Ingevolge het vonnis van 3 september is aan bureau Voorn & Zijp opdracht verstrekt om het door [geïntimeerde] verlangde onderzoek uit te voeren. Op 7 maart 2016 heeft Voorn & Zijp een tussenrapportage aan de advocaten van partijen gezonden. Dit rapport vermeldt onder meer:
[p. 3] Nu zowel de gehele inkoopadministratie (…) als de baklijsten (…) volgens de heer [appellant] ontbreken wordt [geïntimeerde] essentiële informatie onthouden.
[p. 4] De heer [appellant] heeft in eerste instantie geheel geen bankafschriften van de bankrekening van de gezamenlijke vof (ING bank) willen verstrekken over de periode van vóór 2015 en vanaf 1 september 2015. Inmiddels zijn de bankafschriften tot 1 september verstrekt, maar niet die van daarna. De heer [appellant] stelt zich op het standpunt dat de heer [geïntimeerde] hier geen recht op heeft. Wij melden dat de bewuste bankrekening nog steeds op naam van de vof staat, waarvan de heer [geïntimeerde] medevennoot is.
[p. 5] De heer [appellant] heeft vanaf het begin van ons onderzoek geweigerd rechtstreeks antwoord te geven op onze vragen; (…). (…) Verder merken wij op dat we veel stukken niet binnen de door ons gestelde termijnen hebben ontvangen. De aard van die stukken was echter zodanig standaard dat deze bij iedere redelijke administratievoering direct verstrekt moeten kunnen worden.
[p. 7] Samengevat werd de boekhouding op een niet correcte, onvoldoende transparante en amateuristische wijze gevoerd. Sinds de inschakeling van de heer [A] lijkt wel een sterke verbetering zichtbaar (…).
[p. 9] Uit de ons ter beschikking gestelde stukken (met name bankafschriften) blijkt dat er in de afgelopen handelingen hebben plaatsgevonden waarin wij aanleiding zien om partijen hier direct op te wijzen en de “noodklok te luiden”. (…) Het baart ons grote zorgen dat er dus aanzienlijk meer geld wordt gestort op de bankrekening van de vof dan er volgens de administratie zou worden verdiend. (…) Verder viel het ons op dat er in de afgelopen jaren aanzienlijke geldbedragen van de bankrekening van de vof zijn onttrokken ten behoeve van goksites, althans buitenlandse betalingssites (…).
[p. 10] Door deze significante onttrekkingen achten wij een reëel risico aanwezig dat de bankrekening van de vof wordt gebruikt voor niet geëigende doeleinden, er een uitholling van de onderneming in steeds sneller tempo plaatsvindt waarbij winstuitkering aan de heer [geïntimeerde] (…) niet meer kan plaatsvinden. (…) Om bovenstaande redenen komen wij tot de voorlopige conclusie dat snel dient te worden ingegrepen om nog grotere schade aan de vennootschap en de heer [geïntimeerde] te voorkomen en orde op zaken te stellen.