Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De nadere feiten
de manis het volgende gebleken.
de vrouwis het volgende gebleken.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam diende, ging het om de afwikkeling van huwelijkse voorwaarden en de vaststelling van bijdragen in de kosten van levensonderhoud en opvoeding na een echtscheiding. De man en de vrouw, beiden geboren in 1958, waren in hoger beroep gegaan tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Noord-Holland. De man, die een inkomen had van ongeveer € 3.616,- bruto per maand, verzocht om de bestreden beschikking te vernietigen en de huwelijkse voorwaarden af te wikkelen. De vrouw, die een netto besteedbaar inkomen van € 917,- per maand had, vroeg om een zorgregeling voor hun kinderen en een hogere bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding.
Het hof behandelde de grieven van beide partijen en oordeelde dat de man een bijdrage van € 236,- per maand per kind moest betalen voor de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kinderen, met ingang van 1 augustus 2015. Daarnaast werd bepaald dat de man € 215,- per maand aan de vrouw moest betalen als uitkering tot haar levensonderhoud. Het hof oordeelde dat de eerdere beschikking van de rechtbank op bepaalde onderdelen moest worden vernietigd, maar bevestigde andere onderdelen van de beschikking. De uitspraak benadrukte de noodzaak van een zorgregeling die rekening houdt met de belangen van de kinderen en de financiële situatie van beide ouders.