ECLI:NL:GHAMS:2016:5363

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 december 2016
Publicatiedatum
20 december 2016
Zaaknummer
200.132.843/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verdeling van vennootschappen onder firma en beoordeling van reconventionele vorderingen

In deze zaak, die een vervolg is op een tussenarrest van 21 oktober 2014, heeft het Gerechtshof Amsterdam op 13 december 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep. De zaak betreft een vordering tot verdeling van vennootschappen onder firma (vof) en de beoordeling van reconventionele vorderingen. De appellant, vertegenwoordigd door mr. D.H.S. Donk, heeft de vordering tot verdeling van de gemeenschap die is ontstaan door het voeren van de vof Gaba toegewezen gekregen. Het hof oordeelt dat de vorderingen van de geïntimeerden, die in reconventie zijn ingesteld, onaanvaardbaar zijn, gezien de omstandigheden van het geval en de samenhang met de tegenvorderingen van de appellant. Het hof heeft vastgesteld dat de partijen in eerste aanleg over en weer in het ongelijk zijn gesteld, wat leidt tot compensatie van de proceskosten. De beslissing van het hof houdt in dat de vorderingen van de geïntimeerden worden afgewezen en dat zij moeten meewerken aan de verdeling van de gemeenschap van de vof Gaba. Het arrest is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.132.843/01
zaak-/rolnummer rechtbank Amsterdam :C/13/501536/ HA ZA 11-2585
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 13 december 2016
inzake
[appellant],
wonend te [woonplaats] ,
appellant,
advocaat: mr. D.H.S. Donk te Amsterdam,
tegen

1.[geïntimeerde] ,

wonend te [woonplaats] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[naam BV 1] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats ] ,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[naam BV 2] B.V. ,
gevestigd te [vestigingsplaats ] ,
geïntimeerden,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam.

1.Verder verloop van het geding

Partijen worden hierna wederom [appellant] en [geïntimeerden] (dan wel, geïntimeerden elk voor zich, [geïntimeerde] , [naam BV 1] en [naam BV 2] ) genoemd.
1.1
In deze zaak heeft het hof op 21 oktober 2014 een tussenarrest uitgesproken. Voor het verloop van het geding tot die datum wordt verwezen naar dat arrest.
1.2
Ingevolge het tussenarrest heeft op 8 oktober 2015 een comparitie van partijen plaatsgevonden. Het daarvan opgemaakte proces-verbaal is bij de gedingstukken gevoegd. De comparitie is vervolgens aangehouden om partijen in de gelegenheid te stellen hun geschillen minnelijk te regelen dan wel het hof te berichten over de dan nog aanwezige geschilpunten.
1.3
Daarna hebben [geïntimeerden] een akte houdende in het geding brengen producties, tevens houdende uitlating resterende geschilpunten genomen. Daarop heeft [appellant] een antwoordakte genomen.
1.4
Partijen hebben arrest gevraagd.

2.De verdere motivering van de beslissing in hoger beroep

2.1
Het hof blijft bij hetgeen is overwogen en beslist in het tussenarrest van 21 oktober 2014. Bij dat arrest is een comparitie gelast. Ter zitting is de zaak met partijen besproken en zijn afspraken gemaakt in de verwachting, dat partijen in het kader van deze appelprocedure in staat zouden zijn om te komen tot een verdeling van de gemeenschappen die nog bestaan in het kader van de beide vofs, behoudens wellicht enige ondergeschikte punten waarop het hof dan, aan de hand van nadere aktes, een beslissing zou kunnen nemen. Uit de aktes na comparitie blijkt, dat die verwachting niet is uitgekomen. Als partijen het al eens zijn over de resterende geschilpunten, hetgeen het hof uit de aktes niet zonder meer kan opmaken, omvatten die in elk geval een zodanig groot deel van de verdelingsproblematiek dat daarop thans niet zonder nadere bewijsvoering beslist kan worden. Gelet op de voorliggende vorderingen zou dat te ver voeren. Daarom resteert niet anders dan het nemen van beslissingen op de vorderingen zoals die voorliggen.
2.2
Dit leidt ertoe dat het hof thans toekomt aan de toewijzing van het eerste deel van de vordering van [appellant] en dat [geïntimeerden] zullen worden veroordeeld tot medewerking aan de verdeling van de gemeenschap die is ontstaan door het voeren van vof Gaba . In het kader van die verdeling kunnen dan de geschilpunten nader worden uitgewerkt zodat daarop – wellicht door partijen zelf, bijvoorbeeld met de hulp van een mediator, maar zo nodig in een nieuwe procedure – beslist kan worden.
2.3
Voorts komt het hof thans toe aan het definitieve oordeel over de twee grieven, waarop in het tussenarrest nog niet is beslist, die zien op de beoordeling van de rechtbank van de vorderingen van [geïntimeerden] op [appellant] , zoals die in eerste aanleg in reconventie zijn ingesteld. Zoals het hof in het tussenarrest heeft overwogen ligt hierbij de vraag voor of het in dit bijzondere geval naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat [appellant] de vorderingen van [naam BV 1] en [naam BV 2] , waarvan [geïntimeerden] in reconventie betaling hebben gevorderd, reeds zou moeten voldoen, terwijl zijn tegenvorderingen en zijn regresvordering, die voortvloeien uit dezelfde vof(s) tussen hem en [geïntimeerde] , pas op een niet nader te duiden moment in de toekomst, in het kader van een verdeling die nog moet aanvangen, aan de orde kunnen komen. De beantwoording van die vraag is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Bij de beoordeling moet verder in aanmerking worden genomen dat de maatstaf van artikel 6:248 lid 2 BW (‘onaanvaardbaar’) tot uitdrukking brengt dat de rechter bij de toepassing van deze bepaling de nodige terughoudendheid in acht dient te nemen. Daarvan uitgaande overweegt het hof het volgende.
2.4
De door [geïntimeerden] in eerste aanleg in reconventie gevorderde bedragen zien op door [naam BV 2] en [naam BV 1] ten behoeve van vof Slagerij verrichte werkzaamheden, geleverde materialen en gedane betalingen van bedragen aan derden. Voor zover de verschuldigdheid van deze vorderingen zijdens vof Slagerij komt vast te staan, staat het [geïntimeerden] in beginsel vrij om zich als schuldeisers van vof Slagerij te wenden tot één van de voormalig firmanten, te weten [appellant] , en niet tevens tot de andere firmant, te weten [geïntimeerde] . [appellant] kan dan te zijner tijd regres nemen op [geïntimeerde] . Dat neemt echter niet weg dat het bij de onderhavige beoordeling van belang is dat het hier om verplichtingen gaat waarvoor ook [geïntimeerde] voor 50% aansprakelijk is. Dit brengt mee dat de door [geïntimeerden] gevorderde betaling van de desbetreffende facturen ten behoeve van de voormalige, gezamenlijke vof, sterk samenhangt met de verdeling van de ontbonden gemeenschap van de vof Slagerij die nog moet plaatshebben. [appellant] heeft naast de vernoemde regresvordering ook tegenvorderingen die uit de samenwerking met [geïntimeerde] en de vofs tussen hem en [geïntimeerde] voortvloeien. Daarbij komt dat [appellant] de verschuldigdheid van de desbetreffende vorderingen zijdens vof Slagerij betwist en ook de omvang daarvan. Een aantal door [geïntimeerden] gestelde betalingen zijn volgens [appellant] niet gedaan. Van andere betalingen is volgens [appellant] niet komen vast te staan dat zij zijn aangewend ten behoeve van de exploitatie van vof Slagerij . Tevens betwist [appellant] dat [geïntimeerden] diensten hebben verricht ten behoeve van vof Slagerij . Voor zover zou komen vast te staan dat door [geïntimeerden] daadwerkelijk werkzaamheden zijn verricht ten behoeve van vof Slagerij , dienen de daaraan verbonden kosten volgens [appellant] , mede gelet op de redelijkheid en billijkheid, voor rekening van [geïntimeerden] te blijven.
In het kader van de comparitie van partijen en de aanhouding daarvan zijn partijen in de gelegenheid gesteld duidelijkheid te verschaffen over de volgens hen in aanmerking te nemen posten in de verdeling van de vof Slagerij , zodat een totaaloverzicht zou ontstaan, en is gepoogd tot een algehele verdeling van vof Gaba en vof Slagerij te komen. Het hof moet, zoals hiervoor reeds opgemerkt, constateren dat voornoemde duidelijkheid tot op heden is uitgebleven. Alles afwegende komt het hof tot de conclusie dat het in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat [appellant] de vorderingen van [geïntimeerden] reeds zou moeten voldoen, terwijl de tegenvorderingen en regresvordering van [appellant] , die voortvloeien uit dezelfde vof(s) tussen hem en [geïntimeerde] , pas op een niet nader te duiden moment in de toekomst, in het kader van een verdeling die nog moet aanvangen, aan de orde zullen kunnen komen.
2.5
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de grieven IV en V van [appellant] slagen en dat de vorderingen van [geïntimeerden] zoals in eerste aanleg in reconventie ingesteld, alsnog zullen worden afgewezen. Nu de conventie en de reconventie in eerste aanleg sterk samenhangen en [appellant] en [geïntimeerden] in eerste aanleg per saldo over en weer in het ongelijk zijn gesteld, worden de proceskosten in conventie en in reconventie in eerste aanleg aldus gecompenseerd dat iedere partij de eigen kosten draagt. Ook de proceskosten van het hoger beroep worden aldus gecompenseerd dat iedere partij de eigen kosten draagt, aangezien [appellant] en [geïntimeerden] in dit hoger beroep eveneens over en weer in het ongelijk zijn gesteld.

3.Beslissing

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover de vorderingen van [geïntimeerden] in reconventie zijn toegewezen en voor zover het de proceskostenveroordelingen betreft;
in zoverre opnieuw rechtdoende:
wijst de vorderingen van [geïntimeerden] zoals in eerste aanleg in reconventie ingesteld, alsnog af;
compenseert de proceskosten van eerste aanleg in conventie en reconventie aldus dat iedere partij haar eigen kosten draagt;
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep voor het overige;
veroordeelt [geïntimeerden] tot medewerking aan de verdeling van de gemeenschap die is ontstaan door het voeren van de vennootschap onder firma Gaba ;
compenseert de kosten van het hoger beroep aldus dat iedere partij haar eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders gevorderde;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten, A.L.M. Keirse en M.J.J. de Bontridder en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 13 december 2016.