ECLI:NL:GHAMS:2016:5799

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 december 2016
Publicatiedatum
10 februari 2017
Zaaknummer
23-000579-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belediging, bedreiging en mishandeling van politieambtenaren met positieve ontwikkeling van de verdachte

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 21 december 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1988, was aangeklaagd voor mishandeling, bedreiging en belediging van politieambtenaren. De tenlastelegging omvatte onder andere het slaan en schoppen van een slachtoffer, alsook bedreigende uitspraken richting de politieagenten die hem aanhielden. De verdachte had zich op 7 december 2015 in Amsterdam schuldig gemaakt aan deze feiten, waarbij hij de politieagenten dreigde met de dood en beledigende taal gebruikte. Tijdens de zitting in hoger beroep op 7 december 2016 werd het verweer van de raadsvrouw verworpen, waarbij werd gesteld dat de verdachte verward was en geen reële bedreiging vormde. Het hof oordeelde echter dat de vrees van de agenten gegrond was, gezien de agressieve houding van de verdachte en de bedreigende uitspraken die hij deed. Het hof kwam tot de conclusie dat de verdachte de hem ten laste gelegde feiten had begaan en sprak hem schuldig aan mishandeling, bedreiging en belediging van ambtenaren in functie. De verdachte had eerder soortgelijke feiten gepleegd, maar het hof hield rekening met zijn positieve ontwikkeling en de hulp die hij zocht voor zijn problemen. De opgelegde straf bestond uit een gevangenisstraf van 30 dagen, waarvan 29 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 60 uur. Tevens werd de vordering van de benadeelde partij toegewezen, waarbij de verdachte €200,00 moest betalen voor immateriële schade.

Uitspraak

parketnummer: 23-000579-16
datum uitspraak: 21 december 2016
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 5 februari 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13-245169-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1988,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 7 december 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 7 december 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [slachtoffer] heeft mishandeld, bestaande die mishandeling uit het - eenmaal of meermalen (met kracht) slaan en/of stompen in/tegen het gezicht/hoofd (tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] op de grond is gevallen) en/of - (terwijl voornoemde [slachtoffer] op de grond lag) eenmaal of meermalen (met kracht) slaan en/of stompen en/of trappen en/of schoppen in/tegen het gezicht/hoofd en/of - eenmaal of meermalen krabben in/op het oog en/of bijten in de vinger(s), in elk geval in/tegen/van het lichaam van voornoemde [slachtoffer];
2:
hij op of omstreeks 7 december 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [hoofdagent] (hoofdagent van politie Eenheid Amsterdam) en/of [brigadier] (brigadier van politie Eenheid Amsterdam) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [hoofdagent] en/of [brigadier] dreigend eenmaal of meermalen de woorden toegevoegd : "ik ga als ik vrij kom jullie afmaken en ik ga jullie vinden" en/of "je moet hem snitchen, als je dat niet doet kom ik je halen" en/of "ik maak je dood" en/of "ik ga alleen voor jou naar de ISIS" en/of "het maakt mij niet uit als ik zelfmoord pleeg", althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3:
hij op of omstreeks 7 december 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland opzettelijk (een) ambtena(a)r(en), [hoofdagent] (hoofdagent van politie Eenheid Amsterdam) en/of [brigadier] (brigadier van politie Eenheid Amsterdam), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, in zijn/haar/hun tegenwoordigheid, mondeling en/of door een of meer feitelijkhe(i)d(en) heeft beledigd, door hem/haar/hun de woorden toe te voegen: "je bent een kankerjood" en/of "je bent een kankerlijer" en/of "je moeders kut en je vaders kut" en/of je gaat op mijn pik zitten" en/of "jullie zijn kankerlijers" en/of door eenmaal of meermalen te spugen in/tegen het gezicht van voornoemde [brigadier], althans (telkens) woorden en/of feitelijkhe(i)d(en) van gelijke beledigende aard en/of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bespreking van een in hoger beroep gevoerd verweer

De raadsvrouw heeft betoogd dat de verdachte van de onder 2 ten laste gelegde bedreiging moet worden vrijgesproken. Nu de verdachte duidelijk verward was en hij op het moment van de ten laste gelegde uitlatingen geboeid in de politieauto zat, was er geen sprake van een bedreiging die van dien aard was dat bij de politieagenten de redelijke vrees kon ontstaan voor het misdrijf waarmee werd gedreigd.
Het hof verwerpt het verweer en overweegt daartoe het volgende.
Aangever [hoofdagent] heeft verklaard dat hij vrees had voor zijn leven en aangever [brigadier] heeft verklaard dat hij zich door de uitlatingen van de verdachte dat hij [brigadier] dood wil maken, ernstig bedreigd voelde. Deze door de aangevers gestelde vrees kon naar het oordeel van het hof ook in redelijkheid ontstaan, gelet op de, zo blijkt uit het proces-verbaal van bevindingen van 7 december 2015 dat is opgemaakt door beide aangevers/verbalisanten, zeer agressieve houding van de verdachte, in combinatie met de door de verdachte gebezigde woorden. Dat de verdachte op het moment van de uitlatingen geboeid was, doet aan het bovenstaande niet af, te meer nu de bedreigingen er juist op zagen dat de verdachte de aangevers op een later moment, nadat hij zou zijn vrijgekomen, zou afmaken en zou komen halen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij op 7 december 2015 te Amsterdam [slachtoffer] heeft mishandeld, bestaande die mishandeling uit het met kracht slaan tegen het hoofd, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] op de grond is gevallen, en, terwijl voornoemde [slachtoffer] op de grond lag, slaan tegen het gezicht en krabben op het oog en bijten in de vinger van voornoemde [slachtoffer];
2:
hij op 7 december 2015 te Amsterdam [hoofdagent], hoofdagent van politie Eenheid Amsterdam en/of [brigadier], brigadier van politie Eenheid Amsterdam, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [hoofdagent] en/of [brigadier] dreigend de woorden toegevoegd: "ik ga als ik vrij kom jullie afmaken en ik ga jullie vinden", "je moet hem snitchen, als je dat niet doet kom ik je halen" en "ik maak je dood”;
3:
hij op 7 december 2015 te Amsterdam opzettelijk ambtenaren [hoofdagent], hoofdagent van politie Eenheid Amsterdam, en [brigadier], brigadier van politie Eenheid Amsterdam, gedurende de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hun de woorden toe te voegen: "je bent een kankerjood", "je bent een kankerlijer" en "jullie zijn kankerlijers" en voornoemde [brigadier] door een feitelijkheid heeft beledigd door te spugen in het gezicht van voornoemde [brigadier].
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
mishandeling.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 dag, een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand en een taakstraf voor de duur van 60 uur, subsidiair 30 dagen hechtenis.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verschillende feiten die zich kenmerken door de grote agressie waarmee zij gepleegd zijn. De verdachte heeft de confrontatie opgezocht met een oude bekende van hem. Toen deze zich hieraan probeerde te onttrekken door weg te lopen, is de verdachte hem gevolgd en heeft hem mishandeld. De verdachte heeft de aangever geslagen, gebeten en in het gezicht gekrabd terwijl de aangever op de grond lag. Dit moet voor de aangever een bijzonder angstaanjagende ervaring zijn geweest.
Daarnaast heeft de verdachte tegen de politieambtenaren die hem vanwege de mishandeling aanhielden, beledigende en bedreigende woorden geuit. Bovendien heeft de verdachte een van de politieambtenaren in het gezicht gespuugd, terwijl het speeksel van verdachte ook bloed bevatte. Door deze grensoverschrijdende uitlatingen en gedragingen heeft de verdachte blijk gegeven van een totaal gebrek aan respect voor het publieke belang dat door deze politieambtenaren wordt gediend en heeft hij deze politieambtenaren in hun gezag aangetast. Het hof neemt het de verdachte bijzonder kwalijk dat hij op zeer agressieve wijze politieambtenaren vrees heeft aangejaagd en heeft beledigd, terwijl deze politieambtenaren hun werk uitvoerden.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 21 november 2016 is de verdachte bovendien eerder ter zake van soortgelijke feiten, te weten vernieling en openlijke geweldpleging tegen personen, onherroepelijk veroordeeld.
Gezien de ernst van de feiten en de recidive van de verdachte is in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend. Met de advocaat-generaal is het hof echter van oordeel dat de persoonlijke omstandigheden van de verdachte aanleiding geven voor een andere strafoplegging. Blijkens de door de raadsvrouw overgelegde brief en hetgeen ter terechtzitting naar voren is gekomen, heeft de verdachte zelf hulp gezocht voor zijn problemen en is hij gemotiveerd om zijn leven een wending ten goede te geven. Hij is niet langer dakloos en verblijft bij een ambulante maatschappelijke opvang. Hij is op vrijwillige basis bezig om zijn schulden aan te pakken en hij is serieus op zoek naar een goede behandeling voor zijn PTSS. Deze positieve ontwikkeling zou op onwenselijke wijze doorkruist worden, indien de verdachte (langdurig) terug zou moeten naar de gevangenis. Om die reden zal het hof een gevangenisstraf opleggen met een onvoorwaardelijk deel gelijk aan het voorarrest. Het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf is bedoeld als stok achter de deur om de positieve ontwikkeling van de verdachte door te zetten. Daarnaast zal het hof de verdachte een taakstraf opleggen.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf en een (deels voorwaardelijke) gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [brigadier]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 200,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
De benadeelde partij heeft deze vordering in hoger beroep gehandhaafd tot het oorspronkelijk gevorderde bedrag.
De raadsvrouw heeft betoogd dat deze vordering dient te worden afgewezen, dan wel niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Vergoeding van niet-fysiek letsel is alleen mogelijk als sprake is van zodanig letsel dat dit kan worden aangemerkt als een aantasting van de persoon. Hiervan is slechts sprake indien het geestelijk letsel een voldoende ernstig karakter heeft. Daarvan is in deze zaak geen sprake.
Naar het oordeel van het hof is voldoende komen vast te staan dat sprake is van een aantasting van de persoon van de benadeelde partij, nu de verdachte de benadeelde partij in het gezicht heeft gespuugd en het speeksel van verdachte bloed bevatte. In de aanbiedingsbrief bij de vordering is bovendien toegelicht dat de benadeelde partij dit heeft ervaren als vernederend, smerig en minachtend. De door de raadsvrouw aangehaalde uitspraak ziet op een zaak waarin uitsluitend sprake was van een verbale belediging en wijkt derhalve op een relevant punt af van onderhavige zaak.
Derhalve is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 3 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 63, 266, 267, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
30 (dertig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
29 (negenentwintig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Vordering van de benadeelde partij [brigadier]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [brigadier] ter zake van het onder 3 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 200,00 (tweehonderd euro) ter zake van immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [brigadier], ter zake van het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 200,00 (tweehonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
4 (vier) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.M.J. Quaedvlieg, mr. H.W.J. de Groot en mr. G.M. Boekhoudt, in tegenwoordigheid van mr. A.N. Biersteker, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 21 december 2016.
mr. H.W.J. de Groot en mr. G.M. Boekhoudt is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[.............]
.