Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
grieven 1 en 2bestrijdt [appellant] het oordeel van de voorzieningenrechter dat niet voldoende aannemelijk is dat [geïntimeerde] dwangsommen heeft verbeurd ten aanzien van de verplichting haar schutting maximaal zes meter breed te maken en de verplichting om bij de notaris te verschijnen voor de levering van het in het geding zijnde stuk grond. In
grief 3bestrijdt [appellant] de beslissing van de voorzieningenrechter om een lagere dwangsom vast te stellen dan was gevorderd en de toegewezen dwangsom te maximeren.
“dat de schutting (..) maximaal 6 meter is”, acht het hof niet aannemelijk dat partijen bij het maken van deze afspraak ervan uitgingen dat de schutting maar zes meter breed was en daarom niet ingekort hoefde te worden, zoals [geïntimeerde] betoogt. Ook overigens had [geïntimeerde] in ieder geval op grond van de toevoeging in het vonnis van 2 december 2014 moeten begrijpen dat zij verplicht was haar schutting zo nodig in te korten tot maximaal zes meter. Blijkens een proces-verbaal van constatering (productie 15 memorie van grieven) was de schutting van [geïntimeerde] op 21 juli 2015 nog 7,2 meter breed. [geïntimeerde] heeft in hoger beroep verklaard dat zij pas recentelijk, na het kortgedingvonnis van 25 augustus 2015, haar schutting heeft laten inkorten tot zes meter. Nu het vonnis van 2 december 2014 reeds op 30 december 2014 aan [geïntimeerde] is betekend en zij pas na 25 augustus 2015 aan haar verplichting heeft voldaan, is vooralsnog voldoende aannemelijk dat zij te dien aanzien dwangsommen heeft verbeurd.
grief 4bestrijdt [appellant] de beslissing van de voorzieningenrechter om de proceskosten tussen partijen te compenseren. [appellant] voert hiertoe aan dat dit de zoveelste procedure tussen partijen is. [geïntimeerde] procedeert op basis van een toevoeging terwijl [appellant] zijn eigen advocaatkosten dient te betalen. De familieband doet er in deze zaak niet toe zodat [geïntimeerde] , als de in het ongelijk gestelde partij, in de reële proceskosten moet worden veroordeeld, aldus [appellant] .