ECLI:NL:GHAMS:2016:5611

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 december 2016
Publicatiedatum
27 december 2016
Zaaknummer
23-002283-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal met braak en vordering tenuitvoerlegging

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 5 december 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 16 juni 2016 was gewezen. De verdachte, geboren in 1966, was beschuldigd van diefstal uit een personenauto, waarbij hij zich toegang had verschaft door middel van braak. De tenlastelegging betrof het wegnemen van tassen met inhoud, toebehorende aan een slachtoffer, op 7 juni 2016 in Amsterdam. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en heeft het vonnis van de politierechter vernietigd. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes weken, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding gedeeltelijk toegewezen, tot een bedrag van € 85,00. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf is afgewezen, omdat het hof oordeelde dat het feit waarvoor de verdachte nu is veroordeeld een andere overtreding betreft dan waarvoor de voorwaardelijke straf was opgelegd. Het hof heeft de strafbaarheid van de verdachte bevestigd en de opgelegde straf gemotiveerd, waarbij het hof rekening heeft gehouden met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan.

Uitspraak

Parketnummer: 23-002283-16
Datum uitspraak: 5 december 2016
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 16 juni 2016 in de strafzaak onder de parketnummers 13-702058-16 en 13-701812-13 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1966,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 5 december 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 07 juni 2016 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen in/uit een (personen)auto (gekentekend [kentekennummer]) een of meer tas(sen) (met inhoud), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, waarbij hij, verdachte, zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen tas(sen) onder zijn bereik heeft gebracht door een portier van die (personen)auto (met een voorwerp) open te breken, althans door middel van braak ope n/of verbreking van die (personen)auto; (artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht)
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof zich niet met het vonnis kan verenigen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 7 juni 2016 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen uit een personenauto gekentekend [kentekennummer] tassen met inhoud, toebehorende aan [slachtoffer], waarbij hij, verdachte, die weg te nemen tassen onder zijn bereik heeft gebracht door een portier van die personenauto met een voorwerp open te breken.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes weken met aftrek van het voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van tassen uit een auto die hij had opengebroken. Het gaat om een ernstig feit, waardoor schade en overlast voor de benadeelde is veroorzaakt en dat eveneens gevoelens van onrust bij de benadeelde en het overige publiek heeft opgeroepen. De verdachte heeft door zijn gedrag laten zien geen respect te hebben voor andermans eigendommen.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 21 november 2016 is hij eerder ter zake van soortgelijke vermogensdelicten onherroepelijk veroordeeld, hetgeen in zijn nadeel weegt.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 500,62. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 85. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36f en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging

Het Openbaar Ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter te Amsterdam van 30 mei 2013 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de gevorderde tenuitvoerlegging wordt afgewezen.
Het hof overweegt als volgt.
De voorwaardelijke gevangenisstraf is opgelegd voor het als ongewenst vreemdeling verblijven in Nederland. Daarnaast is al eerder de tenuitvoerlegging van deze voorwaardelijke straf gevorderd, namelijk bij parketnummer 13-701024-15, toen de verdachte werd vervolgd voor hetzelfde feit, het ongewenst verblijven in Nederland. De meervoudige strafkamer van de rechtbank heeft deze vordering toen afgewezen.
In onderhavige zaak is de verdachte schuldig bevonden aan diefstal door middel van braak. Aangezien dit feit een andere overtreding betreft dan waarvoor de voorwaardelijke straf is opgelegd zal het hof de vordering tenuitvoerlegging afwijzen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 85,00 (vijfentachtig euro) ter zake van materiële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer], ter zake van het bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 85,00 (vijfentachtig euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
1 (één) dag hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Wijst af de vorderingvan de officier van justitie in het arrondissement te Amsterdam van 14 juni 2016, strekkende
tot tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van de politierechter te Amsterdam van 30 mei 2013, parketnummer 13-701812-13, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. N.A. Schimmel, mr. G. Oldekamp en mr. R.A.F. Gerding, in tegenwoordigheid van J.M. van Riel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 5 december 2016.