In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 14 december 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1973, was eerder veroordeeld voor een woninginbraak die plaatsvond op 26 augustus 2015 in Haarlem. De tenlastelegging omvatte de diefstal van een aanzienlijk geldbedrag en diverse waardevolle goederen, waaronder munten, horloges en sieraden, toebehorende aan het slachtoffer. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich samen met een ander toegang tot de woning heeft verschaft door middel van braak.
Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd, omdat het tot een andere bewezenverklaring kwam. De verdachte werd schuldig bevonden aan diefstal door twee of meer verenigde personen. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot zeven maanden gevangenisstraf, waarvan twee maanden voorwaardelijk. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal een zwaardere straf geëist, maar het hof heeft besloten om een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van negen maanden op te leggen, met bijzondere voorwaarden zoals het naleven van een meldplicht bij Reclassering Nederland en het ondergaan van een behandeling bij een forensisch psychiatrisch centrum.
Het hof heeft rekening gehouden met de positieve ontwikkelingen in het leven van de verdachte, waaronder het naleven van afspraken met de reclassering en het hebben van een stabiele woonsituatie. De verdachte heeft een geschiedenis van recidive, maar het hof achtte het in het belang van zowel de verdachte als de samenleving om hem een laatste kans te geven om zijn leven ten goede te keren. De vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling werd afgewezen, gezien de gewijzigde persoonlijke omstandigheden van de verdachte.