ECLI:NL:GHAMS:2016:5841

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 februari 2016
Publicatiedatum
9 juni 2017
Zaaknummer
23-004052-14
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis kantonrechter inzake verkeersdelict met motorfiets

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 9 februari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter Amsterdam van 24 juli 2014. De verdachte, geboren in 1993, werd beschuldigd van meerdere verkeersdelicten, waaronder het negeren van een stopteken, het rijden met een te hoge snelheid en het negeren van een rood verkeerslicht. De feiten vonden plaats op 12 april 2013 te Amsterdam, waar de verdachte als bestuurder van een motorfiets betrokken was bij gevaarlijk rijgedrag. Het hof heeft de zaak behandeld op de terechtzitting van 26 januari 2016, waarbij zowel de vordering van de advocaat-generaal als de verdediging van de raadsman aan bod kwamen.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het negeren van verkeersregels, wat gevaar voor andere weggebruikers heeft opgeleverd. De kantonrechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een geldboete van € 500,00 en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor zes maanden. In hoger beroep heeft het hof deze straffen bevestigd, maar heeft het ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn positieve veranderingen in leven en studie.

Het hof heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een geldboete van € 500,00, subsidiair tien dagen hechtenis, en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden met een proeftijd van twee jaar. De beslissing is genomen op basis van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de eerdere veroordelingen van de verdachte. Het hof heeft de wettelijke voorschriften toegepast zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

parketnummer: 23-004052-14
datum uitspraak: 9 februari 2016
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter Amsterdam van 24 juli 2014 in de strafzaak onder parketnummer 13‑131848-13 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1993,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 26 januari 2016.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 12 april 2013 te Amsterdam als bestuurder van een voertuig (motorfiets Yamaha met kenteken [kenteken] ), daarmee rijdende op de weg, de IJdoornlaan, komende uit de richting van de Volendammerweg en gaande in de richting van het Zuiderzeepark, hij, verdachte
- een stopteken gegeven door een politieambtenaar genegeerd en/of
- met een (te) hoge snelheid over het natte wegdek van de Schellingwoudedijk gereden en/of
- op de kruising/splitsing Nieuwe Purmerweg/Waddenweg een driekleurig verkeerslicht dat rood licht uitstraalde genegeerd en het overig verkeer op de kruising/splitsing moesten stoppen en/of
- met (te) hoge snelheid en/of met een snelheid van 140 kilometer per uur de rijksweg A10 op gereden en/of
- ter hoogte van afrit S115 zijn voertuig plotseling op de vluchtstrook tot stilstand gebracht en vevolgens op de vluchtstrook zijn voertuig gekeerd en tegen de rijrichting in en/of via de vluchtstrook teruggereden naar de afrit S115 en deze opgereden en/of
- de Zuiderzeeweg dwars overgestoken om vervolgens over het fietspad in de richting van de Monnickendamweg te rijden, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 395a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 12 april 2013 te Amsterdam als bestuurder van een voertuig (motorfiets Yamaha met kenteken [kenteken] ), daarmee rijdende op de weg, de IJdoornlaan, komende uit de richting van de Volendammerweg en gaande in de richting van het Zuiderzeepark,
- met een hoge snelheid over het natte wegdek van de Schellingwouderdijk heeft gereden en
- op de Nieuwe Purmerweg een driekleurig verkeerslicht dat rood licht uitstraalde heeft genegeerd en
- met hoge snelheid de rijksweg A10 op is gereden en
- ter hoogte van afrit S115 zijn voertuig plotseling op de vluchtstrook tot stilstand heeft gebracht en vervolgens op de vluchtstrook zijn voertuig heeft gekeerd en tegen de rijrichting in en via de vluchtstrook is teruggereden naar de afrit S115 en deze is opgereden en
- de Zuiderzeeweg dwars is overgestoken om vervolgens over het fietspad in de richting van de Monnickendamweg te rijden,
door welke gedragingen van verdachte gevaar kon worden veroorzaakt en/of het verkeer op die weg kon worden gehinderd.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De kantonrechter Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een geldboete van € 500,00 subsidiair tien dagen hechtenis en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straffen als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsman van de verdachte heeft het hof verzocht af te zien van oplegging van een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid aangezien de verdachte niet eerder voor overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 is veroordeeld. Daarnaast betreft het een oud feit en heeft de verdachte door te gaan studeren zijn leven in positieve zin veranderd. Voorts verzoekt de raadsman de eventueel op te leggen geldboete te matigen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan gevaarlijk rijgedrag. Hij heeft met een motorfiets met hoge snelheid gereden op plaatsen waar dat gevaarlijk kan zijn voor medeweggebruikers, onder wie voetgangers en fietsers. Voorts heeft hij een rood verkeerslicht genegeerd en is hij op de rijksweg A10 op de vluchtstrook gekeerd en tegen de rijrichting terug gereden. Hierdoor hadden ernstige ongelukken kunnen worden veroorzaakt. Het hof ziet in hetgeen de raadsman heeft aangevoerd geen beletsel om overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen, temeer daar de verdachte blijkens een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 11 januari 2016 eerder onherroepelijk is veroordeeld voor strafbare feiten, waaronder overtreding van de Wegenverkeerswet 1994. Het hof acht oplegging van een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid passend teneinde de verdachte ervan te weerhouden opnieuw een dergelijk verkeersdelict te plegen.
Het hof acht, alles afwegende, een geldboete van na te melden hoogte en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 500,00 (vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis.
Ontzegt de verdachte ter zake van het bewezen verklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Bepaalt dat de bijkomende straf van ontzegging niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.M.J. Quaedvlieg, mr. I.M.H. van Asperen de Boer-Delescen en mr. M.L.M. van der Voet, in tegenwoordigheid van C. de Beer, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 9 februari 2016.
=========================================================================
[…]