In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 23 december 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 26 mei 2016 was gewezen. De verdachte, geboren in 1993, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarin hij was veroordeeld voor het opzettelijk niet voldoen aan een gebiedsverbod dat hem was opgelegd door de burgemeester van Amsterdam. Dit gebiedsverbod, dat gold van 30 december 2015 tot en met 29 maart 2016, verbood de verdachte zich te bevinden in het Uitgaansgebied Pleinen, waaronder het Leidseplein. Het hof heeft het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep op 9 december 2016 gehouden en heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de raadsman.
Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 27 maart 2016 opzettelijk niet heeft voldaan aan het bevel van de burgemeester, en heeft dit bewezen verklaard. Het hof heeft geoordeeld dat er geen omstandigheden zijn die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een taakstraf van 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal dezelfde straf gevorderd, terwijl de raadsman om een lagere straf heeft verzocht, verwijzend naar richtlijnen van het openbaar ministerie en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Het hof heeft de strafoplegging heroverwogen en, rekening houdend met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, besloten om een voorwaardelijke taakstraf van 20 uren op te leggen, met een proeftijd van twee jaren. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het de verdachte heeft vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen zijn verklaard. De beslissing is genomen in het belang van de handhaving van de openbare orde en de omstandigheden van de verdachte.