ECLI:NL:GHAMS:2016:5641

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 november 2016
Publicatiedatum
28 december 2016
Zaaknummer
23-001363-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal van levensmiddelen en verzorgingsproducten

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 21 november 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 8 april 2016. De verdachte, geboren in 1983, werd beschuldigd van diefstal van levensmiddelen en verzorgingsproducten uit een winkelpand in Aalsmeer op 6 april 2016. Tijdens de zitting in hoger beroep op 7 november 2016 heeft de advocaat-generaal zijn vordering gepresenteerd, terwijl de raadsman van de verdachte pleitte voor vrijspraak. De tenlastelegging omvatte de diefstal van onder andere Bacardi, Rum Cola en verzorgingsproducten, toebehorende aan Albert Heijn.

Het hof heeft de zaak beoordeeld op basis van de camerabeelden en de verklaringen van de verdachte. Het hof kwam tot de conclusie dat de verdachte niet overtuigend kon worden aangetoond dat hij de goederen had gestolen, met uitzondering van een pakje boter. De verdachte had verklaard dat hij het pakje boter mogelijk tijdelijk in zijn zak had gestopt tijdens een telefoongesprek. Het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de diefstal van de andere goederen, maar dat de verdachte wel opzettelijk het pakje boter had weggenomen.

De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 16 dagen. In hoger beroep eiste de advocaat-generaal een straf van twee weken. Het hof oordeelde dat de verdachte, gezien zijn eerdere veroordelingen voor winkeldiefstal, een gevangenisstraf van één week passend vond. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en sprak de verdachte vrij van de overige tenlastegelegde feiten, maar verklaarde de diefstal van het pakje boter bewezen en strafbaar. De opgelegde straf werd gegrond op artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

parketnummer: 23-001363-16
datum uitspraak: 21 november 2016
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 8 april 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13/701626-16 tegen
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1983,
[adres 1] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
7 november 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 06 april 2016 te Aalsmeer, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen in/uit een (winkel)pand (perceel […] ) één of meer levensmiddel(en) en/of één of meer blik(ken) (sterke) drank (Bacardi en/of Rum Cola) en/of één of meer verzorginsproduct(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Albert Heijn, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een enigszins andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 6 april 2016 te Aalsmeer, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening, heeft weggenomen in een winkelpand, perceel […] , een levensmiddel, toebehorende aan Albert Heijn.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Nadere bewijsoverweging

De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte wordt vrijgesproken van hetgeen hem is ten laste gelegd en heeft hiertoe het volgende aangevoerd.
Uit de camerabeelden kan niet worden afgeleid dat de verdachte de tenlastegelegde goederen daadwerkelijk heeft gestolen. De verdachte is in de winkel geweest om boodschappen te doen, hij heeft de goederen afgerekend bij de kassa en heeft de winkel verlaten. Enige tijd later kwam de verdachte terug in de winkel en liet de tassen die hij bij zich droeg achter bij de klantenservice. In de tassen werden goederen aangetroffen waarvan gesteld wordt dat de verdachte die had gestolen. Nu hij tussendoor in andere winkels is geweest, kan niet worden vastgesteld dat de verdachte deze goederen heeft weggenomen, omdat deze in andere winkels gekocht kunnen zijn.
Ten aanzien van het bij de verdachte aangetroffen pakje boter kan niet worden vastgesteld dat de verdachte dit met opzet in zijn zak heeft gestopt. De verdachte heeft verklaard dat hij een telefoontje kreeg en op dat moment mogelijk het pakje boter tijdelijk in zijn zak heeft gedaan. Het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening kan niet worden bewezen.
Het hof overweegt als volgt.
Op basis van de stukken van het dossier, waaronder de camerabeelden waarvan het hof ter terechtzitting heeft kennisgenomen, heeft het hof niet met de voor een bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid kunnen vaststellen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van de diefstal van de in de tenlastelegging vermelde goederen – behoudens het pakje boter –, zodat hij in zoverre moet worden vrijgesproken.
Met betrekking tot het pakje boter overweegt het hof dat de verdachte zelf heeft verklaard dit in zijn zak te hebben gestoken. Uit het dossier blijkt bovendien dat een medewerker heeft gezien dat de verdachte een product wegstopte in zijn jaszak. Op de camerabeelden is te zien dat de verdachte bij de kassa een boodschappenmandje bij zich droeg en de zich daarin bevindende goederen heeft afgerekend. De verdachte had gelegenheid ook het pakje boter ter betaling aan te bieden en heeft dit achterwege gelaten. Gelet op deze omstandigheden acht het hof het geenszins aannemelijk dat de verdachte zou zijn vergeten het pakje boter af te rekenen en geen oogmerk heeft gehad op de wederrechtelijke toe-eigening daarvan.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 dagen met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee weken met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal van een pakje boter. Winkeldiefstal veroorzaakt hinder, schade en ergernis voor het betreffende winkelbedrijf. Door aldus te handelen heeft verdachte er bovendien blijk van gegeven geen respect te hebben voor de eigendomsrechten van een ander.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 24 oktober 2016 is hij eerder onherroepelijk tot gevangenisstraf veroordeeld voor winkeldiefstal, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden wederom winkeldiefstal te plegen. Het hof weegt dit mee ten nadele van de verdachte.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) week.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. van Woensel, mr. R.A.F. Gerding en mr. P.B.C.D.F. van Sasse van Ysselt, in tegenwoordigheid van S. Pesch, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 21 november 2016.
Mr. P.B.C.D.F. van Sasse van Ysselt is buiten staat dit arrest te ondertekenen.