ECLI:NL:GHAMS:2016:5649

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 december 2016
Publicatiedatum
29 december 2016
Zaaknummer
23-001830-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor diefstal in vereniging met valse sleutel

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 9 december 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor diefstal in vereniging met een valse sleutel, gepleegd op 3 april 2013 te Amsterdam, waarbij een bedrag van 18.000 euro werd weggenomen. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter, dat op 26 juni 2015 was uitgesproken. Tijdens de zitting heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een ander de diefstal heeft gepleegd door middel van een valse sleutel.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat dit slechts een aantekening bevatte. Het hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan de ten laste gelegde feiten, maar heeft de verdachte vrijgesproken van andere ten laste gelegde feiten. De strafbaarheid van de verdachte is niet uitgesloten, en het hof heeft de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen. De verdachte is recent moeder geworden en heeft de zorg voor haar kind.

Uiteindelijk heeft het hof besloten om een taakstraf van 25 uren op te leggen, met als alternatief 12 dagen hechtenis, in plaats van de eerder opgelegde gevangenisstraf van twee weken. De beslissing is genomen met inachtneming van de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd en de gevolgen voor de slachtoffers.

Uitspraak

Parketnummer: 23-001830-16
Datum uitspraak: 9 december 2016
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 26 juni 2015 in de strafzaak onder parketnummer 13-032118-14 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1987,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 9 december 2016.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
primair:
zij op of omstreeks 3 april 2013 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 18.000,-- euro, althans een geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), waarbij verdachte en/of haar mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel;
subsidiair:
zij op of omstreeks 3 april 2013 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk 18.000,-- euro, althans een geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), welk(e) goed(eren) verdachte en/of haar mededader(s) anders dan door misdrijf, te weten als bewaarder en/of beheerder en/of rekeninghouders, onder zich had(den), wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378 van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 3 april 2013 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 18.000,-- euro, toebehorende aan [naam], waarbij haar mededader het weg te nemen goed onder hun bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg primair bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee weken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 25 uren, subsidiair 12 dagen hechtenis.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan diefstal van een aanzienlijk geldbedrag door middel van een valse sleutel. De verdachte heeft zich kennelijk laten leiden door financieel gewin, zonder er bij stil te staan dat slachtoffers van delicten als het onderhavige in de regel nog geruime tijd lijden onder de gevolgen van hetgeen hun is aangedaan.
In het voordeel van de verdachte heeft het hof rekening gehouden met het tijdsverloop sinds het ten laste gelegde, de omstandigheid dat zij blijkens een haar betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 21 november 2016 niet eerder, en ook niet nadien, met politie of justitie in aanraking is gekomen en haar persoonlijke omstandigheden zoals die ter terechtzitting in hoger beroep aannemelijk zijn geworden. In het bijzonder houdt het hof rekening met het feit dat de verdachte onlangs moeder is geworden en zij alleen de zorg draagt over haar kind.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
25 (vijfentwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
12 (twaalf) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. G. Oldekamp, mr. H.M.J. Quaedvlieg en mr. S. Bek, in tegenwoordigheid van mr. D.G. Oomkes, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 9 december 2016.