ECLI:NL:GHAMS:2016:5351

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 december 2016
Publicatiedatum
20 december 2016
Zaaknummer
200.185.183/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming deskundige in omgangsregeling tussen ouders en minderjarige

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam is behandeld, gaat het om een hoger beroep betreffende een omgangsregeling tussen een man en een vrouw met betrekking tot hun minderjarige kind. De zaak is gestart met een tussenbeschikking op 25 oktober 2016, waarin het hof partijen de gelegenheid gaf om zich uit te laten over de benoeming van een deskundige en de kostenveroordeling. De man en de vrouw hebben beiden hun voorkeur voor een deskundige kenbaar gemaakt, waarbij de vrouw instemde met de door het hof voorgestelde deskundige, drs. S. Kanselaar, terwijl de man twijfels had over haar benoeming. Het hof heeft uiteindelijk besloten om drs. S. Kanselaar als deskundige te benoemen, ondanks de bezwaren van de man. Het hof heeft ook een raadsheer-commissaris benoemd die toezicht zal houden op het onderzoek van de deskundige. De deskundige is belast met het onderzoeken van de mogelijkheden voor contactherstel tussen de man en de minderjarige, en het hof heeft specifieke vragen geformuleerd die de deskundige moet beantwoorden. De kosten van het deskundigenonderzoek zullen ten laste komen van de Rijksoverheid, gezien de noodzaak van het onderzoek in het belang van de minderjarige. De zaak is pro forma aangehouden tot 7 mei 2017, in afwachting van de resultaten van het deskundigenonderzoek.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Uitspraak: 13 december 2016
Zaaknummer: 200.185.183/ 01
Zaaknummer eerste aanleg: C/15/171075 / FA RK 10-2196
in de zaak in hoger beroep van:
[de man] ,
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
advocaat: mr. M.J.P.M. Schellekens te Amsterdam,
tegen
[de vrouw] ,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. C.L. Kock te Heemstede.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Partijen worden hierna respectievelijk de man en de vrouw genoemd.
1.2.
Het hof verwijst naar en neemt over hetgeen is overwogen en beslist in zijn tussenbeschikking van 25 oktober 2016. Bij die beschikking zijn partijen in de gelegenheid gesteld zich binnen drie weken na de datum van die beschikking uit te laten over de in rechtsoverweging 4.10. van die beschikking voorgestelde deskundige en zich uit te laten over de kostenveroordeling zoals weergegeven onder 4.9. en over de opdracht aan de te benoemen deskundige zoals weergegeven onder 4.12. van die beschikking.
1.3.
Bij bericht van 14 november 2016, ingekomen bij het hof op diezelfde datum, heeft de advocaat van de man zich uitgelaten over de door het hof voorgestelde deskundige, de aan de deskundige te stellen vragen en de kosten van het ouderschapsonderzoek.
1.4.
Bij bericht van 15 november 2016, ingekomen bij het hof op diezelfde datum, heeft de advocaat van de vrouw zich uitgelaten over de door het hof voorgestelde deskundige, de aan de deskundige te stellen vragen en de kosten van het ouderschapsonderzoek. Voorts heeft de vrouw gereageerd op de reactie van de man van 14 november 2016.
1.5.
Bij bericht van 15 november 2016, ingekomen bij het hof op diezelfde datum, heeft de advocaat van de man gereageerd op de reactie van de vrouw van 15 november 2016.

2.De verdere beoordeling van het hoger beroep

2.1.
Het hof constateert dat partijen enigszins van mening verschillen over de persoon van de te benoemen deskundige. Waar de vrouw het eens is met de persoon van de door het hof voorgestelde deskundige, mevrouw drs. S. Kanselaar, heeft de man zijn voorkeur uitgesproken voor mevrouw drs. O. Koppens en daarbij enige twijfel geuit over de benoeming van drs. S. Kanselaar als deskundige. Het hof acht de bezwaren van de man niet van dien aard dat deze aan een benoeming van mevrouw drs. Kanselaar in de weg staan. Gelet op het voorgaande zal het hof als deskundige benoemen: mevrouw drs. S. Kanselaar, orthopedagoog, Oorgat 13, 1135 CP te Edam, telefoonnummer: 06-46462456. Zij heeft zich bereid verklaard het onderzoek te verrichten. Het hof verwijst verder naar hetgeen is overwogen onder overweging 4.8. van de beschikking van 25 oktober 2016.
2.2.
Het hof zal tevens een raadsheer-commissaris benoemen onder wiens leiding het onderzoek zal plaatsvinden. De deskundige kan zich, indien daartoe aanleiding is, met de raadsheer-commissaris verstaan omtrent het verloop en de voortgang van het onderzoek.
2.3.
Partijen dienen de deskundige binnen 14 dagen nadat deze beschikking is gegeven te voorzien van afschriften van de processtukken.
2.4.
Het hof zal de behandeling van de zaak aanhouden tot zondag 7 mei 2017 pro forma, teneinde het onderzoek door de deskundige te laten plaatsvinden. Deze krijgt de opdracht onderzoek te verrichten naar de vraag of – en zo ja op welke wijze, op welke termijn en met inzet van welke eventueel verdere begeleiding en hulpverlening – het contact tussen [de minderjarige] en de man kan worden hersteld en omgang tussen hen tot stand kan komen, en daarbinnen, zo mogelijk met toepassing van mediationtechnieken, met beide ouders tezamen gesprekken te voeren. Partijen zijn akkoord met de door het hof in zijn beschikking van 25 oktober 2016 geformuleerde vragen. Deze vragen aan de deskundige luiden als volgt:
Hoe is de relatie tussen partijen op ouderniveau? Is er een herkenbaar patroon in de wijze waarop zij met elkaar omgaan?
Kan de ouderrelatie worden verbeterd? Kunnen partijen een manier met elkaar vinden waarmee [de minderjarige] buiten de tegenstellingen tussen partijen blijft en onbelast omgang kan hebben met de man?
Hoe is de relatie van [de minderjarige] met de vrouw en de man?
Welk beeld heeft [de minderjarige] van de man?
Wanneer en op welke wijze, kan de omgang tussen [de minderjarige] en de man worden hersteld en worden opgebouwd? Wat is daarvoor nodig? Kunnen er tijdens het ouderschapsonderzoek proefcontacten plaatsvinden tussen de man en [de minderjarige] ?
Zijn er belemmeringen om op korte termijn tot afspraken over contact(herstel) tussen de man en [de minderjarige] te komen? Zo ja, welke belemmeringen zijn dat, zijn deze belemmeringen op te heffen en zo ja hoe zijn deze op te heffen?
In hoeverre komen er uit het onderzoek bevindingen naar voren die niet aan de orde zijn gekomen in de onderzoeksvragen, maar wel van belang zijn met betrekking tot de ontwikkeling en opvoeding van [de minderjarige] ? En zo deze naar voren komen, welke zijn dit?
De deskundige dient het hof te rapporteren over het verloop en de resultaten van het onderzoek en – bij gebreke aan overeenstemming tussen partijen – de gestelde vragen te beantwoorden en het hof zo mogelijk te adviseren over het contactherstel en de omgangsregeling tussen [de minderjarige] en de man.
2.5.
In haar bericht van 15 november 2016 heeft de vrouw vermeld dat zij voor een toevoeging in aanmerking komt en door de advocaat pro deo wordt bijgestaan. Hierin en in het gegeven dat het ouderschapsonderzoek in het belang van [de minderjarige] noodzakelijk is, ziet het hof aanleiding om te bepalen dat, anders dan in de beschikking van 25 oktober 2016 onder 4.9. is bepaald, de kosten van de deskundige, tot een maximumbedrag van € 4.500,- inclusief voorschotten en BTW, ten laste van het Rijk zullen komen. Het hof gaat er daarbij vanuit dat de totale kosten laatstgenoemd bedrag niet te boven zullen gaan. De deskundige dient te declareren aan de hand van een tijdsverantwoording en op basis van een uurtarief (of een gedeelte daarvan) van € 107,50 per uur, exclusief BTW.
2.6.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

5.Beslissing

Het hof:
alvorens verder te beslissen:
gelast een deskundigenonderzoek zoals in het lichaam van deze beschikking en de beschikking van 25 oktober 2016 bedoeld;
benoemt tot deskundige drs. S. Kanselaar voornoemd;
verzoekt de deskundige zo spoedig mogelijk het onderzoek aan te vangen;
bepaalt dat de kosten van de deskundige ten laste zullen komen van ’s Rijks kas, een en ander met in achtneming van het in rechtsoverweging 2.5. van deze beschikking bepaalde;
benoemt tot raadsheer-commissaris, onder wiens leiding het onderzoek zal plaatsvinden:
mr. M.F.G.H. Beckers;
bepaalt dat de griffier van dit hof een afschrift van deze beschikking en de beschikking van 25 oktober 2016 aan de deskundige zal zenden;
bepaalt dat de (advocaat van de) man en de (advocaat van de) vrouw binnen
14 dagenna de datum van deze beschikking een afschrift van de processtukken ter beschikking van de deskundige zullen stellen en dat partijen alle door deze gewenste inlichtingen zullen verstrekken;
bepaalt dat het de deskundige vrij staat in het uit te brengen verslag al datgene op te merken wat naar haar inzicht dienstig kan zijn, óók indien dit niet rechtstreeks uit de opdracht voortvloeit;
bepaalt dat de deskundige tijdig voor de hierna vermelde pro forma datum het hof zal rapporteren over het verloop en de resultaten van het ouderschapsonderzoek en – bij gebreke aan overeenstemming tussen partijen – de gestelde vragen zal beantwoorden en het hof zal adviseren over het contactherstel en de omgangsregeling tussen de man en [de minderjarige] ;
bepaalt dat uit het deskundigenbericht moet blijken dat de partijen door de deskundige in de gelegenheid zijn gesteld opmerkingen te maken en verzoeken te doen, met vermelding van de inhoud van de eventuele opmerkingen en verzoeken;
verzoekt de deskundige bij eventuele vertraging van het onderzoek de raadsheer-commissaris hierover tijdig schriftelijk, met afschrift aan partijen, te informeren onder vermelding van de oorzaak;
verzoekt de deskundige een afschrift van de rapportage toe te zenden aan de advocaten van partijen alsmede aan de Raad voor de Kinderbescherming, regio Amsterdam, locatie Amsterdam;
houdt in afwachting van het verloop en de resultaten van voornoemd deskundigenonderzoek iedere verdere beslissing pro forma aan tot
zondag 7 mei 2017.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.F.G.H. Beckers, mr. J.F.A.M. Graafland-Verhaegen en mr. A.R. van Wieren in tegenwoordigheid van mr. C.L. de Lussanet de la Sablonière-Buikema als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 13 december 2016.