ECLI:NL:GHAMS:2016:5631

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 oktober 2016
Publicatiedatum
28 december 2016
Zaaknummer
23-002047-14
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak wegens onvoldoende bewijs van weigering ademanalyse

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 27 oktober 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van het weigeren van medewerking aan een ademonderzoek op 25 december 2013, nadat hij als bestuurder van een personenauto was aangehouden vanwege slingerend rijgedrag en het negeren van een stopteken. De politie had de identiteit van de verdachte vastgesteld aan de hand van een foto in het politiesysteem, maar er was geen identiteitsdocument gecontroleerd. Tijdens de procedure in hoger beroep heeft de verdachte ontkend de persoon te zijn die de medewerking aan het ademonderzoek heeft geweigerd. Zijn broer, die als getuige werd gehoord, heeft zich op zijn verschoningsrecht beroepen en geen antwoord gegeven op vragen over het incident. Het hof heeft de uiterlijke kenmerken van de getuige vergeleken met die van de verdachte en concludeerde dat er voldoende overeenkomsten waren om te twijfelen aan de identiteit van de persoon die de ademanalyse heeft geweigerd. Gezien deze omstandigheden heeft het hof geoordeeld dat niet met voldoende zekerheid kon worden vastgesteld dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft gepleegd. Het hof heeft daarom het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de beschuldigingen.

Uitspraak

parketnummer: 23-002047-14
datum uitspraak: 27 oktober 2016
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 16 mei 2014 in de strafzaak onder parketnummer
96-016727-14 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1989,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 2 juni 2016 en 27 oktober 2016.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 25 december 2013 te Amsterdam als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een personenauto te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 en aan wie door een opsporingsambtenaar was bevolen medewerking te verlenen aan een ademonderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van genoemde wet, niet heeft voldaan aan de verplichting ademlucht te blazen in een voor het onderzoek bestemd apparaat en/of aan de verplichting gevolg te geven aan alle door een opsporingsambtenaar ten dienste van het onderzoek gegeven aanwijzingen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof met betrekking tot de bewijsvraag tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden vrijgesproken.

Vrijspraak

De raadsvrouw heeft gesteld dat niet de verdachte, maar in werkelijkheid zijn één jaar jongere broer, [naam] , op 25 december 2013 zijn medewerking aan het ademonderzoek heeft geweigerd. Het hof begrijpt dat deze stelling in de optiek van de verdediging dient te leiden tot vrijspraak van het tenlastegelegde.
Het hof overweegt als volgt.
Op 25 december 2013 is een man door de politie onderworpen aan een ademonderzoek (als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wegenverkeerswet 1994), omdat hij in een door hem bestuurde personenauto slingerende rijgedrag vertoonde, een stopteken negeerde en het hazenpad koos en zijn adem, na zijn uiteindelijke aanhouding, naar het gebruik van alcoholhoudende drank rook. Deze persoon heeft de personalia van de verdachte opgegeven. De identiteit van de aangehouden persoon is niet geverifieerd met behulp van een identiteitsdocument, noch is er toen een foto van hem gemaakt. De identiteit van deze persoon is ‘slechts’ vastgesteld aan de hand van een in het politiesysteem beschikbare foto van de verdachte. De verdachte heeft in de procedure in hoger beroep echter ontkend degene te zijn geweest die op 25 december 2013 zijn medewerking aan het ademonderzoek heeft geweigerd. De broer van de verdachte is op de terechtzitting in hoger beroep als getuige gehoord. Hoewel deze, met een beroep op zijn verschoningsrecht, geen antwoord heeft willen geven op vragen omtrent dit incident, heeft het hof wel de uiterlijke kenmerken van deze getuige ter zitting kunnen vergelijken met de uiterlijke kenmerken van de verdachte. Het hof is daarbij tot de slotsom gekomen dat de overeenkomsten tussen die twee van dien aard zijn dat niet kan worden uitgesloten dat de stelling van de raadsvrouw juist is.
Het hof is – met de raadsvrouw en de advocaat-generaal – bij deze stand van zaken van oordeel dat de verdachte dient te worden vrijgesproken, omdat niet met een voldoende mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat het inderdaad de verdachte is geweest die de medewerking aan de ademanalyse heeft geweigerd.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.M.J. Quaedvlieg, mr. F.M.D. Aardema en mr. J.J.I. de Jong, in tegenwoordigheid van
S. Pesch, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
27 oktober 2016.