ECLI:NL:GHAMS:2016:55
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Klacht tegen een gerechtsdeurwaarder met betrekking tot onjuiste betekening en vertegenwoordiging
In deze zaak heeft klager een klacht ingediend tegen een gerechtsdeurwaarder, waarbij hij de gerechtsdeurwaarder verwijt dat hij opzettelijk een exploot verkeerd heeft betekend en dat het exploot door een ander is betekend, wiens naam niet in het exploot stond. De klacht betreft een exploot dat op 6 mei 2004 is betekend, waarin de gerechtsdeurwaarder stelde dat er op het adres waar de betekening plaatsvond geen brievenbus aanwezig was, wat volgens klager onjuist was. De kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam heeft in een eerdere beslissing klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzet met betrekking tot één klachtonderdeel en het verzet gegrond verklaard voor het overige. Klager heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
Tijdens de behandeling van de zaak op 29 oktober 2015 heeft het hof kennisgenomen van de stukken van het geding en de pleitnota's van beide partijen. Klager heeft betoogd dat de gerechtsdeurwaarder niet op het erf is geweest en dat de betekening niet rechtsgeldig was. De gerechtsdeurwaarder heeft verweer gevoerd en gesteld dat klager te laat was met het indienen van zijn klacht. Het hof heeft overwogen dat de Gerechtsdeurwaarderswet geen termijn voor het indienen van een klacht voorschrijft, maar dat een termijn van drie jaar als redelijk wordt beschouwd. Het hof concludeert dat klager vóór 6 juni 2011 op de hoogte was van de gedragingen van de gerechtsdeurwaarder en verklaart klager niet-ontvankelijk in beide klachtonderdelen.
De beslissing van het hof is op 12 januari 2016 openbaar uitgesproken, waarbij de bestreden beslissing is vernietigd en klager in beide klachtonderdelen niet-ontvankelijk is verklaard.