ECLI:NL:GHAMS:2016:5901

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
26 oktober 2016
Publicatiedatum
21 januari 2022
Zaaknummer
23-001755-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Amsterdam inzake woningoverval met geweld en poging tot witwassen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 26 oktober 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 17 april 2015. De verdachte, Mega Ulawa, was betrokken bij een gewelddadige woningoverval op een ouder echtpaar in Amstelveen op 18 februari 2014. Tijdens de overval werden de slachtoffers met geweld bedreigd en vastgebonden, waarna een aanzienlijke hoeveelheid waardevolle goederen werd gestolen. De verdachte werd beschuldigd van diefstal met geweld en poging tot witwassen van de gestolen goederen. Het hof heeft de bewijsvoering van de rechtbank herzien en kwam tot de conclusie dat de verdachte een leidende rol had gespeeld in de overval en de daaropvolgende pogingen om de buit te verkopen. Het hof oordeelde dat de verdachte en zijn mededaders zich louter lieten leiden door financieel gewin, zonder rekening te houden met de emotionele en financiële gevolgen voor de slachtoffers. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaren, met aftrek van voorarrest, en de verbeurdverklaring van de in beslag genomen goederen. Tevens werden schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die als gevolg van de overval schade hadden geleden.

Uitspraak

parketnummer: 23-001755-15
datum uitspraak: 26 oktober 2016
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 17 april 2015 in de strafzaak onder de parketnummers 13-669126-14 en 19-017507-11 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1988,
thans gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Nieuwegein te Nieuwegein.

1.Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 1 april 2016, 29 en 30 september 2016, 4 en 12 oktober 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1. primairhij op of omstreeks 18 februari 2014 te Amstelveen, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
- een aantal foto's en/of
- een familieboek en/of
- een of meer mobiele telefoon(s) (merk: Nokia en/of Samsung Galaxy Note II) en/of
- een bankpas van ING en/of -een geldbedrag van 6500 euro, althans een hoeveelheid geld en/of
- een kentekenbewijs deel II behorende bij een Suzuki Splash en/of
- een of meer paspo(o)rt(en) op naam gesteld van [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of
- een hoeveelheid sieraden en/of
- een schoudertas en/of
- een of meer geldkistje(s) met daarin gulden munten en/of
- een Orde van Oranje Nassau op naam van [benadeelde 2] en/of
- een consoleklok in boulle-stijl en/of
- een schilderij van Matthijs Schoevaerdts (Spaans landschap met kerk) en/of
- een of meer schilderij(en) van Frans van Severdonck (Dieren in landschappen) en/of
- een schilderij van Arnold Marc Gorter (Bebost landschap) en/of
- een schilderij van Isaac Israels (Bois de Boulogne) en/of
- een schilderij van L. Barberini (Zuid-Europese marktscene) en/of
- een schilderij van J. Bosboom (Kerkinterieur met figuren) en/of
- een beeld van gekleurd glas (gemaakt door [naam 1] ) en/of
- een collectie judaïca zilver (ter waarde van 150.000 euro) en/of
- een cameoglazen vaasje van Emile Galle en/of
- een Hollandse geelkoperen Chanoeka lamp en/of
- een schildpad parelmoer en/of een zilveren besnijdenisdoos en/of
- een zilveren filigrein bruidskistje en/of
- een rococo bronzen Menora en/of
- een stel zilveren tafelkandelaars (middelhoog model) en/of
- een of meer zilveren bekertje(s) en/of schaaltje(s) en/of
- een collectie van 11, althans een aantal grote stuks zilveren speelgoed en/of
- een collectie van 26, althans een aantal kleine stuks zilveren speelgoed en/of
- een of meer grote zilveren sauskommen (met elk twee oren) en/of
- een of meer antieke zilveren breipenhouders en/of
- een zilveren lepeldoos (met oud-Hollands reliëfdecor) en/of
- een zilveren antiek gegraveerde Chanoeka reiskandelaar en/of
- een 3-delig achtkantig peper-en zout-mosterdstelletje met blauwglazen binnenbakjes en/of
- een zilveren Hollands pepermuntdoosje en/of
- een Hollands Empire kristallen mosterdpot en/of
- zilveren speelgoed (te weten een kruiwagentje van [naam 2] te Antwerpen) en/of
- een of meer zilveren vaasvormige tafelstrooier(s) en/of
- een zilveren baluster tafelstrooier (met greep) en/of
- een zilveren gecontourneerd ovalen bonbonschaaltje en/of
- een zilveren achtkantige trommel (neo barokstijl met reliëfdecor van figuren) en/of
- een zilveren schuitvormig dienblad (Louis XVI stijl) en/of
- een zilveren bonbonmandje (Louis XVI stijl) en/of
- een of meer zilveren tafelkandelaars en/of
- een of meer zilveren gecontourneerde baluster tafelkandelaars en/of
- 7, althans een aantal zilveren en pleet beker(s) (enkele met Hebreeuwse teksten) en/of
- een of meer zilveren tafelkandelaars (laag model) en/of
- een 5-delig Rouaan aardewerk polychroom kaststel en/of
- een personenauto (Suzuki Splash [kenteken 1] ) met vrijwaringsbewijs,
in elk geval enig goed (totale taxatiewaarde 811.470 euro), geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en / of vergezeld en / of gevolgd van geweld en / of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk te maken en / of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, en / of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en / of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij verdachte en/of zijn mededader(s) die [benadeelde 1]
- van achteren bij haar nek heeft/hebben beet gepakt en/of
- een arm om haar nek heeft/hebben gelegd en/of
- een hand op haar mond heeft/hebben gedrukt en/of
- haar woning in heeft/hebben gesleurd en/of - de trap op heeft/hebben gesleurd en/of
- heeft/hebben gezegd dat ze op haar knieën moest gaan zitten en/of "werk nou maar mee, anders doen we je man wat aan" en/of
- haar polsen en/of enkels en/of bovenlichaam met tape heeft/hebben vast gebonden en/of
- heeft/hebben gevraagd of ze een kluis had en/of
- op haar knieën naar de kluis heeft/hebben getrokken en/of
- heeft/hebben gezegd dat als het niet lukte met de code ze haar man verrot zouden slaan en/of
- die [benadeelde 2] heeft/hebben vastgepakt en/of
- zijn polsen en enkels met tape heeft/hebben vastgebonden en/of
- een sprei over zijn hoofd heeft/hebben gedaan en/of nadat [benadeelde 2] had gezegd: "ik ben hartpatiënt en ik kan zo geen adem halen", dat sprei van zijn gezicht heeft/hebben gehaald en/of
- heeft/hebben gezegd: "doe jij nou maar rustig anders doen wij jouw vrouw wat aan".

1. subsidiair

hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 18 februari 2014 tot en met 10 juni 2014 te Amstelveen en/of te Utrecht, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
a. a)
op tijdstippen in de periode van 18 februari 2014 tot en met 17 april 2014 te Amstelveen een hoeveelheid sieraden en/of een aantal foto’s en/of een familieboek (toebehorende aan de Fam. [benadeelde 2] )
en/of
b)
op tijdstippen in de periode van 18 februari 2014 tot en met 10 juni 2014 te Amstelveen en/of te Utrecht en/of te Nieuwegein, in elk geval in Nederland,
- een of meer mobiele telefoon(s) (merk: Nokia en/of Samsung Galaxy Note II) en/of
- een bankpas van ING en/of -een geldbedrag van 6500 euro, althans een hoeveelheid geld en/of
- een kentekenbewijs deel II behorende bij een Suzuki Splash en/of
- een of meer paspo(o)rt(en) op naam gesteld van [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of
- een hoeveelheid sieraden en/of
- een schoudertas en/of
- een of meer geldkistje(s) met daarin gulden munten en/of
- een Orde van Oranje Nassau op naam van [benadeelde 2] en/of
- een consoleklok in boulle-stijl en/of
- een schilderij van Matthijs Schoevaerdts (Spaans landschap met kerk) en/of
- een of meer schilderij(en) van Frans van Severdonck (Dieren in landschappen) en/of
- een schilderij van Arnold Marc Gorter (Bebost landschap) en/of
- een schilderij van Isaac Israels (Bois de Boulogne) en/of
- een schilderij van L. Barberini (Zuid-Europese marktscene) en/of
- een schilderij van J. Bosboom (Kerkinterieur met figuren) en/of
- een beeld van gekleurd glas (gemaakt door [naam 1] ) en/of
- een collectie judaïca zilver (ter waarde van 150.000 euro) en/of
- een cameoglazen vaasje van Emile Galle en/of
- een Hollandse geelkoperen Chanoeka lamp en/of
- een schildpad parelmoer en/of een zilveren besnijdenisdoos en/of
- een zilveren filigrein bruidskistje en/of
- een rococo bronzen Menora en/of
- een stel zilveren tafelkandelaars (middelhoog model) en/of
- een of meer zilveren bekertje(s) en/of schaaltje(s) en/of
- een collectie van 11, althans een aantal grote stuks zilveren speelgoed en/of
- een collectie van 26, althans een aantal kleine stuks zilveren speelgoed en/of
- een of meer grote zilveren sauskommen (met elk twee oren) en/of
- een of meer antieke zilveren breipenhouders en/of
- een zilveren lepeldoos (met oud-Hollands reliëfdecor) en/of
- een zilveren antiek gegraveerde Chanoeka reiskandelaar en/of
- een 3-delig achtkantig peper-en zout-mosterdstelletje met blauwglazen binnenbakjes en/of
- een zilveren Hollands pepermuntdoosje en/of
- een Hollands Empire kristallen mosterdpot en/of
- zilveren speelgoed (te weten een kruiwagentje van [naam 2] te Antwerpen) en/of
- een of meer zilveren vaasvormige tafelstrooier(s) en/of
- een zilveren baluster tafelstrooier (met greep) en/of
- een zilveren gecontourneerd ovalen bonbonschaaltje en/of
- een zilveren achtkantige trommel (neo barokstijl met reliëfdecor van figuren) en/of
- een zilveren schuitvormig dienblad (Louis XVI stijl) en/of
- een zilveren bonbonmandje (Louis XVI stijl) en/of
- een of meer zilveren tafelkandelaars en/of
- een of meer zilveren gecontourneerde baluster tafelkandelaars en/of
- 7, althans een aantal zilveren en pleet beker(s) (enkele met Hebreeuwse teksten) en/of
- een of meer zilveren tafelkandelaars (laag model) en/of
- een 5-delig Rouaan aardewerk polychroom kaststel,
heeft/hebben verworven en/of voorhanden gehad, terwijl hij en/of zijn medeader(s) ten tijde van de verwerving en/of het voorhanden krijgen wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat het (een) door diefstal, in elk geval (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
2. primairhij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 17 april 2014 tot en met 10 juni 2014 te Amstelveen en/of te Utrecht, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededaders voorgenomen misdrijf om (meermalen) een of meer voorwerp(en) en/of een geldbedrag wit te wassen, door (van) een of meer voorwerp(en), te weten
- een of meer mobiele telefoon(s) (merk: Nokia en/of Samsung Galaxy Note II) en/of
- een bankpas van ING en/of
- een geldbedrag van 6500 euro, althans een hoeveelheid geld en/of
- een kentekenbewijs deel II behorende bij een Suzuki Splash en/of
- een of meer paspo(o)rt(en) op naam gesteld van [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of
- een hoeveelheid sieraden en/of
- een schoudertas en/of
- een of meer geldkistje(s) met daarin gulden munten en/of
- een Orde van Oranje Nassau op naam van [benadeelde 2] en/of
- een consoleklok in boulle-stijl en/of
- een schilderij van Matthijs Schoevaerdts (Spaans landschap met kerk) en/of
- een of meer schilderij(en) van Frans van Severdonck (Dieren in landschappen) en/of
- een schilderij van Arnold Marc Gorter (Bebost landschap) en/of
- een schilderij van Isaac Israels (Bois de Boulogne) en/of
- een schilderij van L. Barberini (Zuid-Europese marktscene) en/of
- een schilderij van J. Bosboom (Kerkinterieur met figuren) en/of
- een beeld van gekleurd glas (gemaakt door [naam 1] ) en/of
- een collectie judaïca zilver (ter waarde van 150.000 euro)en/of
- een cameoglazen vaasje van Emile Galle en/of
- een Hollandse geelkoperen Chanoeka lamp en/of
- een schildpad parelmoer en/of een zilveren besnijdenisdoos en/of
- een zilveren filigrein bruidskistje en/of
- een rococo bronzen Menora en/of
- een stel zilveren tafelkandelaars (middelhoog model) en/of
- een of meer zilveren bekertje(s) en/of schaaltje(s) en/of
- een collectie van 11, althans een aantal grote stuks zilveren speelgoed en/of
- een collectie van 26, althans een aantal kleine stuks zilveren speelgoed en/of
- een of meer grote zilveren sauskommen (met elk twee oren) en/of
- een of meer antieke zilveren breipenhouders en/of
- een zilveren lepeldoos (met oud-Hollands reliëfdecor) en/of
- een zilveren antiek gegraveerde Chanoeka reiskandelaar en/of
- een 3-delig achtkantig peper-en zout-mosterdstelletje met blauwglazen binnenbakjes en/of
- een zilveren Hollands pepermuntdoosje en/of
- een Hollands Empire kristallen mosterdpot en/of -zilveren speelgoed (te weten een kruiwagentje van [naam 2] te Antwerpen) en/of
- een of meer zilveren vaasvormige tafelstrooier(s) en/of
- een zilveren baluster tafelstrooier (met greep) en/of
- een zilveren gecontourneerd ovalen bonbonschaaltje en/of
- een zilveren achtkantige trommel (neo barokstijl met reliëfdecor van figuren) en/of
- een zilveren schuitvormig dienblad (Louis XVI stijl) en/of
- een zilveren bonbonmandje (Louis XVI stijl) en/of
- een of meer zilveren tafelkandelaars en/of
- een of meer zilveren gecontourneerde balustertafelkandelaars en/of
- 7, althans een aantal zilveren en pleet beker(s) (enkele met Hebreeuwse teksten) en/of
- een of meer zilveren tafelkandelaars (laag model) en/of
- een 5-delig Rouaan aardewerk polychroom kaststel en/of
- een of meer geldbedrag(en) (in totaal 300.000 euro):
- de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing te verbergen en/of te verhullen, althans te verbergen en/of te verhullen wie de rechthebbende op die/dat voorwerp(en) en/of die/dat geldbedrag(en) is en/of wie die/dat voorwerp(en) en/of die/dat geldbedrag(en) voorhanden heeft en/of
- te verwerven en/of voorhanden te hebben en/of over te dragen en/of om te zetten, althans van voornoemd(e) voorwerp(en) en/of geldbedrag(en), gebruik te maken, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moesten vermoeden, dat voornoemd(e) voorwerp(en) en/of geldbedrag(en) -onmiddellijk of middellijk- afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededaders daartoe de navolgende handelingen verricht:
- het bezorgen bij de Fam. [benadeelde 2] van een plastic tas, inhoudende een hoeveelheid sieraden en/of een of meer foto('s) en/of een familieboek toebehorende aan die Fam. [benadeelde 2] (zijnde goederen die bij hetzelfde misdrijf zijn buitgemaakt als bovengenoemde goederen) door deze aan de voordeur van de woning van die fam. [benadeelde 2] te hangen en/of
- het bezorgen bij die Fam. [benadeelde 2] van een of meer brieven aan die Fam. [benadeelde 2] over het tegen een vergoeding overdragen van bovengenoemde goederen en/of heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) (op andere wijze) getracht (een deel) van bovengenoemde goederen te verkopen, teneinde een geldbedrag van 300.000 euro aan te nemen en/of te ontvangen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. subsidiairhij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 17 april 2014 tot en met 10 juni 2014 te Amstelveen en/of te Utrecht, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededaders voorgenomen misdrijf om opzettelijk voordeel te trekken uit de opbrengst van de door misdrijf verkregen goederen, te weten
- een of meer mobiele telefoon(s) (merk: Nokia en/of Samsung Galaxy Note II) en/of
- een bankpas van ING en/of
- een geldbedrag van 6500 euro, althans een hoeveelheid geld en/of
- een kentekenbewijs deel II behorende bij een Suzuki Splash en/of
- een of meer paspo(o)rt(en) op naam gesteld van [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of
- een hoeveelheid sieraden en/of
- een schoudertas en/of
- een of meer geldkistje(s) met daarin gulden munten en/of
- een Orde van Oranje Nassau op naam van [benadeelde 2] en/of
- een consoleklok in boulle-stijl en/of
- een schilderij van Matthijs Schoevaerdts (Spaans landschap met kerk) en/of
- een of meer schilderij(en) van Frans van Severdonck (Dieren in landschappen) en/of
- een schilderij van Arnold Marc Gorter (Bebost landschap) en/of
- een schilderij van Isaac Israels (Bois de Boulogne) en/of
- een schilderij van L. Barberini (Zuid-Europese marktscene) en/of
- een schilderij van J. Bosboom (Kerkinterieur met figuren) en/of
- een beeld van gekleurd glas (gemaakt door [naam 1] ) en/of
- een collectie judaïca zilver (ter waarde van 150.000 euro)en/of
- een cameoglazen vaasje van Emile Galle en/of
- een Hollandse geelkoperen Chanoeka lamp en/of
- een schildpad parelmoer en/of een zilveren besnijdenisdoos en/of
- een zilveren filigrein bruidskistje en/of
- een rococo bronzen Menora en/of
- een stel zilveren tafelkandelaars (middelhoog model) en/of
- een of meer zilveren bekertje(s) en/of schaaltje(s) en/of
- een collectie van 11, althans een aantal grote stuks zilveren speelgoed en/of
- een collectie van 26, althans een aantal kleine stuks zilveren speelgoed en/of
- een of meer grote zilveren sauskommen (met elk twee oren) en/of
- een of meer antieke zilveren breipenhouders en/of
- een zilveren lepeldoos (met oud-Hollands reliëfdecor) en/of
- een zilveren antiek gegraveerde Chanoeka reiskandelaar en/of
- een 3-delig achtkantig peper-en zout-mosterdstelletje met blauwglazen binnenbakjes en/of
- een zilveren Hollands pepermuntdoosje en/of
- een Hollands Empire kristallen mosterdpot en/of -zilveren speelgoed (te weten een kruiwagentje van [naam 2] te Antwerpen) en/of
- een of meer zilveren vaasvormige tafelstrooier(s) en/of
- een zilveren baluster tafelstrooier (met greep) en/of
- een zilveren gecontourneerd ovalen bonbonschaaltje en/of
- een zilveren achtkantige trommel (neo barokstijl met reliëfdecor van figuren) en/of
- een zilveren schuitvormig dienblad (Louis XVI stijl) en/of
- een zilveren bonbonmandje (Louis XVI stijl) en/of
- een of meer zilveren tafelkandelaars en/of
- een of meer zilveren gecontourneerde balustertafelkandelaars en/of
- 7, althans een aantal zilveren en pleet beker(s) (enkele met Hebreeuwse teksten) en/of
- een of meer zilveren tafelkandelaars (laag model) en/of
- een 5-delig Rouaan aardewerk polychroom kaststel,
de navolgende handelingen heeft/hebben verricht:
- het bezorgen bij de Fam. [benadeelde 2] van een plastic tas, inhoudende een hoeveelheid sieraden en/of een of meer foto('s) en/of een familieboek toebehorende aan die Fam. [benadeelde 2] (zijnde goederen die bij hetzelfde misdrijf zijn buitgemaakt als bovengenoemde goederen) door deze aan de voordeur van de woning van die fam. [benadeelde 2] te hangen en/of
- het bezorgen bij die Fam. [benadeelde 2] van een of meer brieven aan die Fam. [benadeelde 2] over het tegen een vergoeding overdragen van bovengenoemde goederen en/of heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) (op andere wijze) getracht (een deel) van bovengenoemde goederen te verkopen, teneinde een geldbedrag van 300.000 euro aan te nemen en/of te ontvangen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

3.Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal om redenen van efficiency worden vernietigd, omdat het hof tot andere bewezenverklaringen komt en een andere bewijsconstructie hanteert dan de rechtbank.

4.Het bewijs

4.1.
Bespreking van ter terechtzitting gevoerde bewijsverweren ten aanzien van feit 1
4.1.1.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het medeplegen van de woningoverval. Hij heeft hiertoe het volgende aangevoerd.
Het alternatieve scenario van de verdachte houdt in dat [medeverdachte 1] met de informatie die hij van de verdachte had gekregen aan de haal is gegaan en er twee partijen heeft bijgehaald. De verklaring van [medeverdachte 1] is niet betrouwbaar, nu hij daarin zelf heeft gezegd dat hij de verdachte de schuld in de schoenen wil schuiven en hem er wil ‘inluizen’. Er is geen bewijs dat de verdachte de buit de dag na de overval in de Shurgard-box heeft geplaatst. Uit de OVC-gesprekken blijkt niet dat de verdachte vooraf wetenschap van de overval zou hebben gehad. Deze gesprekken kunnen ook niet worden verankerd in ander bewijsmateriaal.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep een nieuwe verklaring afgelegd. Deze verklaring houdt het volgende in.
De verdachte heeft in november 2013 eenmaal geprobeerd in te breken in de woning van de slachtoffers, maar hij heeft niets te maken met de overval. Hij heeft de buit daarvan ook nooit in zijn bezit gehad. Maanden na de overval is hem gevraagd of hij een koper wilde zoeken voor de bij die overval buit gemaakte schilderijen. Hij heeft dat uiteindelijk niet gedaan, maar wel mensen aan het lijntje gehouden met een eventuele ‘fictieve’ koper. Ook heeft hij daarna op verzoek iemand geregeld ‘die iets bij wilde verdienen’ (het hof begrijpt: [naam 3] ). Hij is beide keren met [naam 3] mee geweest toen deze het tasje aan de deur van de familie [benadeelde 2] hing en brieven bezorgde, maar hij wist niet van tevoren dat dat zou gaan gebeuren. Hij zat niet in zijn auto op het moment dat die is gezien door het observatieteam. Later is hij zich ernstige zorgen gaan maken omdat hij zich realiseerde dat zijn auto in Amstelveen kon zijn gezien en hij vreesde dat hij dit alles niet kon uitleggen. Daarom heeft hij niet eerder naar waarheid verklaard. Met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] heeft hij regelmatig wiethandel gedreven. Het ging daarbij meestal om een paar kilo wiet of hars. Er is een conflict met hen ontstaan over een betaling die de verdachte nog aan hen moest doen. Dat conflict is hoog opgelopen.
4.1.2.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof feit 1 in de primaire variant – in vereniging – bewezen zal verklaren.
4.1.3.
Oordeel van het hof
Vaststaande feiten
In de nacht van 18 februari 2014 zijn de heer en mevrouw [benadeelde 2] overvallen in hun woning in Amstelveen. De heer [benadeelde 2] werd daarbij met tape vastgebonden. Hem werd gezegd zich rustig te houden omdat de daders anders zijn vrouw iets zouden aandoen. Mevrouw [benadeelde 2] werd gedwongen de kluis in hun woning open te maken. Daarbij werd gedreigd haar man iets te zullen aandoen als zij niet zou meewerken. Nadat zij de kluis open had gekregen werd ook zij met tape geboeid. De daders zijn vervolgens met de buitgemaakte sieraden en schilderijen vertrokken.
Op 17 april 2014 vond de politie een plastic tasje aan de deur van de woning van het echtpaar [benadeelde 2] . Daarin zaten een klein deel van de bij de overval gestolen goederen en een brief. In die brief stond dat de hele buit kon worden teruggekocht voor € 300.000,-. Op 20 april 2014 werd weer een brief bij de heer en mevrouw [benadeelde 2] bezorgd. Daarin stond dat op 22 april 2014 een eerste uitruil van een deel van de buit tegen geld zou kunnen plaatsvinden op een parkeerplaats in Amstelveen. Op 22 april 2014 werd door de politie op deze parkeerplaats een Mercedes gezien die op naam stond van de vriendin van de verdachte. De brieven en het tasje werden telkens bezorgd door [naam 3] , een bekende van de verdachte.
In deze zelfde periode had de verdachte een hoogoplopend conflict met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] , omdat hij nalatig was hen een (fors) geldbedrag te betalen. De communicatie hierover verliep meestal [medeverdachte 1] , die regelmatig bij de verdachte in de Mercedes zat. De verdachte beloofde dat hij zou betalen zodra het zou lukken om ‘de schilderijen’ te verkopen. Hij heeft [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] op 17 mei 2014 een relatief klein bedrag overhandigd om de opgelopen spanning enigszins te verminderen.
Aan de bewijsoverwegingen voorafgaande overwegingen
- algemene overwegingen met betrekking tot tap- en OVC-gesprekken
In het dossier van deze zaak bevinden zich veel afgeluisterde en opgenomen telefoon- en OVC-gesprekken. De verdachte was daarbij vaak een van de gesprekspartners. Het openbaar ministerie leidt uit – onder meer – die gesprekken af dat de verdachte de woningoverval mede heeft gepleegd. De verdediging heeft het tegendeel bepleit. Voor de beoordeling van de bewijsbaarheid van het ten laste gelegde feit is (onder andere) van belang welke bewijswaarde moet worden toegekend aan de inhoud van die afgeluisterde en opgenomen telefoon- en OVC-gesprekken.
Over de uitleg van de OVC- en tapgesprekken merkt het hof in algemene zin het volgende op.
Het hof kan meestal niet zonder meer aannemen dat gesprekken over bepaalde strafbare gedragingen gaan, als de verdachte dat ontkent. Dat kan alleen dan, als die gesprekken maar voor één uitleg vatbaar zijn. Dat is bijvoorbeeld het geval als de verdachte daarin zelf met zoveel woorden zegt dat hij die strafbare gedragingen heeft gepleegd. Als dat niet zo is, zijn die gesprekken dus voor meerdere uitleg vatbaar. Dat hoeft die gesprekken niet onbruikbaar te maken voor het bewijs, maar wel moet het hof dan voorzichtig zijn bij het geven van een interpretatie van die gesprekken. Die voorzichtigheid brengt mee dat goed moet worden gekeken naar de inhoud en het onderling verband van die gesprekken en naar het verband met andere bewijsmiddelen. Bij dat onderzoek kan ook van belang zijn wat er over de deelnemers aan de gesprekken, of over anderen die in die gesprekken ter sprake komen, nog meer is gebleken. Bijvoorbeeld als is gebleken dat zij op de één of andere manier bij het strafbare feit betrokken zijn, kan dat meewegen bij de interpretatie van de gesprekken. Verder kan het feit dat de verdachte zich beroept op zijn zwijgrecht soms in zijn nadeel werken. Dat kan ook zo zijn als hij een verklaring over de gesprekken aflegt die niet te verifiëren is. Ook het moment waarop hij die verklaring aflegt kan van belang zijn. Zo kan een verdachte, als hij het dossier kent, zijn verklaring daarop afstemmen. Of het hof het zwijgen van de verdachte of het afleggen van een ongeloofwaardige verklaring echt in zijn nadeel laat meewegen, hangt ook af van de vraag hoeveel bewijs er tegen hem in het dossier zit.
Het hof voegt hieraan nog toe dat de interpretatie van de inhoud van een gesprek (‘waar gaat dit gesprek over?’) niet hetzelfde is als het beoordelen van de bewijswaarde daarvan (‘wat bewijst dit gesprek?’). Zelfs als de verdachte zegt dat hij een strafbaar feit heeft gepleegd, hoeft dat nog niet de waarheid te zijn. De interpretatie van de woorden van het gesprek en de betekenis van de inhoud van dat gesprek voor het bewijs zijn twee verschillende dingen. Die moeten daarom afzonderlijk worden beoordeeld.
- overwegingen met betrekking tot de betrouwbaarheid en de bruikbaarheid van de verklaring van [medeverdachte 1] van 18 juni 2014
Met betrekking tot de betrouwbaarheid en de bruikbaarheid van de verklaring van [medeverdachte 1] van 18 juni 2014 overweegt het hof het volgende.
Het hof constateert dat [medeverdachte 1] zichzelf in deze verklaring buiten schot heeft gehouden en de verdachte de schuld heeft toegeschoven. Hij heeft zijn verklaring bovendien afgelegd nadat de politie hem enkele passages uit de OVC-gesprekken had voorgelezen. In die passages zei de verdachte dat hij [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] ‘erin wilde luizen’. Het hof acht het daarom bepaald niet onwaarschijnlijk dat [medeverdachte 1] hierover boos was en hierdoor heeft besloten de verdachte te belasten. Dat hoeft niet per se te betekenen dat hij over diens rol heeft gelogen, maar het is wel reden te onderzoeken of zijn verklaring steun vindt in wat er verder nog uit het onderzoek is gebleken. Het hof vindt dat die steun er is, gelet op het volgende. Daarnaast is het hof van oordeel dat is gebleken dat de eigen rol van [medeverdachte 1] veel groter is dan hij in zijn verklaring heeft doen voorkomen. Hierop wordt in de bewijsoverwegingen ingegaan.
Ten eerste is het hof van oordeel dat de OVC-gesprekken – die hierna zullen worden besproken – en de verklaring van [medeverdachte 1] elkaar over en weer versterken waar het betreft de wetenschap van de overval en de betrokkenheid van de verdachte en van [medeverdachte 4] daarbij. Verder hecht het hof waarde aan het feit dat [medeverdachte 1] deze verklaring in een (heel) vroeg stadium van het onderzoek heeft afgelegd. Hij had op dat moment het dossier nog niet gelezen en zat nog in beperkingen. De verklaring bevat details die later in het onderzoek zijn bevestigd. Hij verklaarde bijvoorbeeld dat de informatie over de te overvallen woning afkomstig was van een derde persoon, die dicht bij de slachtoffers stond en zich onrechtvaardig door hen behandeld voelde. Dit komt overeen met de verklaring van [medeverdachte 4] dat hij informatie over zijn ex-schoonouders en hun bezittingen heeft gedeeld met de verdachte. Een ander voorbeeld is dat de verdachte hem vertelde dat het moeilijk was om in de woning binnen te komen en dat de verdachte er zelf was wezen kijken, iets wat de verdachte in hoger beroep uiteindelijk heeft bevestigd. Van belang acht het hof verder dat [medeverdachte 1] verklaarde dat de verdachte de bij de overval buitgemaakte schilderijen bewaarde in een Citybox. Nadat de politie hem vroeg of dat toevallig Shurgard was, bevestigde hij dat en gaf hij nadere details over de locatie en de grootte van deze box. Deze nadere gegevens bleken overeen te komen met de Shurgard-box die de verdachte de dag na de overval had gehuurd en heeft bezocht. De verdachte heeft in zijn verklaring niet gezegd dat hij [medeverdachte 1] deze box zou hebben laten zien of hem daarover zou hebben verteld.
Dit alles maakt dat het hof de verklaring van [medeverdachte 1] over de rol van [medeverdachte 4] en de verdachte als betrouwbaar beoordeelt en de verklaring in zoverre bruikbaar acht voor het bewijs.
Bewijsoverwegingen
Voor het vaststellen van de rol van de verdachte – en die van de medeverdachten – in relatie tot de woningoverval op 18 februari 2014 is het volgende van belang.
In het dossier bevinden zich afgeluisterde telefoongesprekken, OVC-gesprekken opgenomen in de auto van de verdachte en OVC-gesprekken opgenomen tijdens bezoekmomenten van de verdachte bij [medeverdachte 4] in de gevangenis. Het hof kent aan deze gesprekken een grote bewijswaarde toe. Deze gesprekken vinden steun in meerdere verklaringen. Alle gesprekken, verklaringen en onderzoeksbevindingen die bijdragen aan de conclusie van het hof dat [medeverdachte 4] , de verdachte, [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] bij de overval betrokken zijn geweest, zijn opgenomen in de bewijsmiddelen die als bijlage bij dit arrest zijn gevoegd of als zodanig benoemd in deze bewijsoverweging.
-
de interpretatie van de tap- en OVC-gesprekken
Het hof wijst in het bijzonder op de volgende gesprekken en zijn interpretatie daarvan.
- Een (niet voor het bewijs gebruikt) OVC-gesprek tussen de verdachte en [medeverdachte 4] in de PI Almere op 10 mei 2014.
In dit gesprek praten de verdachte en [medeverdachte 4] onder andere over het verkopen van glaswerk van [naam 1] via internet waarbij de opbrengst ‘fifty/fifty’ wordt verdeeld. Het ophalen zou moeten plaatsvinden op 17 mei 2014. [medeverdachte 4] heeft hierover ter terechtzitting in eerste aanleg verklaard, dat er spullen van hem in Wijdenes lagen en daar weg moesten omdat de woning verkocht werd, dat hij wist dat de verdachte geld nodig had, de verdachte een deel van de opbrengst zou krijgen en hij de verdachte zodoende een dienst bewees. Het hof acht het aannemelijk dat het hier ging over het verkopen door de verdachte van legale goederen van [medeverdachte 4] , waaronder ook schilderijen, en dat de verdachte een deel van de opbrengst zou krijgen. Ook andere gesprekken bevestigen dit beeld.
- Een telefoongesprek tussen de verdachte en [medeverdachte 1] op 16 mei 2014 (bewijsmiddel 23).
Dit gesprek – dat gezien de hierna te bespreken gesprekken van 27, 28 en 29 mei 2014 niet anders kan worden begrepen dan betrekking hebbend op een financieel probleem tussen enerzijds de verdachte en anderzijds [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] naar aanleiding van de woningoverval – houdt het volgende in.
[medeverdachte 1] zegt tegen de verdachte dat er morgen (het hof begrijpt: 17 mei 2014) gepraat moet worden, want ‘ze’ hebben nog vragen en willen niet alleen [medeverdachte 1] kunnen benaderen maar ook de verdachte. De verdachte ziet dit niet echt zitten omdat hij nog niets kan bieden, “geen ijs met handen kan breken”. De verdachte zegt dat hij er alles aan probeert te doen maar dat het nog niet goed lukt. Maar dat hij nu iets heeft waardoor geld gaat binnenkomen, namelijk door het verkopen van spullen. De verdachte geeft in het gesprek aan de spullen snel te verkopen en dan “die kankermongolen” te betalen zodat ze er dan vanaf zijn. De verdachte zegt dat dat dan wel sowieso niet datgene is wat hun in hun hoofd hebben. [medeverdachte 1] beaamt dit maar zegt dat het hen wel even duidelijk gemaakt moet worden.
Vervolgens wordt gesproken over het verkopen van de spullen; naar het hof begrijpt (gezien het gesprek van 10 mei 2014 tussen [medeverdachte 4] en de verdachte) gaat het dan over de (legale) goederen die de verdachte voor [medeverdachte 4] gaat verkopen. De verdachte zegt dat hij het aan gaat bieden op internet en bij een soort veilinghuis en dat hij het adres krijgt van hem (het hof begrijpt: [medeverdachte 4] ) als hij op bezoek is.
De verdachte zegt in dit gesprek tegen [medeverdachte 1] over de verkoop van deze goederen:
“Ik heb met die man gesproken, hij geeft me deze optie, want hij vond het ook wel kut, hij vond het ook wel erg weet je, omdat die zich ook moet indenken dat de dingen die hij zeg maar tegen mij heeft gezegd dat dat niet helemaal zo was, snap je, dus hij lost het voor zijn geval op deze manier op. Dat vind ik heel netjes van zijn kant vandaan. Het is niet zo van ja, ik kan nu niets doen en de ballen, begrijp je, dus die man helpt mij. Het wordt nu in gang gezet, eindelijk. Hij moet… die mensen moeten ook begrijpen dat hij binnen zit, weet je, dat je niet maar een twee drie stel op sprong dingen kan regelen en afspreken, begrijp je? Nu is dat eindelijk geregeld, zaterdag (het hof begrijpt: 17 mei 2014 (was een zaterdag)) gaat honderd procent door, die spullen halen en dan wordt het verkocht en dan krijgen ze gewoon ten eerste doekoe’s, dat we gewoon hopelijk de zomer door kunnen weet je.”
Naar het oordeel van het hof wordt door de verdachte in deze passage een direct verband gelegd tussen [medeverdachte 4] en de (financiële) problemen die de verdachte heeft gekregen met de betrokkenen bij de woningoverval. Het gezegde kan niet anders begrepen worden dan dat [medeverdachte 4] het vervelend vond dat zijn informatie niet helemaal juist was geweest, dat hij dit goed wilde maken – wilde oplossen – door de verdachte te laten delen in de opbrengst van de verkoop van zijn eigen goederen zodat de verdachte ‘de kankermongolen’ kon betalen, althans alvast een deel. Dat [medeverdachte 4] zich verantwoordelijk voelde voor het financiële conflict waarin de verdachte verwikkeld was, is voorts een aanwijzing voor de onjuistheid van de verklaringen van de bij het conflict betrokkenen, dat hun conflict betrekking had op de wiethandel. [medeverdachte 4] speelt in het alternatieve scenario dat in die verklaringen wordt gepresenteerd immers geen enkele rol.
In het vervolg van het gesprek gaat het weer over het conflict met ‘hun’. [medeverdachte 1] zegt dat ‘hun’ nu ook zitten te splitsen. “Hun twee tegen ons twee”. Hij zegt in dat verband dat hij het heel anders ingeschat had. Dat hij bij de “sollicitaties” heel selectief bezig was en dat hij de minste hoofdpijn “van dit” verwachtte. [medeverdachte 1] zegt tegen de verdachte dat om het netjes op te lossen, ze de verdachte toch even aan de tand willen voelen. Ze voelen zich aan het lijntje gehouden en ze snappen gewoon niet dat de verdachte in contact staat en niets kan ophoesten.
Dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] degenen zijn die kennelijk geld willen zien en met wie ‘morgen’ is afgesproken, wordt bevestigd door een geobserveerde ontmoeting op 17 mei 2014 (de dag na dit gesprek) tussen de verdachte, [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] . Het hof ziet in de opmerkingen van [medeverdachte 1] – met name in het woord ‘sollicitaties’ –, een aanwijzing dat hij kennelijk [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] heeft benaderd voor het plegen van de overval. Ook hier heeft het hof bezien of dit gesprek is te begrijpen in het scenario van een conflict over wiethandel, waarin [medeverdachte 1] zou hebben bemiddeld. Nu in de verklaringen daarover niet voorkomt dat [medeverdachte 1] [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] voor het verkopen van wiet zou hebben geworven, past ook dit gesprek niet in dit scenario.
- een OVC-gesprek tussen [medeverdachte 4] en de verdachte van 24 mei 2014 (bewijsmiddel 29) en een sms-bericht van de verdachte aan [medeverdachte 2] (bewijsmiddel 30) .
In dit gesprek zegt de verdachte dat hij nog schilderijen heeft. [medeverdachte 4] vertelt hem dat hij een koper uit Italië heeft gevonden en dat deze koper er over zes weken kan zijn. Diezelfde dag stuurt de verdachte [medeverdachte 2] een sms-bericht waarin hij zegt dat de spullen slecht gaan maar dat ‘de hogere hand’ ermee bezig is, en dat het binnen twee maanden geregeld moet zijn.
Het hof is van oordeel dat context en inhoud van dit gesprek erop wijzen dat de verdachte in het sms-bericht refereert aan zijn gesprek met [medeverdachte 4] . De verdachte lijkt [medeverdachte 2] hier mede te delen dat [medeverdachte 4] , die door de verdachte wordt aangeduid als ‘de hogere hand’, een koper heeft gevonden voor de gestolen voorwerpen – waaronder schilderijen – en dat het probleem binnenkort opgelost zal zijn. Dat het hier niet gaat over de legale kunst die de verdachte bij [naam 4] had opgehaald, zoals [medeverdachte 4] heeft verklaard, leidt het hof af uit het feit dat de verdachte die kunst via internet en veilingen te koop heeft aangeboden. Dit kwam naar voren uit het hiervoor genoemde gesprek tussen de verdachte en [medeverdachte 4] van 10 mei 2014.
- een OVC-gesprek van 27 mei 2014, sessie 12, vond plaats tussen de verdachte en [naam 3] (bewijsmiddel 31).
De verdachte uit in dit gesprek zijn ongenoegen over het feit dat ‘die ander’ (het hof begrijpt: [medeverdachte 1] ) ‘twee sukkels’ (het hof begrijpt: [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] ) heeft aangebracht die nu het geld bij hem willen komen halen, alleen omdat er gezegd is dat er geld in de kluis lag. De verdachte zegt dat er met die personen – door de verdachte aangeduid als ‘die apen’ – niet te praten valt en dat zij alleen maar uit zijn op hun geld. De verdachte zegt vervolgens dat hij alleen maar namens de tipgever praat en dat het dus geen zin heeft om verhaal op hem te komen halen.
Het hof leidt uit de inhoud van dit gesprek, bezien in de context van de overige inhoud van de gevoerde OVC- gesprekken, af dat de verdachte het in dit gesprek heeft over het financiële conflict dat hij heeft met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] , dat verband houdt met de gepleegde overval. Het hof begrijpt daaruit voorts dat [medeverdachte 4] de tipgever is waarover de verdachte spreekt en dat [medeverdachte 4] hem kennelijk verkeerd heeft geïnformeerd met betrekking tot de aanwezigheid van geld en de hoeveelheid daarvan in de kluis. Het laatste – dat de informatie niet geheel correct was – vindt bevestiging in het voormelde OVC-gesprek van 16 mei 2014 tussen [medeverdachte 1] en de verdachte. Ten slotte is van belang dat uit dit gesprek naar voren komt dat de verdachte zei ‘namens’ [medeverdachte 4] te spreken. Ook hierin ziet het hof een aanwijzing dat [medeverdachte 4] nauw bij deze overval betrokken was en daarin een leidende rol had. Dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] afgingen op wat er in de kluis lag wijst voorts op hun betrokkenheid bij de overval. Het feit dat de verdachte zegt dat [medeverdachte 1] ‘twee sukkels’ heeft aangebracht bevestigt de interpretatie van het hof dat [medeverdachte 1] [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] voor de overval heeft geworven.
- een OVC-gesprek tussen de verdachte en [naam 3] op 28 mei 2014, sessie 31, (bewijsmiddel 34).
Het hof begrijpt uit dit gesprek dat de samenwerking tussen de verdachte en [medeverdachte 1] onder druk was komen te staan doordat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] moeilijk waren gaan doen. [naam 3] wijst de verdachte er in dit verband op dat hij nog ‘kankermazzel’ had gehad dat het mannelijke slachtoffer tijdens de overval niet was overleden, waarop de verdachte bevestigend reageert.
Ook hier lijkt het er, door het directe verband dat in het gesprek werd gelegd tussen de problemen met [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] en de overval, volstrekt niet op dat die problemen iets te maken hadden met de wiethandel.
- een OVC-gesprek tussen de verdachte en [medeverdachte 1] op 28 mei 2014, sessie 31, (bewijsmiddel 34).
In dit gesprek zegt de verdachte tegen [medeverdachte 1] dat de koper er over 8 à 9 weken zal zijn. [medeverdachte 1] antwoordt hierop dat het tot die tijd ‘erg heet is bij mijn zus daarboven’.
Het hof merkt op dat een groot deel van de gestolen voorwerpen, waaronder de schilderijen, is teruggevonden op de zolderverdieping behorende bij de woning van de zus van [medeverdachte 1] . Het hof interpreteert dit gesprek daarom als betrekking hebbend op het verkopen van de bij de overval buitgemaakte voorwerpen. De verdachte lijkt ook hier te verwijzen naar hetgeen [medeverdachte 4] hem op 24 mei 2014 heeft gezegd. Het hof vindt hierin een bevestiging van zijn conclusie uit dat OVC-gesprek.
- Een OVC-gesprek tussen de verdachte en [medeverdachte 1] op 29 mei 2014, sessie 38 (bewijsmiddel 35).
Het hof interpreteert dit gesprek als volgt.
De verdachte en [medeverdachte 1] praten over het ophangen van het tasje aan de deur van de woning van de slachtoffers. De verdachte heeft het idee dat [medeverdachte 1] hem daarover verwijten maakt, de zaak is daardoor immers kort geleden in ‘Opsporing Verzocht’ gekomen. De verdachte zegt tegen [medeverdachte 1] dat dit (het hof begrijpt: het ophangen van het tasje) niet nodig was geweest als er minimaal “een pop of dertig in de kluis had gezeten” en “zevenentachtig ruggen aan sieraad”. De verdachte zegt verder dat ‘we’ vanaf het begin af aan al hadden gezegd dat het om geld ging. Ook legt hij aan [medeverdachte 1] uit dat en waarom hij ervan uit was gegaan dat dit geldbedrag en dit bedrag aan sieraden zich in het huis zouden bevinden, maar dat het heeft tegengezeten en dat het te gelde maken van de schilderijen niet vlot verloopt. De verdachte verwijst hierbij naar ‘die verhalen van [naam 5] ’:

die verhalen van [naam 5] wat ie mij tegen mij heeft gezegd, geld komen halen, daarop acteren. En hij had ook tegen mij gezegd er moet minimaal een rug of dertig minimaal .. ntv.. geld dat hij altijd in huis had. Dat is gewoon vast, dat zei ie tegen mij. Dus je gaat al van dertig ruggen uit. Nou, dan ga je van tachtig ruggen aan sieraden uit. Dat is dan alleen al zogenaamde ringen, zestig, zeventig ruggen waard moet zijn. Nou goed ntv die ntv Schilderijen zijn van later orde.. ntv.. een paar maanden gaan duren, maar omdat het allemaal tegen heb gezeten en niet loopt, je hebt met derde en vierde partijen te maken, dat alles snel snel snel moet. Dan.. in principe ..ntv.. ook al sta je er zelf wel achter en hou je in je achterhoofd vannehh...dat hij ook had voorgegeven vannehh... weet je waarschijnlijk kopen ze het wel terug zulk mensen zijn het wel ..ntv.. emotionele waarde. Weet je, met die gedachte was dat een drijfveer. Op die drijfveer ga je verder.”
Gezien de context moet de verdachte met ‘het huis’ gedoeld hebben op de woning van de familie [benadeelde 2] . Het hof merkt op dat dit onderdeel van het gesprek nauwelijks anders begrepen kan worden dan dat de verdachte, maar ook [medeverdachte 1] , vooraf van de overval op de hoogte was en daarbij nauw betrokken was. Het past in ieder geval niet bij de verklaring van [medeverdachte 1] ter terechtzitting in eerste aanleg dat hij niets van de overval heeft geweten en pas een tijdje daarna betrokken is geraakt bij het onderbrengen van de buitgemaakte spullen. Ook kan uit dit gesprek begrepen worden dat de verdachte aan [medeverdachte 1] heeft gezegd dat [naam 5] (het hof begrijpt: [medeverdachte 4] ) hem, de verdachte, had verteld wat er allemaal in het huis lag en ook had aangegeven dat de slachtoffers de goederen waarschijnlijk wel zouden terugkopen.
Uit de rest van het gesprek blijkt verder met zoveel woorden dat de verdachte op allerlei manieren probeerde de bij de overval gestolen schilderijen te gelde te maken. De verdachte heeft in hoger beroep ook niet (langer) ontkend dat dit het onderwerp van gesprek was. De interpretatie van dit deel van het gesprek is dan ook duidelijk.
Ook een ander deel van het gesprek interpreteert het hof als betrekking hebbend op de woningoverval. In dat deel van het gesprek bespreken de verdachte en [medeverdachte 1] hoe het komt dat de overval op ‘Opsporing Verzocht’ is geweest. De verdachte vermoedt dat iemand ‘blij heeft lopen doen’, en overdenkt hardop de kans dat iemand hem heeft doorgegeven of iets heeft doorgebeld (naar het hof begrijpt: aan de politie). [medeverdachte 1] zegt in dit kader dat ‘deze twee jongens’ (het hof begrijpt: [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] ) het nog niet eens aan hun schaduw hadden verteld. De verdachte zegt dat hij het alleen thuis en aan zijn vader heeft verteld. De verdachte zegt verder wie er allemaal nog meer op de hoogte kunnen zijn.
Ook dit deel van het gesprek past niet in de verklaring van [medeverdachte 1] , de verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] dat de gesprekken over wiethandel zouden gaan. Als het echt over wiet zou gaan, is de context van dit gesprek onverklaarbaar. Het hof is dan ook van oordeel dat de inhoud en de context van dit gesprek erop wijzen dat met ‘het’ wat al dan niet is verteld, wordt gedoeld op het plegen van de overval.
In dit gesprek zegt de verdachte voorts tegen [medeverdachte 1] dat [naam 5] (het hof begrijpt: [medeverdachte 4] ) hem heeft verteld dat er binnen zeven tot acht weken iemand vanuit Italië hier naartoe komt en dat die man alles meeneemt en de verdachte zegt dat hij in principe geen stress meer heeft omdat hij weet dat alles over twee maanden weg zal zijn.
Ook dit gesprek interpreteert het hof als betrekking hebbend op de gestolen schilderijen. Het hof ziet dit gesprek derhalve als een verdere bevestiging van voornoemde conclusie uit het OVC-gesprek van 24 mei 2014.
De bewijswaarde van de tap- en OVC-gesprekken
Het hof heeft hiervoor uitgelegd dat voorzichtigheid geboden is bij de interpretatie van afgeluisterde gesprekken en het trekken van conclusies daaruit. Dat neemt echter niet weg dat de inhoud van de onderhavige gesprekken al een belangrijke aanwijzing oplevert voor de betrokkenheid van [medeverdachte 4] , de verdachte, [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] bij de overval. Ten eerste is het hof van oordeel dat op grond van die inhoud genoegzaam kan worden vastgesteld dat de OVC-gesprekken die de verdachte met [medeverdachte 1] en [naam 3] (en een enkele keer ook met zijn vriendin [naam 6] ) voerde gingen over de overval en de nasleep daarvan. Uit de hiervoor weergegeven overwegingen blijkt immers dat bijna onverbloemd over de overval en de nasleep daarvan is gesproken en dat de gesprekken daarover in verband met elkaar staan. Ook werd, zij het niet direct en zonder naam en toenaam, besproken wie bij die overval betrokken waren.
Voorts is het hof van oordeel dat ervan kan worden uitgegaan dat de verdachte in die gesprekken de waarheid sprak. Het feit dat de verdachte niet alleen in gesprekken met [medeverdachte 1] , maar ook in gesprekken met [naam 6] , zijn toenmalige vriendin, en met [naam 3] , met wie hij allebei geen financieel conflict had, het financieel conflict in verband bracht met de overval en/of de gestolen voorwerpen, wijst erop dat dit werkelijk zo was. Van belang is ook dat de verdachte zich er niet van bewust was dat hij in zijn auto werd afgeluisterd en in die zin vrijuit sprak; ook ten aanzien van zijn telefoon lijkt de gedachte dat hij kon worden afgeluisterd pas rond 29 mei 2014 te ontstaan. Het hof kent die gesprekken dan ook grote bewijswaarde toe.
De rol van de verdachte
Het hof zal nu nagaan of er bevestiging gevonden kan worden voor deze sterke aanwijzingen voor de betrokkenheid van de verdachte bij de overval.
Het hof merkt hierover ten eerste op dat de verdachte, [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] het bestaan van een financieel conflict tussen de verdachte enerzijds, en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] anderzijds, hebben bevestigd.
Het hof wijst verder op de eerder besproken verklaring van [medeverdachte 1] van 18 juni 2014 dat de verdachte hem benaderde voor het plegen van de overval op de woning in Amstelveen. Zoals hiervoor is overwogen acht het hof deze verklaring over de rol van de verdachte en [medeverdachte 4] betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs.
Ook de verklaring van [naam 7] is belastend voor de verdachte.
Daarnaast hecht het hof bewijswaarde aan de vaststelling dat de verdachte de Shurgard-box een dag na de overval heeft gehuurd en heeft bezocht. Het hof gaat er mede op grond daarvan van uit dat de verdachte (een deel van) de buit van de overval al zeer kort na de overval zelf in handen heeft gekregen. Ook wijst het hof op hetgeen in de bewijsmiddelen is opgenomen omtrent de betrokkenheid van de verdachte bij de verschillende pogingen de buit van de overval te gelde te maken. De verdachte had ‘gouden bergen’ beloofd, aldus [medeverdachte 1] .
Het hof vindt ten slotte bevestiging van de betrokkenheid van de verdachte bij de overval in het aantreffen van DNA-sporen op bij de overval gebruikt tape waaruit blijkt van de betrokkenheid van [medeverdachte 2] als pleger van de overval. Het feit dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] de verdachte onder druk zetten om hem te betalen en dat de betaling uit de opbrengst van de gestolen schilderijen zou moeten komen, bevestigt de hiervoor genoemde sterke aanwijzingen.
Het hof gaat er op grond van al het voorgaande en op grond van de bewijsmiddelen vanuit dat de verdachte de plannen voor de overval (mede) heeft gemaakt, dat hij (middellijk of onmiddellijk) nauw en bewust heeft samengewerkt met [medeverdachte 4] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] en dat hij zeer kort na de overval (een deel van) de buit voorhanden heeft gekregen en heeft ondergebracht in de Shurgard-box. Ook heeft hij getracht de buitgemaakte schilderijen te verkopen. Hij was ook degene die de overvallers uit die opbrengst het hen toekomende aandeel diende te betalen. Ook zelf zou hij delen in de buit. Hij heeft met [medeverdachte 4] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] deel uitgemaakt van een doelgerichte dadergroep. Het hof is van oordeel dat ook hij een rol van dusdanig intellectueel en materieel gewicht heeft gespeeld dat hij als mededader van de overval moet worden aangemerkt.
-
De rol van de medeverdachten
Het hof zal nu nagaan of er bevestiging gevonden kan worden voor de sterke aanwijzingen in de telefoon- en OVC-gesprekken voor de betrokkenheid van de overige verdachten bij de overval.
Ten aanzien van [medeverdachte 4]
Het hof vindt die bevestiging ten eerste in de verklaring van [medeverdachte 1] van 18 juni 2014. Deze houdt in dat de verdachte hem benaderde voor een klus in Amstelveen. Het zou daarbij moeten gaan om een overval, omdat inbreken niet mogelijk was gebleken. Volgens [medeverdachte 1] vertelde de verdachte hem dat hij informatie kreeg van een derde persoon die op de hoogte was van de dagelijkse bezigheden van de slachtoffers en die dicht bij de slachtoffers stond wat betreft de relatie. Deze persoon heeft – zo verklaarde [medeverdachte 1] – er op een gegeven moment bij de verdachte op aangedrongen dat de overval nu echt moest gaan plaatsvinden. De verdachte had contact met deze persoon. [medeverdachte 1] zegt bij deze persoon nooit op bezoek te zijn geweest, “anders had ik wel op de bezoekerslijst gestaan”; het hof begrijpt hieruit dat de derde persoon gedetineerd zat. In combinatie met de overige uitspraken over de derde persoon, concludeert het hof dat met deze persoon [medeverdachte 4] wordt bedoeld.
Het hof vindt voorts bevestiging van de betrokkenheid van [medeverdachte 4] bij de overval in de verklaring van [naam 7] , een ex-medegedetineerde van [medeverdachte 4] . [naam 7] heeft op 5 juni 2014 aan de politie verklaard dat [medeverdachte 4] hem in de penitentiaire inrichting heeft verteld dat de woningoverval op zijn initiatief was gepleegd.
Bij de beoordeling van de betrouwbaarheid van deze verklaring hecht het hof waarde aan het feit dat [naam 7] niets met de onderhavige zaak te maken heeft en geen kenbaar eigen belang of ander motief heeft voor het afleggen van deze voor [medeverdachte 4] belastende verklaring. Voorts kent het hof gewicht toe aan het feit dat hij zijn verklaring aflegde voordat er in het onderzoek aanhoudingen waren verricht. [naam 7] kan dus geen enkele kennis van het dossier hebben gehad op het moment dat hij zijn verklaring aflegde. Evenmin is gebleken dat hij contacten had met andere betrokkenen in deze zaak dan [medeverdachte 4] . Zijn verklaring bevat details die later in het onderzoek zijn bevestigd. [naam 7] verklaarde bijvoorbeeld dat [medeverdachte 4] hem vertelde dat zijn schoonouders na de zelfmoord van zijn vrouw [naam 1] meer spullen hadden gekregen dan hij, dat hij eigenlijk wilde dat het een inbraak zou worden maar dat dit niet kon, zodat het maar een overval moest worden en dat een Utrechtse jongen, die hem opzocht in de PI Almere en met wie hij in het verleden gedetineerd heeft gezeten in de Bijlmer, betrokken was bij de overval.
Dit komt geheel overeen met de verklaring van [medeverdachte 1] , met de afgeluisterde gesprekken zoals hierboven weergegeven en op onderdelen met wat de verdachte en [medeverdachte 4] zelf hebben verklaard. De verdachte is een ‘Utrechtse jongen’. Het hof acht de verklaring van [naam 7] voldoende betrouwbaar om voor het bewijs te gebruiken. Dat de verklaring van [naam 7] op een aantal onderdelen geen bevestiging vindt in het dossier maakt dit oordeel niet anders.
Dat de verdediging niet in de gelegenheid is geweest [naam 7] (effectief) te ondervragen staat aan het gebruik van diens belastende verklaring voor het bewijs overigens niet in de weg, nu die verklaring zoals hiervoor is overwogen voldoende verankering vindt in de verklaring van [medeverdachte 1] en in de overige gebezigde bewijsmiddelen en niet van doorslaggevend belang is voor het oordeel van het hof dat tot bewezenverklaring kan worden gekomen.
Het hof gaat er op grond van al het voorgaande en op grond van de bewijsmiddelen van uit dat [medeverdachte 4] de initiatiefnemer van de overval is geweest, dat hij de plannen voor de overval samen met de verdachte heeft gemaakt, en daarbij belangrijke informatie over de woning, de buit en de bewoners met hem heeft gedeeld. [medeverdachte 4] heeft op enig moment de verdachte erop gewezen dat de overval daadwerkelijk moest gaan plaatsvinden en dat daarmee niet langer gewacht kon worden. [medeverdachte 4] heeft zich blijkens de inhoud van de OVC-gesprekken nadien actief bemoeid met het vinden van een koper voor de gestolen (kunst)voorwerpen en de verdachte geholpen met het oplossen van een financieel conflict met de uitvoerders van de overval door het voor de verdachte mogelijk te maken geld te verdienen aan de verkoop van zijn, [medeverdachte 4] ’, spullen.
Het hof komt tot de conclusie dat ten aanzien van [medeverdachte 4] bewezen is de hem ten laste gelegde woningoverval gepleegd door twee of meer verenigde personen. Hoewel hij zelf geen van de uitvoeringshandelingen heeft verricht, heeft hij daarbij een intellectuele en materiële rol van zodanig gewicht gespeeld, dat zijn rol (veel) groter is dan die van een medeplichtige. Hij heeft met de verdachte, [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] deel uitgemaakt van een doelgerichte dadergroep. Dat hij daarbij gedetineerd was doet daaraan niet af. Het hof merkt [medeverdachte 4] dan ook aan als mededader van de overval.
Ten aanzien van [medeverdachte 1]
Ten aanzien van [medeverdachte 1] vindt het hof bevestiging voor de sterke aanwijzingen die deze en andere OVC-gesprekken opleveren in de verklaring van [medeverdachte 1] zelf, inhoudend dat de verdachte hem had gevraagd die overval te plegen en had verteld over welke – waardevolle – spullen het zou gaan. Het hof acht de verklaring van [medeverdachte 1] , dat hij – nadat hij had geweigerd de overval zelf uit te voeren – wel voortdurend op de hoogte is gehouden van de gebeurtenissen rond de overval, maar [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] niet voor het plegen van de overval heeft benaderd, ongeloofwaardig. De verklaring van [medeverdachte 1] dat de verdachte zelf mensen (het hof begrijpt: [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] ) had gevonden die de overval wilde plegen, staat haaks op bovenvermelde OVC-gesprekken en het kennelijke directe contact tussen verdachte en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] zoals dit uit de verschillende gesprekken tussen de verdachte en [medeverdachte 1] kan worden afgeleid. Daarbij weegt mee dat er geen aan de overval voorafgaand contact is gebleken tussen de verdachte en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] , terwijl uit de verklaring van de zus van [medeverdachte 1] (dossierpagina 628) blijkt dat [medeverdachte 3] een vriend is van haar broer en dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] neven van elkaar zijn.
Het hof concludeert op grond van de bewijsmiddelen dat [medeverdachte 1] [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] heeft aangebracht met het oog op de te plegen woningoverval in Amstelveen en dat [medeverdachte 1] van dit doel op de hoogte was gezien zijn informatie van de verdachte.
Het hof leidt voorts uit de OVC-gesprekken af dat de verdachte en [medeverdachte 1] in de onderhavige zaak steeds hebben samengewerkt. Het verwijst naar het gesprek van 29 mei 2014 waarin de verdachte tegen [medeverdachte 1] zei dat ze (de verdachte en [medeverdachte 1] ) alles wat ze hadden gedaan hadden overlegd, er samen achterstonden, en dat ze vanaf het begin af aan hadden gezegd dat het om geld ging.
[medeverdachte 1] is ook nauw betrokken geweest bij de verwikkelingen na de overval. [medeverdachte 1] heeft bij zijn zus een groot gedeelte van de buitgemaakte goederen ondergebracht, is betrokken geweest – nadat bleek dat de goederen niet snel te gelde konden worden gemaakt – bij de financiële perikelen tussen [medeverdachte 3] / [medeverdachte 2] en de verdachte en was betrokken bij de poging tot witwassen van een gedeelte van de buit door het proberen die buit terug te verkopen aan de slachtoffers. Hij zou ook meedelen in de opbrengst daarvan. Het hof acht deze nauwe betrokkenheid nadat het feit had plaatsgevonden mede redengevend voor de bewijsvoering, nu hieruit blijkt van de aard en de intensiteit van de samenwerking tussen [medeverdachte 1] en de verdachte enerzijds en die tussen [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] anderzijds, van welke samenwerking ook voorafgaand aan het feit sprake was.
Nu [medeverdachte 1] in alle fasen van de overval en bij de nasleep daarvan betrokken is geweest, is naar het oordeel van het hof sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen hem en de medeverdachten zodat hij als mededader van de woningoverval kan worden aangemerkt. Hij had daarbij, samen met de verdachte, een organiserende rol en deze is van aanzienlijk intellectueel en materieel gewicht geweest. Hij heeft met [medeverdachte 4] , de verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] , deel uitgemaakt van een doelgerichte dadergroep.
Ten aanzien van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3]
Het hof acht bewezen dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] degenen zijn geweest die op 18 februari 2014 de woningoverval feitelijk hebben uitgevoerd. Het hof overweegt hierover het volgende.
De OVC-gesprekken, zowel op zichzelf als in onderling verband beschouwd, leveren sterke aanwijzingen op dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] een financieel conflict hadden met de verdachte, dat zag op de afwikkeling van het te gelde maken van de buit van de woningoverval op de familie [benadeelde 2] . Het hof interpreteert deze gesprekken in die zin, dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] aanspraak maakten op een deel van de opbrengst ter vergoeding voor hun aandeel in de overval, te weten de feitelijke uitvoering daarvan. Het hof begrijpt dit laatste in het bijzonder uit de opmerkingen van [medeverdachte 1] , dat hij – tegen de achtergrond van het financiële conflict – bij ‘de sollicitaties’ selectief is geweest en – na de uitzending van ‘Opsporing Verzocht’ over de overval – dat ‘de jongens het nog niet eens aan hun eigen schaduw hebben verteld’. Het hof hecht in dit verband verder belang aan het voornoemde gesprek van 27 mei 2014 over ‘de twee sukkels’.
De betrokkenheid van [medeverdachte 2] vindt verder zeer zwaarwegende bevestiging in het aantreffen van zijn DNA op een stuk tape waarmee een van de slachtoffers is vastgebonden, het aantreffen van een rol tape bij [medeverdachte 2] thuis, waarop DNA van het slachtoffer de heer [benadeelde 2] is aangetroffen en het feit dat uit souche-onderzoek is gebleken dat de rand van één van de stukken tape op de vloer van de slaapkamer van de woning van de heer en mevrouw [benadeelde 2] past op het uiteinde van het tape op de rol die bij [medeverdachte 2] thuis is gevonden.
Bevestiging voor de betrokkenheid van zowel [medeverdachte 3] als [medeverdachte 2] vindt het hof verder in de verklaring van [naam 3] , inhoudend dat de verdachte hem heeft verteld dat de twee vrienden van [medeverdachte 1] de overval hadden gepleegd. Naar het oordeel van het hof kan het niet anders dan dat hij daarmee [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] bedoelde; van andere vrienden van [medeverdachte 1] is in de contacten en gesprekken niet gebleken.
De betrokkenheid van zowel [medeverdachte 3] als [medeverdachte 2] vindt voorts bevestiging in de observatie van een ontmoeting tussen [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] , de verdachte en [medeverdachte 1] op 17 mei 2014, waarbij – zoals door [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] is bevestigd – de verdachte aan [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] een geldbedrag overhandigde.
Het hof acht ten slotte van belang dat [medeverdachte 3] voor de reden van het financiële conflict geen aannemelijke verklaring heeft gegeven. Zoals uit de overwegingen van het hof omtrent de OVC-gesprekken al naar voren komt, acht het hof de verklaring dat een en ander te maken had met een verkoop van wiet, onaannemelijk. Het hof onderkent dat ten aanzien van [medeverdachte 3] geen sprake is van rechtstreeks bewijs. Het acht de conclusie dat hij de vijfde dader is geweest gelet op het voorgaande en hetgeen overigens uit de bewijsmiddelen naar voren komt echter onontkoombaar, terwijl de verklaring die hij omtrent het financiële conflict met de verdachte heeft afgelegd op meerdere gronden ongeloofwaardig is. Ten eerste is deze niet te verenigen met hetgeen in de OVC-gesprekken over hem is gezegd. Voorts is deze verklaring niet onderbouwd en niet verifieerbaar. Ten slotte is deze verklaring onhoudbaar, omdat [medeverdachte 3] hierin zijn rol verbonden heeft aan die van [medeverdachte 2] , door te stellen dat zij deze wietdeal samen met de verdachte hadden gesloten en samen de verdachte onder druk zetten om voor de wiet te betalen. Nu het DNA van [medeverdachte 2] zo’n krachtig bewijs vormt dat [medeverdachte 2] één van de overvallers was, ondergraaft dit gegeven tevens de geloofwaardigheid van de verklaring van [medeverdachte 3] .
Voor [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] geldt dat zij als uitvoerders van de overval eveneens als medeplegers dienen te worden aangemerkt en dat de hen ten laste gelegde woningoverval gepleegd door twee of meer verenigde personen kan worden bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. primair
hij op 18 februari 2014 te Amstelveen, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
- een aantal foto's en
- een familieboek en
- een mobiele telefoon (Samsung Galaxy Note II) en
- een bankpas van ING en
- een kentekenbewijs deel II behorende bij een Suzuki Splash en
- een of meer paspoorten op naam gesteld van [benadeelde 1] en [benadeelde 2] en
- een hoeveelheid sieraden en
- een schoudertas en
- geldkistjes met daarin gulden munten en
- een Orde van Oranje Nassau op naam van [benadeelde 2] en
- een consoleklok in boulle-stijl en
- een schilderij van Matthijs Schoevaerdts (Spaans landschap met kerk) en
- een of meer schilderij(en) van Frans van Severdonck (Dieren in landschappen) en
- een schilderij van Arnold Marc Gorter (Bebost landschap) en
- een schilderij van Isaac Israels (Bois de Boulogne) en
- een schilderij van L. Barberini (Zuid-Europese marktscene) en
- een schilderij van J. Bosboom (Kerkinterieur met figuren) en
- een beeld van gekleurd glas (gemaakt door [naam 1] ) en
- een collectie judaïca zilver (ter waarde van 150.000 euro) en
- een cameoglazen vaasje van Emile Galle en
- een Hollandse geelkoperen Chanoeka lamp en
- een schildpad parelmoer en een zilveren besnijdenisdoos en
- een zilveren filigrein bruidskistje en
- een rococo bronzen Menora en
- een stel zilveren tafelkandelaars (middelhoog model) en
- zilveren bekertjes en schaaltjes en
- een collectie van 11 grote stuks zilveren speelgoed en
- een collectie van 26 kleine stuks zilveren speelgoed en
- grote zilveren sauskommen (met elk twee oren) en
- antieke zilveren breipenhouders en
- een zilveren lepeldoos (met oud-Hollands reliëfdecor) en
- een zilveren antiek gegraveerde Chanoeka reiskandelaar en
- een 3-delig achtkantig peper- en zout-mosterdstelletje met blauwglazen binnenbakjes en
- een zilveren Hollands pepermuntdoosje en
- een Hollands Empire kristallen mosterdpot en
- zilveren speelgoed (te weten een kruiwagentje van [naam 2] te Antwerpen) en
- zilveren vaasvormige tafelstrooiers en
- een zilveren baluster tafelstrooier (met greep) en
- een zilveren gecontourneerd ovalen bonbonschaaltje en
- een zilveren achtkantige trommel (neo barokstijl met reliëfdecor van figuren) en
- een zilveren schuitvormig dienblad (Louis XVI stijl) en
- een zilveren bonbonmandje (Louis XVI stijl) en
- zilveren tafelkandelaars en
- zilveren gecontourneerde baluster tafelkandelaars en
- 7 zilveren en pleet bekers (enkele met Hebreeuwse teksten) en
- zilveren tafelkandelaars (laag model) en
- een 5-delig Rouaan aardewerk polychroom kaststel en
- een personenauto (Suzuki Splash [kenteken 1] ),
toebehorende aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] , welke diefstal werd voorafgegaan van geweld en bedreiging met geweld tegen die [benadeelde 1] en [benadeelde 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en bedreiging met geweld hierin bestonden dat een of meer van zijn mededaders die [benadeelde 1]
- van achteren bij haar nek hebben beetgepakt en
- een arm om haar nek hebben gelegd en
- een hand op haar mond hebben gedrukt en
- haar de woning in hebben gesleurd en
- de trap op hebben gesleurd en
- hebben gezegd dat ze op haar knieën moest gaan zitten en "werk nou maar mee, anders doen we je man wat aan" en
- haar polsen en enkels en bovenlichaam met tape hebben vastgebonden en
- hebben gevraagd of ze een kluis had en
- op haar knieën naar de kluis hebben getrokken en
- hebben gezegd dat als het niet lukte met de code ze haar man verrot zouden slaan en
die [benadeelde 2]
- hebben vastgepakt en
- zijn polsen en enkels met tape hebben vastgebonden en
- een sprei over zijn hoofd hebben gedaan en
- hebben gezegd: "doe jij nou maar rustig anders doen wij jouw vrouw wat aan".
2. primairhij in de periode van 17 april 2014 tot en met 22 april 2014 te Amstelveen, tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om voorwerpen wit te wassen, te weten
- een hoeveelheid sieraden en
- een consoleklok in boulle-stijl en
- een schilderij van Matthijs Schoevaerdts (Spaans landschap met kerk) en
- schilderijen van Frans van Severdonck (Dieren in landschappen) en
- een schilderij van Arnold Marc Gorter (Bebost landschap) en
- een schilderij van Isaac Israels (Bois de Boulogne) en
- een schilderij van L. Barberini (Zuid-Europese marktscene) en
- een schilderij van J. Bosboom (Kerkinterieur met figuren) en
- een beeld van gekleurd glas (gemaakt door [naam 1] ) en
- een collectie judaïca zilver (ter waarde van 150.000 euro) en
- een cameoglazen vaasje van Emile Galle en
- een Hollandse geelkoperen Chanoeka lamp en
- een zilveren filigrein bruidskistje en
- een rococo bronzen Menora en
- zilveren bekertjes en schaaltjes en
- een collectie van 11 grote stuks zilveren speelgoed en
- een collectie van 26 kleine stuks zilveren speelgoed en
- antieke zilveren breipenhouders en
- een zilveren lepeldoos (met oud-Hollands reliëfdecor) en
- een zilveren antiek gegraveerde Chanoeka reiskandelaar en
- een 3-delig achtkantig peper- en zout-mosterdstelletje met blauwglazen binnenbakjes en
- een zilveren Hollands pepermuntdoosje en
- een Hollands Empire kristallen mosterdpot en
- zilveren speelgoed (te weten een kruiwagentje van [naam 2] te Antwerpen) en
- zilveren vaasvormige tafelstrooiers en
- een zilveren baluster tafelstrooier (met greep) en
- een zilveren gecontourneerd ovalen bonbonschaaltje en
- een zilveren achtkantige trommel (neo barokstijl met reliëfdecor van figuren) en
- zilveren tafelkandelaars en
- 7 zilveren en pleet bekers (enkele met Hebreeuwse teksten) en
- zilveren tafelkandelaars (laag model) en
- een 5-delig Rouaan aardewerk polychroom kaststel,
door die voorwerpen om te zetten, terwijl hij en zijn mededader wisten, dat voornoemde voorwerpen onmiddellijk afkomstig waren uit enig misdrijf,
- een plastic tas, inhoudende een hoeveelheid sieraden en foto’s en een familieboek (zijnde goederen die bij hetzelfde misdrijf zijn buitgemaakt als bovengenoemde goederen) aan de voordeur van de woning van die fam. [benadeelde 2] heeft gehangen en
- brieven aan die familie [benadeelde 2] over het tegen een vergoeding overdragen van bovengenoemde goederen heeft bezorgd, teneinde een geldbedrag van 300.000 te ontvangen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen onder 1 primair en 2 primair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4.3.
Bewijsmiddelen
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze zijn opgenomen in de bijlage. De bijlage maakt deel uit van dit arrest.

5.Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 primair en 2 primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 primair bewezen verklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken of om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het onder 2 primair bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van poging tot witwassen.

6.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 primair en 2 primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

7.Oplegging van straffen en maatregel

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 primair en onder 2 primair bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven jaren met aftrek van voorarrest. De rechtbank heeft voorts een aantal in beslag genomen voorwerpen verbeurd verklaard, onttrokken aan het verkeer dan wel teruggegeven aan de verdachte, de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 2] en [benadeelde 2] - [benadeelde 1] toegewezen, in beide gevallen de schadevergoedingsmaatregel opgelegd en de benadeelde partij [benadeelde 3] niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf en maatregel als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf en maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een laffe en gewelddadige woningoverval op een ouder echtpaar. Het vrouwelijke slachtoffer is door een twee gemaskerde mannen opgewacht voor de ingang van haar woning en vervolgens met geweld naar de slaapkamer gesleurd. Daar zijn zij en haar man vastgebonden met duct tape. Het vrouwelijke slachtoffer is vervolgens op haar knieën naar de kamer waar de kluis zich bevond getrokken. Daar heeft zij onder bedreiging dat haar man iets zou worden aangedaan de kluis geopend. Ook het mannelijke slachtoffer is door de overvallers bedreigd. Hij heeft door het vastbinden bovendien letsel aan zijn armen opgelopen. De daders hebben beide slachtoffers vastgebonden achtergelaten in de woning en aan hun lot overgelaten. De slachtoffers zijn ernstig geschaad in hun gevoel van veiligheid. De woning is een plaats waar men zich bij uitstek veilig zou moeten voelen. Het is bekend dat de negatieve psychische gevolgen van dergelijke gewelddadige feiten voor de slachtoffers nog lang kunnen aanhouden. Daarnaast zorgen dit soort feiten voor maatschappelijke onrust en versterken zij reeds bestaande gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Dat de slachtoffers de gebeurtenissen als zeer angstaanjagend en traumatiserend hebben ervaren, blijkt mede en indringend uit hun slachtofferverklaringen.
De verdachte heeft voorts geprobeerd een groot deel van de buit terug te verkopen aan de slachtoffers, en zich daarmee schuldig gemaakt aan een poging tot witwassen. De verdachte en zijn mededader zijn hierbij op zeer geraffineerde en brutale wijze te werk gegaan door onder meer te refereren aan de emotionele waarde van de bij de overval buitgemaakte persoonlijke voorwerpen van hun overleden dochter.
Uit beide bewezenverklaarde feiten volgt dat de verdachte en zijn mededaders zich louter hebben laten leiden door hun zucht naar financieel gewin. Uit de vele opgenomen OVC- en telefoongesprekken volgt dat de verdachte geen enkel moment heeft stilgestaan bij de financiële en emotionele gevolgen van zijn handelen voor de slachtoffers.
Het hof heeft bij het bepalen van de straf meegewogen dat de verdachte bij de bewezenverklaarde feiten een leidende rol heeft gespeeld en dat hij blijkens een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 13 september 2016 eerder voor vermogensdelicten onherroepelijk is veroordeeld.
Het hof heeft bij het bepalen van de strafmaat meegewogen dat de mededaders van de verdachte bij het plegen van de overval meer dan licht geweld hebben toegepast, dat de slachtoffers gezien hun hoge leeftijd als kwetsbaar moeten worden aangemerkt en dat de kunstvoorwerpen die bij deze overval werden buitgemaakt een hoge waarde vertegenwoordigden.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

8.Beslag

8.1.
Verbeurdverklaring
Het onder 2 primair bewezenverklaarde feit is met behulp van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven Mercedes Benz met bijbehorende sleutel, gripzakken, brieven, enveloppen en plastic tas gepleegd. Deze voorwerpen behoren de verdachte toe en zullen derhalve verbeurd worden verklaard.
Ten aanzien van de Mercedes Benz overweegt het hof dat deze auto weliswaar op naam stond van de partner van de verdachte, maar dat uit het dossier volgt dat de verdachte de auto heeft uitgezocht en betaald en dat hij – [naam 6] beschikte niet over een rijbewijs – de gebruiker van de auto was. Met de rechtbank is het hof aldus van oordeel dat deze auto de verdachte toebehoorde.
8.2.
Teruggave aan verdachte van de overige voorwerpen
De inbeslaggenomen knuppel en handschoen kunnen niet in verband worden gebracht met de bewezenverklaarde feiten. Zij behoren de verdachte toe. Het hof gelast daarom de teruggave van deze voorwerpen aan hem.

9.De benadeelde partijen

9.1.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 6.000,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 primair bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
9.2.
De vordering van de benadeelde partij (wijlen) [benadeelde 2]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 6.000,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen. De voeging duurt derhalve op de voet van artikel 421, tweede lid, Sv van rechtswege voort. Het hof heeft ingevolge artikel 361, vierde lid, Sv op de vordering te beslissen. De omstandigheid dat de benadeelde partij is overleden, maakt dit niet anders. Diens overlijden staat evenmin aan toewijzing van de vordering en aan de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel in de weg, ook niet indien zij strekt tot vergoeding van immateriële schade (ECLI: NL: HR: 2010: BL9105)
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 primair bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
9.3.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding van € 124.104,38. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd tot een bedrag van € 9.933,-.
Blijkens de wetsgeschiedenis van artikel 51f Sv is een verzekeringsmaatschappij die schade aan het slachtoffer heeft vergoed en daarmee ingevolge artikel 7:962 BW in al diens rechten ter zake van die schade is gesubrogeerd, niet bevoegd zich als benadeelde partij te voegen in het strafgeding. Het hof zal de benadeelde partij gelet hierop niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. De benadeelde partij kan haar vordering slechts bij de civiele rechter aanbrengen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 36f, 45, 47, 57, 312 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.Vordering tot tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft in eerste aanleg een vordering tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de Politierechter te Assen van 2 juli 2013 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 weken aangebracht. De officier van justitie heeft ter terechtzitting in eerste aanleg gerekwireerd tot afwijzing van de vordering, nu onduidelijk zou zijn of het vonnis onherroepelijk was geworden. De rechtbank heeft de vordering om die reden afgewezen. De vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde. De advocaat-generaal heeft in hoger beroep eveneens tot afwijzing gerekwireerd.
Nu het hof niets bekend is over de status van bovenvermeld vonnis, zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden afgewezen.

12.BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair en 2 primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 3.00 STK gripzakken (4742401);
- 1.00 STK brief aan slachtoffer (4742403);
- 1.00 STK enveloppe (4742404);
- 1.00 STK witte enveloppe met getypte brief (4744068);
- 1.00 STK plastic tas (4741744);
- 1.00 STK Mercedes Benz [kenteken 2] (4777837).
- 1.00 STK Sleutel (4777837).
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 1.00 STK knuppel (4783253);
- 2.00 STK handschoen (4779431).
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 6.000,00 (zesduizend euro) ter zake van immateriële schadeen veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de een of meer anderen daarvan in zoverre zullen zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1] , ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 6.000,00 (zesduizend euro) als vergoeding voor immateriële schade,bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
65 (vijfenzestig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover mededaders hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededaders van de verdachte voormeld bedrag hebben betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 2] ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 6.000,00 (zesduizend euro) ter zake van immateriële schadeen veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de een of meer anderen daarvan in zoverre zullen zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 2] , ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 6.000,00 (zesduizend euro) als vergoeding voor immateriële schade,bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
65 (vijfenzestig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover mededaders hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededaders van de verdachte voormeld bedrag hebben betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 3] in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Vordering tenuitvoerlegging
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Amsterdam van 23 juni 2014, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter te Assen van 2 juli 2013, parketnummer 19-017507-11, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 4 weken.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.J.A. Plaisier, mr. A.E.M. Röttgering en mr. M. Gonggrijp - van Mourik, in tegenwoordigheid van mr. J.K.D. Bakker, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 26 oktober 2016.