In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 10 november 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1971, werd beschuldigd van opzettelijke belediging van een garderobemedewerkster door haar in het gezicht te spugen op 17 januari 2015 te Haarlem. De verdediging voerde aan dat er sprake was van een onherstelbaar vormverzuim omdat de vordering zoals bedoeld in artikel 126nd van het Wetboek van Strafvordering ontbrak. Het hof oordeelde dat het verweer niet voldeed aan de eisen en verwierp de stellingen van de raadsman. Het hof heeft de camerabeelden van het incident bekeken en vastgesteld dat de verdachte de aangeefster heeft bespuugd. De verdachte ontkende de beschuldigingen, maar het hof achtte de bewijsvoering voldoende. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en verklaarde de verdachte schuldig aan eenvoudige belediging. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een geldboete van 500 euro, die het hof in hoger beroep handhaafde, met de mogelijkheid van 10 dagen hechtenis bij niet-betaling. Het hof weegt de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan mee in de beslissing.