [deskundige 3] . De onderzoekers van het PBC hebben de diagnose van laatstgenoemde deskundigen in hun onderzoek betrokken en die getoetst. Ter terechtzitting van het hof hebben de deskundigen van het PBC uitvoerig en op een voor het hof overtuigende wijze toegelicht hoe en waarom zij afstand hebben genomen van de diagnose die door de deskundigen in het ambulante circuit was gesteld. Het hof acht het uitvoerige onderzoek dat in het PBC is verricht betrouwbaar en de daarop gebaseerde conclusies navolgbaar.
Het hof acht de verdachte daarom volledig toerekenbaar voor de door hem gepleegde brandstichtingen.
De hoogte van de straf
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan negen brandstichtingen. Delen van de natuur, een bestelbus en een groot aantal woningen zijn hierdoor ernstig beschadigd. Hiermee heeft de verdachte grote materiële schade toegebracht aan andermans eigendom.
De woningbranden werden telkens gesticht tijdens de nachtelijke uren en in de nabijheid van andere woningen. Bij één brand waren de bewoners zelfs thuis aanwezig. De verdachte heeft met de brandstichtingen niet alleen gevaar veroorzaakt voor andere goederen maar hij heeft ook mensenlevens op het spel gezet. De verdachte was zelf brandweerman en moet zich dan ook zeer bewust zijn geweest van de grote risico’s die hij met zijn daden nam. Dat er uiteindelijk geen doden of gewonden zijn gevallen is een bijzonder gelukkige omstandigheid die echter geenszins aan de verdachte te danken is. De branden hebben de bewoners van delen van Het Gooi gedurende lange tijd in hun greep gehouden en bij hen voor veel angst en gevoelens van onveiligheid gezorgd.
Dit zijn zeer ernstige feiten waarvoor slechts een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur passend is. De rechtbank heeft aan de verdachte een gevangenisstraf voor de duur van elf jaar opgelegd. De rechtbank heeft bij alle feiten bewezen geacht dat door de brandstichting levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor andere personen te duchten was.
Het hof is daarentegen van oordeel dat dit alleen geldt voor feit 7.
Gelet hierop en tevens op de straffen die in zaken van soortgelijke ernst worden opgelegd, acht het hof de door de rechtbank opgelegde straf te hoog en zal daarom een gevangenisstraf van geringere duur opleggen.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57 en 157 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 5 en 6 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover in hoger beroep nog aan de orde, en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 7 en 8 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3, 4, 7 en 8 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. E. Mijnsberge, mr. W.M.C. Tilleman en mr. S.M.M. Bordenga, in tegenwoordigheid van mr. A.S. Metgod, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
2 maart 2016.
=========================================================================
[....]