In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 23 december 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1969, werd beschuldigd van winkeldiefstal in vereniging. De tenlastelegging betrof het wegnemen van schroevendraaiers, wandcontactdozen en deurklinken uit een winkelbedrijf aan de Sijsjesbergweg in Amsterdam op 20 maart 2016. De raadsvrouw van de verdachte voerde aan dat niet bewezen kon worden dat de goederen afkomstig waren uit de winkel en dat er geen sprake was van medeplegen. Het hof verwierp deze verweren en oordeelde dat er sprake was van een vooropgezet plan. De camerabeelden toonden aan dat de verdachte en zijn medeverdachte de winkel binnenkwamen en kort daarna met de gestolen goederen de winkel verlieten. Het hof achtte de verklaringen van de verdachte ongeloofwaardig, vooral gezien zijn wisselende verklaringen over de herkomst van de goederen. Het hof oordeelde dat de verdachte samen met zijn medeverdachte handelde in bewuste en nauwe samenwerking, wat leidde tot de conclusie dat de ten laste gelegde diefstal bewezen was. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier weken, maar het hof besloot in hoger beroep de straf te verlagen naar drie weken, rekening houdend met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan. Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en sprak de verdachte vrij van hetgeen meer of anders was ten laste gelegd.