ECLI:NL:GHAMS:2016:5428

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 december 2016
Publicatiedatum
22 december 2016
Zaaknummer
23-002909-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake bedreiging met een mes

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 14 december 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in Iran in 1984, was beschuldigd van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De tenlastelegging betrof een incident op 12 februari 2016 te Hoofddorp, waar de verdachte met een mes dreigend naar een slachtoffer heeft gezonden en daarbij bedreigende woorden heeft geuit. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat het tot andere beslissingen kwam dan de eerste rechter. Het hof achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bedreiging had gepleegd, maar sprak hem vrij van andere tenlastegelegde feiten.

De verdachte werd niet strafbaar geacht voor het bewezen verklaarde, gezien zijn ernstige psychische problemen, waaronder PTSS, angstklachten, depressiviteit en verslavingsproblematiek. Het hof oordeelde dat de verdachte intensief werd begeleid door de GGZ, wat positieve effecten had. Daarom werd besloten om geen straf of maatregel op te leggen. De benadeelde partij had een vordering tot schadevergoeding ingediend, die door het hof werd toegewezen tot een bedrag van €450,- voor immateriële schade. De verdachte werd verplicht om dit bedrag te betalen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van de bedreiging. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke taakstraf werd afgewezen.

Uitspraak

parketnummer: 23-002909-16
datum uitspraak: 14 december 2016
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 21 april 2016 in de strafzaak onder de parketnummers 15-032345-16 en 13-219662-13 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Iran) op [geboortedag] 1984,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
30 november 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 12 februari 2016 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes, althans een scherp/puntig voorwerp, aan die [slachtoffer] getoond en/of heeft hij, verdachte, die [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd: "Zie je dit mes. Ik maak je kapot. Ik ga jullie beide kapot maken. Het is beter dat jullie naar binnen gaan. Ik breek je. Ik ga jullie doodsteken", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de politierechter.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 12 februari 2016 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes aan die [slachtoffer] getoond en heeft hij die [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd: "Zie je dit mes. Ik maak je kapot. Ik ga jullie kapot maken. Het is beter dat jullie naar binnen gaan. Ik breek je. Ik ga jullie doodsteken".
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Geen oplegging van straf of maatregel

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) maand met een proeftijd van twee jaren en toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer].
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
Het hof is van oordeel dat voor een feit als het onderhavige in beginsel een aanzienlijke straf passend en geboden is. In het onderhavige geval bestaat echter aanleiding om hiervan af te wijken. Gebleken is dat de verdachte last heeft van ernstige PTSS- en angstklachten. Bovendien is sprake van depressiviteit en verslavingsproblematiek. De verdachte wordt inmiddels intensief begeleid door de GGZ hetgeen kennelijk positieve effecten sorteert. Het hof acht het op grond van deze omstandigheden raadzaam te bepalen dat voor het bewezenverklaarde feit geen straf of maatregel aan de verdachte wordt opgelegd.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 450,-. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter te Amsterdam van 10 februari 2014 opgelegde voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 24 uren. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Gelet op het hiervoor overwogene ten aanzien van de strafoplegging, zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden afgewezen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Bepaalt dat ter zake van het bewezen verklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 450,00 (vierhonderdvijftig euro) ter zake van immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 12 februari 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer], ter zake van het bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 450,00 (vierhonderdvijftig euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
9 (negen) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 12 februari 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
Wijst afde vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Noord-Holland van 13 februari 2016, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter te Amsterdam van 10 februari 2014, parketnummer 13-219662-13, voorwaardelijk opgelegde taakstraf voor de duur van 24 uren.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.M.J. Quaedvlieg, mr. H.W.J. de Groot en mr. A.E. Kleene-Krom, in tegenwoordigheid van mr. L.J.M. Klop, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
14 december 2016.
mr. H.W.J. de Groot en mr. A.E. Kleene-Krom zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen
=========================================================================
[.]
.