ECLI:NL:GHAMS:2016:662

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 februari 2016
Publicatiedatum
25 februari 2016
Zaaknummer
23-002810-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van oplichting na geldwisseltruc in Amsterdam

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 24 februari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Roemenië, was beschuldigd van oplichting, waarbij hij op 17 maart 2015 in Amsterdam met een valse naam en listige kunstgrepen geld had proberen te verkrijgen van verschillende slachtoffers, waaronder medewerkers van cafés en winkels. De tenlastelegging omvatte twee incidenten waarbij de verdachte een briefje van vijftig euro toonde en wisselgeld vroeg, maar het biljet niet daadwerkelijk overhandigde. Tijdens de zitting in hoger beroep op 10 februari 2016 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die een gevangenisstraf van één maand had geëist. De raadsman voerde aan dat de feitelijke invulling van de delictsomschrijving onvoldoende was voor een bewezenverklaring van oplichting. Het hof oordeelde dat de slachtoffers niet voldoende waakzaam waren geweest en dat de verdachte niet wettig en overtuigend schuldig kon worden bevonden aan de tenlastegelegde feiten. Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en sprak de verdachte vrij van de beschuldigingen. Tevens werd de vordering van de benadeelde partij, Café [café], niet-ontvankelijk verklaard, en werd bepaald dat de in beslag genomen bedragen aan de betrokken cafés moesten worden teruggegeven. Het restant van het in beslag genomen geld werd teruggegeven aan de verdachte.

Uitspraak

parketnummer: 23-002810-15
datum uitspraak: 24 februari 2016
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 26 juni 2015 in de strafzaak onder parketnummer
13-701499-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortedag] 1972,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 10 februari 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
1:
hij op een of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 17 maart 2015 te Amsterdam met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 1] en/of restaurant [restaurant] en/of [slachtoffer 2] en/of café [café] heeft bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedrag(en), in elk geval van enig goed, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] een of meer briefje(s) van vijftig euro getoond en/of overhandigd en/of een afleidend praatje is aangegaan (over wisselgeld in verband met sigaretten) en/of (vervolgens) voorafgaand aan het verkrijgen van wisselgeld(en), dat/die briefje(s) van vijftig euro ongezien terug genomen en/of in zijn broekzak gestopt, waardoor voornoemde [slachtoffer 1] en/of [restaurant] en/of [slachtoffer 2] en/of [café] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
2:
hij op een of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 17 maart 2015 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een (of meer) listige kunstgre(e)p(en) en/of door een samenweefsel van verdichtsels, een of meer medewerker(s) van het winkelbedrijf Etos en/of Smartshop [straat] [naam] en/of de Cheese Company te bewegen tot de afgifte van een of meer geldbedrag(en), in elk geval van enig goed, met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid een of meer briefje(s) van vijftig euro getoond en/of overhandigd en/of (vervolgens) voorafgaand aan het verkrijgen van wisselgeld(en), die briefje(s) van vijftig euro ongezien terug heeft genomen en/of in zijn broekzak/kleding heeft gestopt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof recht doet op de grondslag van een in hoger beroep gewijzigde tenlastelegging.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand, met aftrek van voorarrest.

Betoog van de raadsman

Voor zover de raadsman met zijn betoog - inhoudende dat de geldwisseltruc veelal wordt “gelinkt aan Roemeense verdachten” en dat hun "etniciteit (wordt) gebruikt als trigger om ze te volgen”, hetgeen in strijd is “met allerlei beginselen in het strafrecht die ik niet eens hoef te noemen” - heeft bedoeld enig verweer te voeren, kan het niet slagen om redenen die geen nadere toelichting behoeven.

Vrijspraak

De raadsman heeft aangevoerd dat de feitelijke invulling van de wettelijke delictsomschrijving in de tenlastelegging onvoldoende is om tot een bewezenverklaring van oplichting te komen op de grond dat het enkele tonen van een briefje van € 50 geen oplichting oplevert.
Het hof stelt bij de beoordeling van het verweer het volgende voorop.
Bij listige kunstgrepen in de zin van artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht gaat het om bedrieglijke handelingen, geschikt om leugenachtige voorwendsels en valse voorstellingen ingang te doen vinden en daaraan kracht bij te zetten (vgl. HR 24 juli 1936, NJ 1937/80). Voor het bewijs van een listige kunstgreep eist de wet niet meer dan dat het slachtoffer daardoor in concreto is bedrogen. Daarbij komt het aan op alle omstandigheden van het geval, de persoonlijkheid van het slachtoffer daaronder begrepen (HR 4 april 2006, ECLI:NL:HR:2006:AU5719). Naar het oordeel van het hof zijn de omstandigheden van het geval ook relevant voor de mate van waakzaamheid die van mogelijke slachtoffers mag worden gevergd.
In dit geval wordt het volgende vastgesteld.
Op 17 maart 2015 betraden de verdachte en medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte]) omstreeks 18.10 uur café [restaurant], alwaar [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1]) als barmedewerker werkzaam was.
Zij bestelden twee drankjes. Al vrij snel daarna wilde de verdachte bij [slachtoffer 1] betalen en een bedrag van
€ 7,55 afrekenen met een biljet van € 50 dat hij toonde. De verdachte vroeg [slachtoffer 1] bij het wisselgeld ook ‘10 euro klein’ terug te geven voor sigaretten en zei dat hij 55 cent kleingeld had. [slachtoffer 1] is, zonder het biljet van € 50 aan te nemen, naar de kassa gelopen om € 43 euro wisselgeld te pakken en heeft dit vervolgens aan de verdachte gegeven; het biljet van € 50 is niet aan [slachtoffer 1] gegeven. De verdachte en de medeverdachten zijn hierop direct weggelopen.
Om 19.10 uur diezelfde dag namen de verdachte en [medeverdachte] plaats op het terras bij café [café], alwaar [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2]) als barmedewerkster werkzaam was. Zij bestelden twee drankjes. Na 10 minuten wilde de verdachte betalen en een bedrag van € 6,60 afrekenen met een biljet van € 50 dat hij tevoorschijn haalde. De verdachte zei daarbij dat hij nog kleingeld had en ging met zijn hand in zijn tasje, waarna [slachtoffer 2] geld hoorde rinkelen. Vervolgens zei de verdachte: “geef maar 44 euro terug”, waarop [slachtoffer 2] dat bedrag zocht in haar portemonnee. De verdachte vroeg waar hij sigaretten kon kopen; [slachtoffer 2] vertelde hem dat, maar de verdachte gaf te kennen het niet te begrijpen. Vervolgens werd de verdachte boos, omdat [slachtoffer 2] hem voor het kopen van sigaretten naar de coffeeshop had verwezen. [slachtoffer 2] legde hierop nogmaals uit dat hij daar normale sigaretten kon kopen, waarna de verdachte [slachtoffer 2] € 1 ‘als fooi’ gaf en wegliep met het hem intussen overhandigde wisselgeld.
Het hof is van oordeel dat de waakzaamheid die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] aan de dag gelegd hebben gelegd, van dermate (beperkte) omvang is dat niet kan worden bewezen dat zij door de ten laste gelegde listige kunstgrepen tot de afgifte van geld zijn bewogen, waarbij bovendien wordt opgemerkt dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] niet hebben waargenomen dat de verdachte het biljet van € 50, na dit hen te hebben getoond, weer meenam. Veeleer is hun eigen onoplettendheid daaraan debet geweest, waarbij wordt aangetekend dat een en ander niet afdoet aan het afkeurenswaardige karakter van de gedragingen van de verdachte.
Dit betekent dat het onder 1 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen.
Het onder 2 ten laste gelegde treft hetzelfde lot. Ook daar mocht van de betrokken winkelmedewerkers worden verwacht dat zij een oplettende houding zouden aannemen, hetgeen in ieder geval [medewerkster], als medewerkster verbonden aan de Cheese Company, ook heeft gedaan en de politie heeft gebeld nadat de verdachte zich met een briefje van € 50 bij haar presenteerde.
Het voorgaande brengt mee dat de verdachte van hetgeen onder 1 en 2 is ten laste gelegd moet worden vrijgesproken.

Vordering van de benadeelde partij Café [café]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 44,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het onder 1 ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

Beslissing omtrent in beslag genomen goed

Gebleken is dat een onder de verdachte in beslag genomen bedrag van € 93,25 nog niet is teruggegeven. Aannemelijk is dat een deel daarvan, te weten € 43, het wisselgeld afkomstig van café [restaurant] is en een ander deel daarvan, € 44, het wisselgeld van café [café]. Die laatste twee bedragen dienen aan deze etablissementen te worden teruggegeven, nu zij redelijkerwijs hebben te gelden als de rechthebbenden op die bedragen, waarmee de verdachte zich ongerechtvaardigd heeft verrijkt.
Het restant dient te worden teruggegeven aan de verdachte.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Vordering van de benadeelde partij Café [café]
Verklaart de benadeelde partij Café [café] in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Gelast de
teruggaveaan café [restaurant] van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven geldbedrag van € 43.
Gelast de
teruggaveaan café [café] van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven geldbedrag van € 44.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven geldbedrag van € 6,25.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.J.I. de Jong, mr. A.M. van Woensel en mr. M.W. Groenendijk, in tegenwoordigheid van mr. S.M. Schouten, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
24 februari 2016.
[.......]
.