In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 november 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor het overtreden van artikel 2.7, tweede lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008 van de gemeente Amsterdam. De tenlastelegging betrof het zich ophouden op de Oudezijds Achterburgwal in Amsterdam met de intentie om middelen als bedoeld in de Opiumwet te kopen of aan te bieden. Het hof heeft het vonnis van de kantonrechter vernietigd, omdat dit slechts een aantekening bevatte en niet voldeed aan de vereisten van een vonnis. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit en heeft dit bewezen verklaard. De verdachte is eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten, wat in zijn nadeel weegt. Tijdens de zitting heeft de verdachte aangegeven dat hij recentelijk zijn leven probeert te beteren na de dood van zijn moeder en dat hij een parttime baan heeft. Het hof heeft besloten om een voorwaardelijke hechtenis op te leggen van twee weken, met een proeftijd van twee jaar, om de verdachte de kans te geven zijn leven op orde te krijgen, maar ook als waarschuwing om toekomstige strafbare feiten te voorkomen. De beslissing is gebaseerd op de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.