ECLI:NL:GHAMS:2016:5636

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 november 2016
Publicatiedatum
28 december 2016
Zaaknummer
23-001164-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal en wederspannigheid met betrekking tot een winkeldiefstal en verzet tegen opsporingsambtenaren

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 21 november 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 15 maart 2016 was gewezen. De verdachte, geboren op 27 maart 1961, werd beschuldigd van diefstal en wederspannigheid. De tenlastelegging omvatte het wegnemen van kleding ter waarde van € 17,96 van winkelbedrijf Action op 2 september 2014, en het verzet tegen de aanhouding door opsporingsambtenaren. Tijdens de zitting in hoger beroep op 7 november 2016 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de raadsvrouw gehoord. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten, waarbij het hof de eerdere veroordelingen van de verdachte in aanmerking heeft genomen. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van veertien dagen, waarvan een deel voorwaardelijk, en een taakstraf van dertig uren. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke gevangenisstraf is afgewezen. Het hof heeft de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

parketnummer: 23-001164-16
datum uitspraak: 21 november 2016
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 15 maart 2016 in de strafzaak onder de parketnummers 13/190590-14 en 15/810453-11 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op 27 maart 1961,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
7 november 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 2 september 2014 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen kleding (ter waarde van EUr 17,96), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf Action ([vestigingsplaats]), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
2
hij op of omstreeks 2 september 2014 te Amsterdam toen de aldaar dienstdoende [naam 1] en [naam 2] verdachte op verdenking van het overtreden van artikel 310, in elk geval op verdenking van het gepleegd hebben van enig strafbaar feit, op heterdaad ontdekt, had(den) aangehouden en vastgegrepen, althans vast had(den) teneinde hem ten spoedigste voor te geleiden voor een hulpofficier van justitie en hem daartoe over te brengen naar een plaats van verhoor, zich met geweld heeft verzet tegen bovengenoemde opsporingsambtena(a)r(en), werkzaam in de rechtmatige uitoefening zijner/hunner bediening, door opzettelijk gewelddadig: - van zijn hand een vuist te maken en deze weg te trekken (bij het aanleggen van de transportboeien) en - schoppende bewegingen te maken en - zijn armen gespannen te houden en uit de greep van verbalisanten (proberen) te trekken en - naar de pepperspray van verbalisant [naam 1] te grijpen en met deze pepperspray te sprayen en - (in de richting van) het vuurwapen van verbalisant [naam 2] te grijpen, tengevolge waarvan de opsporingsambtenaar [naam 2] enig lichamelijk letsel (schaafwonden) bekwam.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een enigszins andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 2 september 2014 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen kleding ter waarde van € 17,96, toebehorende aan winkelbedrijf Action, [vestigingsplaats].
2.
hij op 2 september 2014 te Amsterdam toen de aldaar dienstdoende [naam 1] en
[naam 2] verdachte op verdenking van artikel 310 hadden vastgegrepen, teneinde hem ten spoedigste voor te geleiden voor een hulpofficier van justitie en hem daartoe over te brengen naar een plaats van verhoor, zich met geweld heeft verzet tegen bovengenoemde opsporingsambtenaren, werkzaam in de rechtmatige uitoefening hunner bediening, door opzettelijk gewelddadig:
- van zijn hand een vuist te maken en deze weg te trekken bij het aanleggen van de transportboeien en
- schoppende bewegingen te maken en
- zijn armen gespannen te houden en uit de greep van verbalisanten proberen te trekken en
- naar de pepperspray van verbalisant [naam 1] te grijpen en met deze pepperspray te sprayen
ten gevolge waarvan de opsporingsambtenaar [naam 2] enig lichamelijk letsel, schaafwonden, bekwam.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
diefstal.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
wederspannigheid, terwijl het misdrijf of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel ten gevolge hebben.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee weken met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal. Aldus heeft hij geen respect getoond voor de eigendom van anderen. Winkeldiefstallen veroorzaken overlast en schade voor de betrokken eigenaar van de winkel.
Nadat de verdachte was aangehouden, heeft hij zich hevig verzet tegen de verbalisanten die hem wilden overbrengen naar het politiebureau, onder andere door met de pepperspray van een van de verbalisanten te spuiten in de besloten ruimte van het kantoor van de winkel, waarvan de aanwezigen veel last ondervonden.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 24 oktober 2016 is hij eerder, onder andere wegens diefstallen en wederspannigheid, onherroepelijk veroordeeld. Dit wordt in nadeel van de verdachte meegewogen.
Op grond van artikel 22b Wetboek van Strafrecht kan in deze zaak niet worden volstaan met alleen een taakstraf. En hoewel de ernst van de feiten en eerder veroordelingen van de verdachte het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken alleszins rechtvaardigen, ziet het hof in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte - zoals daarvan onder meer is gebleken uit de omtrent hem opgemaakte reclasseringsrapporten van 12 mei 2015 en 30 augustus 2016 - aanleiding naast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die de duur van de ondergane verzekering niet te boven gaat een taakstraf op te leggen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57, 63, 181 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging

Het Openbaar Ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter te Amsterdam van 8 december 2011 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken, met aftrek, en een proeftijd van 2 jaren. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Op grond van hetgeen bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, zal het hof, overeenkomstig de eis van de advocaat-generaal, de vordering tot tenuitvoerlegging afwijzen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
14 (veertien) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
13 (dertien) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
15 (vijftien) dagen hechtenis.
Wijst af de vordering van de Officier van Justitie in het arrondissement Amsterdam van 15 maart 2016, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 8 december 2011, parketnummer 15-810453-11, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 2 weken.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. van Woensel, mr. R.A.F. Gerding en mr. P.B.C.D.F. van Sasse van Ysselt, in tegenwoordigheid van S. Pesch, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 21 november 2016.
Mr. P.B.C.D.F. van Sasse van Ysselt is buiten staat dit arrest te ondertekenen.