ECLI:NL:GHAMS:2016:5654

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 december 2016
Publicatiedatum
29 december 2016
Zaaknummer
23-001982-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake overtreding gebiedsverbod te Amsterdam

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 23 december 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 26 mei 2016 was gewezen. De verdachte, geboren in 1993, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarin hij was veroordeeld voor het opzettelijk niet voldoen aan een gebiedsverbod dat hem was opgelegd door de burgemeester van Amsterdam. Dit gebiedsverbod, dat gold van 30 december 2015 tot en met 29 maart 2016, verbood de verdachte zich te bevinden in het Uitgaansgebied Pleinen, waaronder het Leidseplein. Het hof heeft het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep op 9 december 2016 gehouden en heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de raadsman.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 27 maart 2016 opzettelijk niet heeft voldaan aan het bevel van de burgemeester, en heeft dit bewezen verklaard. Het hof heeft geoordeeld dat er geen omstandigheden zijn die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een taakstraf van 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal dezelfde straf gevorderd, terwijl de raadsman om een lagere straf heeft verzocht, verwijzend naar richtlijnen van het openbaar ministerie en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Het hof heeft de strafoplegging heroverwogen en, rekening houdend met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, besloten om een voorwaardelijke taakstraf van 20 uren op te leggen, met een proeftijd van twee jaren. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het de verdachte heeft vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen zijn verklaard. De beslissing is genomen in het belang van de handhaving van de openbare orde en de omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Parketnummer: 23-001982-16
Datum uitspraak: 23 december 2016
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 26 mei 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13-065064-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1993,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 9 december 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 27 maart 2016 te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel, te weten een gebiedsverbod, kenmerk 2015/7641, gedaan krachtens 172a van de Gemeentewet, in elk geval krachtens enig wettelijk voorschrift, door de burgemeester van Amsterdam, in elk geval een ambtenaar als bedoeld in artikel 184 Wetboek van Strafrecht, eerste en/of tweede lid, inhoudende dat hij, verdachte, zich in de periode van 30 december 2015 tot en met 29 maart 2016 niet mocht bevinden in/op het Uitgaansgebied Pleinen, immers bevond hij, verdachte, zich toen en daar opzettelijk in/op het Leidseplein, althans op een openbare weg of plaats gelegen in voornoemd gebied;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan wegens proceseconomische redenen niet in stand blijven.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 27 maart 2016 te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel, te weten een gebiedsverbod, kenmerk 2015/7641, gedaan krachtens 172a van de Gemeentewet door de burgemeester van Amsterdam, inhoudende dat hij zich in de periode van 30 december 2015 tot en met 29 maart 2016 niet mocht bevinden in het Uitgaansgebied Pleinen, immers bevond hij zich toen en daar opzettelijk op het Leidseplein.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk niet voldoen aan een bevel krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsman heeft verzocht een aanzienlijk lagere straf op te leggen dan door de politierechter in eerste aanleg is opgelegd. Daartoe heeft hij allereerst verwezen naar de richtlijnen die het openbaar ministerie hanteert, die voor soortgelijke gevallen een geldboete van € 250,- vermelden. Voorts heeft de raadsman een beroep gedaan op hetgeen is bepaald in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht. Tot slot heeft hij verwezen naar de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk niet voldoen aan een gebiedsverbod dat hem door de burgemeester van Amsterdam was gegeven. Door aldus te handelen heeft de verdachte een bevel, door het openbaar gezag gegeven ter handhaving van de openbare orde, genegeerd.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 21 november 2016 is de verdachte niet eerder voor een soortgelijk delict veroordeeld.
Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte en acht het niet aangewezen een geldboete op te leggen. Gelet op de ter terechtzitting in hoger beroep aannemelijk geworden persoonlijke omstandigheden van de verdachte acht het hof het passend en geboden, anders dan door de advocaat‑generaal is gevorderd en door de politierechter in eerste aanleg is opgelegd, een geheel voorwaardelijke taakstraf van na te melden duur aan de verdachte op te leggen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 63 en 184 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
20 (twintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. S. Bek, mr. H.M.J. Quaedvlieg en mr. G. Oldekamp, in tegenwoordigheid van mr. D.G. Oomkes, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 23 december 2016.