In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 20 oktober 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 16 maart 2016 was gewezen. De verdachte, geboren in Litouwen in 1983, was eerder veroordeeld voor winkeldiefstal en had hoger beroep ingesteld tegen de opgelegde gevangenisstraf van vier weken. Tijdens de behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de raadsman. Het hof bevestigde het vonnis van de politierechter, maar vernietigde de strafoplegging en legde een gevangenisstraf van twee weken op, met aftrek van het voorarrest.
Het hof heeft ook de omstandigheden rondom de inverzekeringstelling van de verdachte beoordeeld. De raadsman had aangevoerd dat er tijdens de verlenging van de inverzekeringstelling geen onderzoekshandelingen meer waren verricht, wat zou leiden tot onrechtmatige vrijheidsbeneming. Het hof oordeelde dat de rechter-commissaris ten onrechte geen beslissing had genomen over deze kwestie, maar dat het gesloten stelsel van rechtsmiddelen in strafzaken niet toestond dat deze verzuimen opnieuw ter discussie werden gesteld in hoger beroep. Het hof weegt de ernst van de winkeldiefstal en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte mee in de strafmaat, waarbij het hof ook rekening houdt met eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke delicten.
De beslissing van het hof houdt in dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken, en dat het bevel tot voorlopige hechtenis wordt opgeheven. Het hof bevestigt het vonnis van de politierechter voor het overige, met inachtneming van de overwegingen in deze uitspraak.