ECLI:NL:GHAMS:2016:5609

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 december 2016
Publicatiedatum
27 december 2016
Zaaknummer
23-002010-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep wegens gebrek aan opzet bij uitgeven van valse bankbiljetten

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 19 december 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor het opzettelijk uitgeven van valse bankbiljetten van 50 euro op 14 maart 2016 te Amsterdam. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 30 mei 2016, waarin hij was veroordeeld. Tijdens de zitting in hoger beroep op 5 december 2016 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, evenals de verdediging van de raadsman van de verdachte.

Het hof heeft vastgesteld dat de tenlastelegging niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. Er was onvoldoende bewijs dat de verdachte op het moment van uitgeven opzet had op de valsheid van de bankbiljetten. De bewijsmiddelen in het dossier gaven geen aanleiding om te concluderen dat de verdachte wist dat de biljetten vals waren. Daarom heeft het hof het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten.

De beslissing van het hof houdt in dat de verdachte niet schuldig is aan het uitgeven van valse bankbiljetten, omdat het opzet op de valsheid niet kon worden vastgesteld. Dit arrest is uitgesproken in een openbare zitting en is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam.

Uitspraak

Parketnummer: 23-002010-16
Datum uitspraak: 19 december 2016
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 30 mei 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13-056001-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Groot-Brittannië) op [geboortedag] 1991,
adres: [adres]

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 5 december 2016.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 14 maart 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk een of meer valse of vervalste bankbiljetten van Euro 50 heeft uitgegeven.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof zich niet met het vonnis kan verenigen.

Vordering van het Openbaar Ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Vrijspraak
Bij het delict zoals tenlastegelegd in de onderhavige zaak dient ten tijde van het uitgeven opzet op de valsheid van de bankbiljetten te bestaan. Uit de bewijsmiddelen zoals vervat in het dossier kan een dergelijk opzet niet worden afgeleid. Naar het oordeel van het hof is niet vast te stellen dat de verdachte op het moment van uitgifte wetenschap had van de valsheid van de biljetten. Derhalve is naar het oordeel van het hof niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en
spreektde verdachte daarvan
vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. N.A. Schimmel, mr. G. Oldekamp en mr. R.A.F. Gerding, in tegenwoordigheid van J.M. van Riel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 19 december 2016.