ECLI:NL:GHAMS:2016:5506
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Aansprakelijkheid van bestuurder van rechtspersoon voor premieschulden aan UWV na onrechtmatige daad
In deze zaak, die voortvloeit uit een eerdere uitspraak van de Hoge Raad, is de aansprakelijkheid van de bestuurder van een rechtspersoon, [geïntimeerde], aan de orde. Het Gerechtshof Amsterdam heeft op 20 december 2016 geoordeeld dat [geïntimeerde] uit onrechtmatige daad aansprakelijk is voor de premieschulden van de rechtspersoon [A] B.V. aan het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV). De vordering van UWV, die sinds 2002 een openstaande vordering had op [A] B.V. wegens niet-afgedragen werkgeverspremies, was in de periode tot en met 2004 opgelopen tot € 160.708,59. De bestuurder had UWV een pandrecht verstrekt op een vordering van [A] op een derde partij, [B] B.V., terwijl hij wist dat deze vordering waardeloos was. Het hof oordeelde dat [geïntimeerde] UWV had misleid door te suggereren dat er een reële kans was op betaling van de vordering, terwijl de procedure al was beëindigd met een ongunstig vonnis voor [A]. Het hof concludeerde dat UWV, als gevolg van deze misleiding, schade had geleden die aan [geïntimeerde] kon worden toegerekend. Het hof vernietigde het eerdere vonnis van de rechtbank Den Haag en veroordeelde [geïntimeerde] tot betaling van € 60.708,59 aan UWV, vermeerderd met wettelijke rente.