3.1Behoudens voorafgaande toestemming van verhuurder is het huurder niet toegestaan het gehuurde geheel of gedeeltelijk aan derden in huur, onderhuur of gebruik af te staan, ofwel de huurrechten geheel of gedeeltelijk aan derden over te dragen of in te brengen in een maatschap of rechtspersoon.
(…)
Aanpassingen
10.Indien verhuurder het nodig oordeelt in, op of aan het gehuurde of het gebouw of complex waarvan het gehuurde deel uitmaakt of aan belendingen onderhoud, herstel, vernieuwing, waaronder extra voorzieningen en wijzigingen begrepen, renovatie- of andere werkzaamheden te (doen) verrichten (…), zal huurder die werkzaamheden (…) en het eventuele ongerief gedogen, zonder daarvoor enige schadevergoeding of vermindering van de betalingsverplichting of ontbinding van de huurovereenkomst te kunnen vorderen, ook al duurt een en ander langer dan veertig dagen (…). Verhuurder zal bij de uitvoering van de werkzaamheden zoveel mogelijk rekening houden met de belangen van huurder.”
( d) Kess is sinds 2010/2011 eigenares van het gehuurde.
( e) Volgens een uittreksel uit het handelsregister van 25 april 2013 is de eerste vof ontbonden per 31 december 2002 en is haar onderneming met ingang van 1 januari 2003 overgedragen. Volgens een uittreksel uit het handelsregister van 27 juli 2010 wordt sinds 31 december 2003 door [geïntimeerde sub 3] op het adres van het gehuurde een eenmanszaak (handelsnaam [geïntimeerde sub 1] ) gedreven met als datum van vestiging 12 juni 2002.
( f) Bij brief van 21 januari 2011 heeft Kess aan “ [geïntimeerde sub 1] t.a.v. de heer [geïntimeerde sub 3] en de heer [geïntimeerde sub 2] ”, allereerst doen weten, samengevat, dat haar is gebleken dat haar huurder, de eerste vof, als gevolg van ontbinding van die vof niet meer bestaat, dat het gehuurde thans wordt gebruikt door (de eenmanszaak van) [geïntimeerde sub 3] , dat [geïntimeerde sub 3] geen huurder is en het gehuurde daarom zonder recht of titel gebruikt, dat de eerste vof wanprestatie heeft gepleegd door bij haar ontbinding het gehuurde niet leeg aan Kess op te leveren en dat Kess het standpunt inneemt dat het gehuurde alsnog leeg en ontruimd aan haar dient te worden opgeleverd. De brief vervolgt, voor zover thans van belang:
“Naast de kwestie van het niet meer bestaan van de huurder, wijs ik u erop, kondig ik u aan, dat cliënte[Kess; hof]
op korte termijn dient over te gaan tot herstel van de fundering onder het pand. Uit visuele inspectie en een rapportage, opgesteld door de gemeente, is gebleken dat de fundering in matig tot slechte staat verkeert, en in de zogenaamde kwaliteitsklasse IV wordt gewaardeerd. Dit is de klasse waarin op de kortst mogelijke termijn moet worden overgegaan tot herstel.
(…)
Voor het geval de vof dan wel de heer [geïntimeerde sub 3] nog huurder is, dient te gelden dat de huurder moet meewerken aan dringende werkzaamheden die gedurende de huurtijd moeten worden uitgevoerd. Wel bestaat alsdan aanspraak op vermindering van de huurprijs over de periode dat het gehuurde niet kan worden gebruikt. (…)
Last but not least heeft de huurder recht op vergoeding van schade. Hierbij dient u te denken aan het eventuele verschil tussen de door u thans betaalde huurprijs en de wellicht hogere huurprijs die u dient te betalen indien u tijdelijk elders ruimte huurt.
De werkzaamheden met betrekking tot de fundering zullen circa 5 maanden in beslag nemen. Gedurende die periode kan van de bedrijfsruimte op de begane grond geen gebruik worden gemaakt.
Vooruitlopend op de beantwoording van de vraag of wellicht toch sprake is van huurderschap door de vof dan wel door de heer [geïntimeerde sub 3] in privé, verzoek ik u mij te berichten dat u naar aanleiding van de hiervoor aangegeven dringend noodzakelijke werkzaamheden, gedurende een periode van 5 maanden de bedrijfsruimte zult verlaten en of u in dat kader aanspraak maakt op (…) schadevergoeding. Indien dat laatste het geval is, verzoek ik u mij te berichten wat de hoogte van de schadevergoeding naar uw oordeel dient te zijn, en waarop deze is gebaseerd.”
( g) Naar aanleiding van het in deze brief verwoorde standpunt over wie de wederpartij van Kess is, is [geïntimeerde sub 1] (handelsregisternummer [handelsregisternummer B] ), wederom met [geïntimeerde sub 3] en [geïntimeerde sub 2] als (beherende) vennoten, in januari 2011, kennelijk met terugwerkende kracht, per 1 januari 2011 opgericht.
( h) Tussen partijen hebben onderhandelingen plaatsgevonden over de voorwaarden waaronder [geïntimeerden] zullen meewerken aan de door Kess gewenste funderingswerkzaamheden. Partijen zijn het echter niet eens geworden.
( i) In de eerste aanleg van dit geding vorderde Kess, na wijziging van eis, kort gezegd:
primair:
ontbinding van de hiervoor onder 4.1 (b) bedoelde huurovereenkomst met veroordeling van [geïntimeerden] tot ontruiming van het gehuurde,
verklaring voor recht dat [geïntimeerden] geen huurders van het gehuurde zijn, met hun veroordeling tot ontruiming van het gehuurde;
subsidiair:
veroordeling van [geïntimeerden] tot tijdelijke ontruiming van het gehuurde met het oog op de uitvoering van de door Kess gewenste funderingswerkzaamheden, op straffe van de verbeurte van een dwangsom.
Bij het vonnis heeft de kantonrechter de vorderingen afgewezen en Kess in de proceskosten veroordeeld.