ECLI:NL:GHAMS:2016:5628

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 oktober 2016
Publicatiedatum
28 december 2016
Zaaknummer
23-000590-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor het voorhanden hebben van MDMA met verweer over fouillering

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 oktober 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor het opzettelijk voorhanden hebben van ongeveer 2,60 gram MDMA op 3 december 2015 in Amsterdam. De politierechter had een geldboete van 550 euro opgelegd, subsidiair 11 dagen vervangende hechtenis. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen deze veroordeling.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 14 oktober 2016 heeft de raadsman van de verdachte aangevoerd dat de fouillering van de verdachte zonder zijn toestemming heeft plaatsgevonden. Het hof heeft echter vastgesteld dat de raadsman geen concrete onderbouwing heeft gegeven voor deze stelling en dat de verklaring van de verbalisanten, die op ambtsbelofte hebben verklaard dat er mondelinge toestemming was voor de fouillering, niet in twijfel kan worden getrokken. Het hof heeft het verweer van de raadsman verworpen.

Het hof heeft vervolgens vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen heeft gepleegd. De verdachte is vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten. De strafbaarheid van het bewezen verklaarde is niet uitgesloten, en het hof heeft de verdachte als strafbaar verklaard. De op te leggen straf is bepaald op een geldboete van 750 euro, subsidiair 15 dagen hechtenis, waarbij het hof rekening heeft gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan en de eerdere veroordelingen van de verdachte.

Uitspraak

parketnummer: 23-000590-16
datum uitspraak: 28 oktober 2016
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 4 februari 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13-703391-15 tegen
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1991,
adres: [adres],
thans uit anderen hoofde gedetineerd in Detentiecentrum Alphen aan den Rijn te Alphen aan den Rijn.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 14 oktober 2016.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 03 december 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad (ongeveer) 2,60 gram MDMA, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I; (artikel 2 Opiumwet).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bespreking van het ter terechtzitting gevoerd verweer

De raadsman heeft – zonder concrete onderbouwing – gesteld dat de verdachte, anders dan in het betreffende proces-verbaal is gerelateerd, zonder zijn toestemming is gefouilleerd. De raadsman heeft hierbij geen aandacht besteed aan de factoren bedoeld in het tweede lid van art. 359a van het Wetboek van Strafvordering.
De stelling van de raadsman vindt weerlegging in het op ambtsbelofte opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1], [verbalisant 2] en [verbalisant 3]. Verbalisant [verbalisant 3] heeft op ambtsbelofte verklaard dat hij voor de fouillering mondeling toestemming heeft gekregen van de verdachte. Er is geen aanleiding om aan de inhoud van die verklaring te twijfelen en het is dan ook niet aannemelijk geworden dat bedoelde toestemming heeft ontbroken. Reeds om die reden verwerpt het hof het gevoerde verweer.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Hij 3 december 2015 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 2,60 gram MDMA.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van 550 euro, subsidiair 11 dagen vervangende hechtenis.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van 750 euro, subsidiair 15 dagen hechtenis.
De raadsman heeft aangevoerd dat hij de door de politierechter opgelegde straf fors vindt en dat de financiële middelen van de verdachte beperkt zijn.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft een hoeveelheid MDMA in bezit gehad. Hiermee heeft de verdachte in strijd met de Opiumwet gehandeld. Door het aanschaffen van de MDMA wordt de handel in MDMA in stand gehouden. Dit is bezwarend voor de samenleving vanwege de daarmee gepaard gaande criminaliteit en risico’s voor de volksgezondheid.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 26 september 2016 is de verdachte eerder meermalen onherroepelijk veroordeeld. Kennelijk hebben die eerdere veroordelingen de verdachte er niet van weerhouden opnieuw een strafbaar feit te plegen. Het hof houdt hiermee ten nadele van de verdachte rekening bij het bepalen van de straf.
Gelet op het bovenstaande acht het hof – anders dan door de raadsman is bepleit – geen aanleiding om (een deel van) de straf in voorwaardelijke vorm op te leggen. Voorts vindt het hof in de enkele opmerking dat de financiële middelen van de verdachte beperkt zijn geen grond om een lagere dan de hierna te vermelden boete op te leggen.
Het hof acht, alles afwegende, een geldboete van na te melden hoogte passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 23, 24, 24c en 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 750,00 (zevenhonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
15 (vijftien) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.C. Römer, mr. M.M. van der Nat en mr. T. de Bont, in tegenwoordigheid van S. Pesch, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 28 oktober 2016.
Mr. T. de Bont is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.