In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 oktober 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor het opzettelijk voorhanden hebben van ongeveer 2,60 gram MDMA op 3 december 2015 in Amsterdam. De politierechter had een geldboete van 550 euro opgelegd, subsidiair 11 dagen vervangende hechtenis. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen deze veroordeling.
Tijdens de zitting in hoger beroep op 14 oktober 2016 heeft de raadsman van de verdachte aangevoerd dat de fouillering van de verdachte zonder zijn toestemming heeft plaatsgevonden. Het hof heeft echter vastgesteld dat de raadsman geen concrete onderbouwing heeft gegeven voor deze stelling en dat de verklaring van de verbalisanten, die op ambtsbelofte hebben verklaard dat er mondelinge toestemming was voor de fouillering, niet in twijfel kan worden getrokken. Het hof heeft het verweer van de raadsman verworpen.
Het hof heeft vervolgens vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen heeft gepleegd. De verdachte is vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten. De strafbaarheid van het bewezen verklaarde is niet uitgesloten, en het hof heeft de verdachte als strafbaar verklaard. De op te leggen straf is bepaald op een geldboete van 750 euro, subsidiair 15 dagen hechtenis, waarbij het hof rekening heeft gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan en de eerdere veroordelingen van de verdachte.