ECLI:NL:GHAMS:2016:5412

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 november 2016
Publicatiedatum
21 december 2016
Zaaknummer
23-002849-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal van gereedschappen uit bedrijfsauto's

Dit arrest betreft een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, waarin de verdachte werd veroordeeld voor diefstal uit twee bedrijfsauto's. De feiten vonden plaats op 30 juli 2015 te Ursem, gemeente Koggenland. De verdachte heeft in vereniging met anderen een grote hoeveelheid gereedschap weggenomen uit een bedrijfsbus en een bedrijfsauto. Tijdens de zitting in hoger beroep op 8 november 2016 heeft de verdachte ontkend betrokken te zijn geweest bij de diefstallen, maar het hof heeft op basis van het bewijs, waaronder DNA-sporen en getuigenverklaringen, geoordeeld dat de verdachte wel degelijk schuldig is aan de ten laste gelegde feiten. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 240 uur, in plaats van een gevangenisstraf, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding van € 618,00 toegewezen, omdat de benadeelde partij als gevolg van de diefstal schade heeft geleden. Het hof heeft de verdachte ook verplicht om dit bedrag te betalen aan de benadeelde partij.

Uitspraak

parketnummer: 23-002849-16
datum uitspraak: 22 november 2016
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 13 juli 2016 in de strafzaak onder parketnummer 15-800325-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1985,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 8 november 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 30 juli 2015 te Ursem, gemeente Koggenland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een bedrijfsbus, welke geparkeerd stond aan de [adres 2], heeft weggenomen een grote hoeveelheid gereedschap waaronder: een bouwradio merk Makita en/of een SDS boormachine, merk Bosch en/of een accudecoupeerzaag, merk Makita en/of een accuslijptol, merk Makita en/of een accuklopboorhamer, merk Makita en/of een zwarte tas met daarin diverse gereedschappen (te weten een slagschroefmachine, merk Makita en/of een accuboormachine, merk Makita), en/of een zwarte koffer merk Ironside met daarin Bosch elektrisch gereedschap, en/of een klopboormachine, merk Makita en/of een zwarte koffer De Wald Laser en/of een skibril, merk Sinner en/of een zonnebril D&G en/of twee nijptangen, merk Ironside en/of merk Knipex, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goederen onder zijn/haar/hun bereik hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of een valse sleutel;
2:
hij op of omstreeks 30 juli 2015 te Ursem, gemeente Koggenland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een bedrijfsauto, kenteken [kentekennummer], geparkeerd aan de [adres 2] ter hoogte van nr. [adres 2], heeft weggenomen meetapparatuur Spectra L1500 (in gele koffer) en/of twee, althans een of meer, Bosch boormachine(s) en/of een Husqvarna kettingzaagmachine en/of een Husqvarna (motor)heggenschaar en/of een Husqvarna (motor)tegelzaag en/of een (elektrische) Makita slijpmachine (in Makita koffer) en/of een driepoot statief en/of een Makita (accu)boormachine (in zwarte koffer), in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan (hoveniers) bedrijf “[bedrijfsnaam]”, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goederen onder zijn/haar/hun bereik hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of een valse sleutel.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bewijsoverweging

De raadsvrouw van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit van de ten laste gelegde feiten. De verdachte stelt dat hij de hele avond op een feestje van [naam] is geweest alwaar zijn autosleutel is gestolen. Op het moment dat de verdachte naar buiten ging om zijn auto te zoeken en te plassen, werd hij aangehouden door de politie. De verdachte ontkent bij de tenlastegelegde feiten betrokken te zijn geweest.
Het hof overweegt als volgt.
Op de avond waarop de tenlastegelegde diefstallen zijn gepleegd heeft de politie de verdachte in de nabijheid van de plaats delict aangetroffen. Zijn verklaring over zijn aanwezigheid in die omgeving is weinig concreet en op geen enkele wijze verifieerbaar. Daarbij komt dat de verdachte voldoet aan het signalement dat werd opgegeven door de melder, getuige van één van de diefstallen. Bovendien zijn in de door de verdachte gebruikte auto, die in dezelfde omgeving was geparkeerd als waar de diefstallen zijn gepleegd, uit de bedrijfsauto van aangever [slachtoffer] weggenomen goederen aangetroffen. Een alternatief scenario is naar het oordeel van het hof niet aannemelijk geworden, te meer nu aan de achterzijde van een van de bedrijfsauto’s waaruit goederen zijn weggenomen op de stoep een halfvol blikje energiedrank is aangetroffen met daarop ter hoogte van de drinkopening een DNA-spoor dat matcht met dat van de verdachte. Hierbij merkt het hof nog op dat het niet ging om een mengprofiel, wat des te minder aannemelijk maakt dat een ander dan de verdachte bijvoorbeeld nog uit het blikje heeft gedronken en het heeft geplaatst bij de bus waarin is ingebroken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 30 juli 2015 te Ursem, gemeente Koggenland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een bedrijfsbus, welke geparkeerd stond aan de [adres 2], heeft weggenomen een grote hoeveelheid gereedschap waaronder: een bouwradio merk Makita en een SDS boormachine, merk Bosch en een accudecoupeerzaag, merk Makita en een accuslijptol, merk Makita en een accuklopboorhamer, merk Makita en een zwarte tas met daarin diverse gereedschappen, te weten een slagschroefmachine, merk Makita en een accuboormachine, merk Makita, en een zwarte koffer merk Ironside met daarin Bosch elektrisch gereedschap, en een klopboormachine, merk Makita en een zwarte koffer De Wald Laser en een skibril, merk Sinner en een zonnebril D&G en twee nijptangen, merk Ironside en merk Knipex, toebehorende aan [slachtoffer];
2:
hij op 30 juli 2015 te Ursem, gemeente Koggenland, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een bedrijfsauto, kenteken [kentekennummer], geparkeerd aan de [adres 2] ter hoogte van nr. [adres 2], heeft weggenomen meetapparatuur Spectra L1500, in gele koffer en twee Bosch boormachines en een Husqvarna kettingzaagmachine en een Husqvarna motorheggenschaar en een Husqvarna motortegelzaag en een elektrische Makita slijpmachine, in Makita koffer en een driepootstatief en een Makita accuboormachine, in zwarte koffer, toebehorende aan bedrijf “[bedrijfsnaam]”, waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
diefstal.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, met aftrek van voorarrest.
De raadsman heeft tegen voormeld vonnis namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal uit twee bedrijfsbusjes. Bij deze diefstallen zijn telkens gereedschappen weggenomen die de benadeelden gebruikten bij de uitoefening van hun beroep of bedrijf. Dergelijke diefstallen veroorzaken niet alleen schade maar zijn voor de eigenaren, die hun gereedschappen immers hard nodig hebben om hun werk te kunnen doen, bovendien zeer vervelend.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 24 oktober 2016 is hij eerder ter zake van diefstallen veroordeeld.
In het voordeel van de verdachte houdt het hof rekening met de persoonlijke omstandigheden zoals die ter terechtzitting in hoger beroep door de verdachte en zijn raadsvrouw zijn verwoord. De verdachte heeft sinds kort een baan en heeft verzocht om hem geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, mede omdat hij dan zijn baan zal verliezen. Het hof weegt eveneens ten voordele van de verdachte mee dat hij zijn leven momenteel meer op orde lijkt te hebben in die zin dat hij, voor zover bekend, sinds 5 februari 2013 geen vermogensdelicten heeft begaan die ter kennis van justitie zijn gekomen. Gelet hierop ziet het hof aanleiding om – in afwijking van de vordering van de advocaat-generaal – geen gevangenisstraf op te leggen maar acht het hof de taakstraf van maximale duur in dit geval passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 618,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Naar het oordeel van het hof is, gelet op de onderbouwing van de vordering, voldoende gebleken dat de benadeelde partij als rechtstreeks gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde handelen van de verdachte schade heeft geleden. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen. Wat betreft de hoogte van het bedrag is de vordering niet betwist.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 22c, 22d, 36f, 57, 63, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 618,00 (zeshonderdachttien euro) ter zake van materiële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer], ter zake van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 618,00 (zeshonderdachttien euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
12 (twaalf) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.F.E. Geerlings, mr. M.L. Leenaers en mr. N.R.A. Meerbeek, in tegenwoordigheid van mr. S. Ourahma, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 22 november 2016.