ECLI:NL:GHAMS:2016:5290

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
29 november 2016
Publicatiedatum
12 december 2016
Zaaknummer
23-002356-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontucht en seksueel binnendringen van minderjarige met verminderd toerekeningsvatbare verdachte

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 29 november 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1963, werd beschuldigd van ontucht en seksueel binnendringen van een minderjarige, alsook van het bezit van kinderporno. De feiten vonden plaats in de periode van 15 januari 2008 tot en met 1 mei 2012, waarbij het slachtoffer op verschillende momenten jonger was dan 16 jaar. De verdachte werd verminderd toerekeningsvatbaar geacht, wat invloed had op de strafmaat. Het hof oordeelde dat de verdachte zich gedurende meerdere jaren schuldig had gemaakt aan seksueel misbruik van een jong meisje, wat leidde tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 5 jaar. Daarnaast werd de verdachte verplicht om zich te houden aan bijzondere voorwaarden, waaronder reclasseringstoezicht en deelname aan een behandeltraject. De vordering van de benadeelde partij werd gedeeltelijk toegewezen, met een schadevergoeding van €3.000,- voor immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Parketnummer: 23-002356-15
Datum uitspraak: 29 november 2016
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 21 mei 2015 in de strafzaak onder parketnummer 15/800425-14 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1963,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van
1 december 2015, 4 augustus 2016 en 15 november 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
1:
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 15 januari 2008 tot en met 14 januari 2011 te Alkmaar, in elk geval in Nederland, (telkens) met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum]), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die (telkens) bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte (telkens) een en/of meermalen:
- zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] gestopt en/of die [slachtoffer] gevingerd en/of
- zijn, verdachtes, tong in de vagina van die [slachtoffer] gebracht;
en/of
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 15 januari 2011 tot en met 01 mei 2012 te Alkmaar, in elk geval in Nederland, (telkens) met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum]), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die (telkens) bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte (telkens) een en/of meermalen:
- zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] gestopt en/of die [slachtoffer] gevingerd en/of
- zijn, verdachtes, tong in de vagina van die [slachtoffer] gebracht;
en/of
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 15 januari 2008 tot en met 01 mei 2012 te Alkmaar, in elk geval in Nederland, (telkens) met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum]), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het (telkens) een en/of meermalen:
- met zijn, verdachtes, geslachtsdeel het geslachtsdeel/de billen/het lichaam van die [slachtoffer] betasten en/of
- ( zachtjes) op de kont/billen slaan van die [slachtoffer] en/of
- zichzelf aftrekken in de nabijheid van die [slachtoffer] en/of klaarkomen in de nabijheid van en/of over het lichaam van die [slachtoffer];
2:
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01januari 2010 tot en met
17 maart 2014 te Alkmaar, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens)
afbeelding(en), te weten (een) foto(’s) en/of (een) video(’s) en/of (een) film(s) - en/of (een)
gegevensdrager(s) (bevattende (een) afbeelding(en)) te weten één of meer laptop(s) (met harde
schijf) en/of een PC desktop/computerkast en/of een of meerdere harde schij(f)(ven) en/of een of
meerdere cd(’s)/dvd(’s) -
in bezit heeft gehad
terwijl op die afbeelding(en) (een) seksuele gedraging(en) zichtbaar is/zijn, waarbij (telkens) een
persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of
schijnbaar was betrokken,
welke voornoemde seksuele gedraging(en) - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het oraal en/of vaginaal en/of anaal penetreren (met de penis en/of (een) vinger(s)/hand en/of
(een) voorwerp(en) van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 1 8 jaar nog niet
heeft bereikt
en/of
het vaginaal penetreren van het lichaam van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk
de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt (met (een) vinger(s)/hand en/of (een) voorwerp(en)
en/of de mond/tong)
[afbeelding: [[afb. locatie 1]]
[afbeelding: [[afb. locatie 2]]
en/of
het betasten en/of aanraken van de geslachtsdelen en/of de billen van een persoon die kennelijk
de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt (met de penis en/of (een) vinger(s)/hand en/of de
mond/tong)
en/of
het betasten en/of aanraken van de geslachtsdelen en/of de billen van een (ander) persoon door
een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt (met (een) vinger(s)/hand
en/of (een) voorwerp(en)
[afbeelding: [afb. locatie 3]]
en/of
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van (een) perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd
van 18 jaren nog niet heeft/hebben bereikt en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de
wijze van kleden van deze perso(o)n(en) nadrukkelijk de (ontblote) geslachtsdelen en/of borsten
en/of billen in beeld gebracht worden (waarbij) de afbeelding (aldus) een onmiskenbaar seksuele
strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
[afbeelding: [[afb. locatie 4]]
en/of
het houden van een (stijve) penis bij/naast het lichaam van een perso(o)n(en) die kennelijk de
leeftijd van 18 jaar nog niet heeft/hebben bereikt
(waarbij) de afbeelding (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot
seksuele prikkeling
[afbeelding: [[afb. locatie 5]]
van welk(e) misdrijf/misdrijven hij, verdachte, een gewoonte heeft gemaakt;
3:
hij op of omstreeks 17 maart 2014 te Alkmaar, in elk geval in Nederland, meermalen, althans
eenmaal (telkens) afbeelding(en), te weten (een) digitaal gemanipuleerde en/of realistische
tekening(en)/foto(’s) - en/of (een) gegevensdrager(s) bevattende (een) afbeelding(en) te weten
één laptop (met harde schijf) en/of een of meerdere harde schij(f)(ven) –
in bezit heeft gehad,
terwijl op die afbeelding(en) (een) seksuele gedraging(en) zichtbaar is/zijn, waarbij (telkens) een
persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of
schijnbaar was betrokken,
welke voornoemde seksuele gedraging(en) - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het oraal en/of vaginaal penetreren (met de penis en/of de mond/tong) van het lichaam van een
persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt
en/of
het oraal en/of vaginaal penetreren (met de penis) van het lichaam van een (ander) persoon door
een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt
[afbeelding: [[afb. locatie 6]]
en/of
het betasten en/of aanraken van de geslachtsdelen en/of de borsten van een persoon die
kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt (met (een) vinger(s)/hand en/of de
mond/tong)
en/of
het betasten en/of aanraken van de geslachtsdelen van een (ander) persoon door een persoon die
kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt (met (een) vinger(s)/hand en/of de
mond/tong)
[afbeelding: [[afb. locatie 7]]
en/of
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van (een) perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd
van 18 jaren nog niet heeft/hebben bereikt en/of (waarna) door de uitsnede van de afbeelding(er)/film(s) nadrukkelijk de (ontblote) geslachtsdelen en/of borsten en/of billen in beeld gebracht worden (waarbij) de afbeelding (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
[afbeelding:[[afb. locatie 8]]
en/of
het masturberen boven/(dicht)bij en/of ejaculeren/zichtbaar maken van sperma op het gezicht/
lichaam van een perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft/hebben bereikt
en/of
het houden van een (stijve) penis bij/naast het lichaam van een perso(o)n(en) die kennelijk de
leeftijd van 18 jaar nog niet heeft/hebben bereikt
(waarbij) de afbeelding (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot
seksuele prikkeling
[afbeelding: [[afb. locatie 9]]
[afbeelding: [[afb. locatie 10]]
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Vrijspraak feit 3

Onder feit 3 is aan de verdachte het bezit van -digitaal gemanipuleerde- kinderpornografische afbeeldingen op 17 maart 2014 tenlastegelegd.
Uit het aanvullend proces-verbaal virtuele kinderpornografie van 19 april 2016, opgemaakt door de verbalisant [verbalisant], blijkt dat 800 van de in totaal 802 als virtueel kinderpornografisch geclassificeerde afbeeldingen “unallocated” waren. Dat wil zeggen dat deze afbeeldingen op het moment van de inbeslagname van de gegevensdragers waarop bedoelde afbeeldingen zich bevonden, waren verwijderd en slechts met behulp van speciaal daartoe bestemde software toegankelijk gemaakt konden worden.
Van de
vierin de tenlastelegging gespecifieerde “virtuele” afbeeldingen zijn er
drie“unallocated”.
Het hof ziet zich hierdoor, mede gelet op het daartoe gevoerde verweer van de raadsman, voor de vraag gesteld of de verdachte deze
drieafbeeldingen wel in zijn bezit heeft gehad zoals bedoeld in artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen van bezit als bedoeld in artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht is vereist dat de verdachte op zijn minst genomen voorwaardelijk opzet had op het in bezit hebben van kinderpornografisch materiaal. Daarbij geldt, net als bij het “aanwezig hebben” van bijvoorbeeld verdovende middelen of het “voorhanden hebben” van bijvoorbeeld wapens, dat de verdachte een zekere (beschikkings)macht over de betreffende afbeeldingen heeft. Vereist is dan ook dat de verdachte de gegevensdragers ook in die zin in zijn macht heeft, dat hij in staat is om het in de vorm van bestanden opgeslagen kinderpornografisch materiaal zichtbaar te maken. Als het – zoals in casu – gaat om verborgen bestanden, die alleen door deskundigen (zoals opsporingsambtenaren) met behulp van speciale programma’s weer tevoorschijn kunnen worden gehaald, is van “bezit” van kinderpornografie naar het oordeel van het hof in de regel geen sprake (vgl. ECLI:PHR:2006:AU9104). Nu de verdachte heeft verklaard de betreffende afbeeldingen te hebben verwijderd en op basis van het verhandelde ter terechtzitting en ook overigens op basis van het dossier niet is gebleken dat de verdachte over de vereiste specifieke deskundigheid beschikt en evenmin dat hij daarover beschikt de vorm van hem ter beschikking staande assistentie, is het hof van oordeel dat de verdachte de op de aan hem toebehorende gegevensdragers aangetroffen “unallocated” virtuele kinderpornografische afbeeldingen niet op 17 maart 2014 in zijn bezit heeft gehad als bedoeld in artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht, zodat hij van het onder 3 tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken voor zover dit betrekking heeft op de drie daarin beschreven afbeelden die “unallocated” zijn.
De onder feit 3 als derde specifiek genoemde en beschreven afbeelding ([[afb. locatie 8]]) was wel gewoon toegankelijk. De verdachte heeft de betreffende afbeelding dan ook in zijn bezit gehad als bedoeld in artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht.
Het hof kan de beschrijving van de betreffende afbeelding
in de tenlasteleggingevenwel niet anders duiden dan dat de kern van het verwijt is dat juist de
uitsnedevan de afbeelding een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling.
Uit het
aanvullend proces-verbaal beschrijvingvan 3 november 2016 waarin deze foto wordt beschreven blijkt echter
nietdat het juist de
uitsnedeis die maakt dat de betreffende afbeelding een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling. Nu het tenlastegelegde ook overigens niet bewezen kan worden geacht op grond van het onderliggende proces-verbaal en hiervoor ook anderszins in het dossier dan wel het verhandelde ter terechtzitting geen bewijs kan worden gevonden dient de verdachte ook in zoverre van het aan hem onder 3 tenlastegelegde te worden vrijgesproken.
Het vorenstaande brengt met zich dat de verdachte van het geheel aan hem onder 3 tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken.

Bewijsoverweging feit 1

De raadsman heeft vrijspraak van het onder 1 tenlastegelegde bepleit en heeft daartoe aangevoerd dat de aangifte niet ondersteund wordt door enig ander bewijsmiddel. Het verhaal dat de verdachte heeft geschreven, kan niet als steunbewijs dienen nu dit slechts een fantasieverhaal betreft en geenszins een beschrijving is van het misbruik van de aangeefster, aldus de raadsman.
Het hof overweegt als volgt.
Op 17 maart 2014 zijn van de verdachte onder meer een computer en een laptop in beslaggenomen. In de laptop en computer zijn bestanden aangetroffen. Een van de bestanden is genaamd “[naam 1]”, de naam die de aangeefster ook heeft. Het bestand “[naam 1]” betreft een seksverhaal, geschreven door de verdachte. Het verhaal stemt op wezenlijke onderdelen overeen met de inhoud van de aangifte. De beschreven leeftijd van het meisje komt overeen met de leeftijd van aangeefster. Ook komt de tijdsperiode die in het verhaal [naam 1] is beschreven overeen met de periode dat de aangeefster bij haar vader verbleef. In het verhaal wordt geschreven over zaterdagen en zondagen terwijl de aangeefster in het weekend bij haar vader kwam.
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat het door de verdachte geschreven verhaal “[naam 1]” op dusdanig wezenlijke onderdelen, te weten: handelingen, situaties en tijdlijn, overeenkomt met de aangifte van [slachtoffer] dat dit als specifiek steunbewijs hiervoor kan dienen. Dat het verhaal “[naam 1]” slechts een fantasieverhaal zou betreffen is onaannemelijk. Daarvoor zijn er te veel detailovereenkomsten tussen de aangifte en het door de verdachte geschreven verhaal.
De verklaringen van de aangeefster zijn voorts voldoende betrouwbaar om deze bij de bewijsbeslissing in aanmerking te nemen. Zij heeft op wezenlijke onderdelen consistent en gedetailleerd verklaard. Hetgeen de raadsman heeft aangevoerd over de “disclosure fase” doet hieraan niet af. De aangifte wordt voorts, als hierboven overwogen, op wezenlijke punten ondersteund door het bestand met de naam “[naam 1]”.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij van september 2008 tot en met maart 2011 in de woning heeft gewoond. Het hof gaat daarom bij de bewezenverklaring van feit 1, tweede en derde gedeelte, uit van een bewezenverklaarde periode tot en met maart 2011.
Op basis van het vorenoverwogene is het onder 1 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij op in de periode van 15 januari 2008 tot en met 14 januari 2011 te Alkmaar, telkens met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum]), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd, die telkens mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte meermalen:
- zijn, verdachtes, vinger
sin de vagina van die [slachtoffer] gestopt en die [slachtoffer] gevingerd en
- zijn, verdachtes, tong in de vagina van die [slachtoffer] gebracht;
en
hij in de periode van 15 januari 2011 tot 1 april 2011 te Alkmaar, telkens met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum]), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, handelingen heeft gepleegd, die telkens mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte meermalen:
- zijn, verdachtes, vinger in de vagina van die [slachtoffer] gestopt en/of die [slachtoffer] gevingerd en
- zijn, verdachtes, tong in de vagina van die [slachtoffer] gebracht;
en
hij op in de periode van 15 januari 2008 tot 1 april 2011 te Alkmaar, telkens met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum]), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit het telkens meermalen:
- met zijn, verdachtes, geslachtsdeel de billen van die [slachtoffer] betasten en
- op de billen slaan van die [slachtoffer] en
- zichzelf aftrekken in de nabijheid van die [slachtoffer] en klaarkomen in de nabijheid van en/of over het lichaam van die [slachtoffer].
2:
hij in de periode van 01 januari 2010 tot en met 17 maart 2014 in Nederland
(gegevensdragers bevattende) afbeeldingen in bezit heeft gehad
terwijl op die afbeeldingen seksuele gedragingen zichtbaar zijn, waarbij telkens een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken,
welke voornoemde seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het vaginaal penetreren met de penis van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt
[afbeelding: [[afb. locatie 1]]
en
het aanraken van de billen van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt met vingers
[afbeelding: [afb. locatie 3]]
en
het gedeeltelijk naakt (laten) poseren van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt en door het camerastandpunt van deze persoon nadrukkelijk de ontblote geslachtsdelen en billen in beeld gebracht worden waarbij de afbeelding aldus een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en strekt tot seksuele prikkeling
[afbeelding: [[afb. locatie 4]]
en
het houden van een stijve penis bij het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt waarbij de afbeelding aldus een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en strekt tot seksuele prikkeling
[afbeelding: [[afb. locatie 5]]
van welk misdrijf hij, verdachte, een gewoonte heeft gemaakt.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd,
en
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd,
en
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen,
meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
een gegevensdrager bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, in bezit hebben, terwijl van het plegen van dit misdrijf een beroep of gewoonte wordt gemaakt.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder feit 1 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. Daarbij heeft de rechtbank een aantal bijzondere voorwaarden gesteld.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte en het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder de feiten 1, 2 en 3 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van vijf jaren en de bijzondere voorwaarden van reclasseringstoezicht en ambulante behandeling.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
De verdachte heeft zich gedurende een periode van enkele jaren schuldig gemaakt aan seksueel misbruik van een jong meisje. Door zijn handelen heeft hij haar lichamelijke integriteit op een zeer ernstige wijze geschonden. Hij heeft zich laten leiden door zijn eigen behoeften en zich niets gelegen gelaten aan de gevoelens van het, alleen al wegens haar leeftijd, kwetsbare slachtoffer. Een kind dient onbekommerd op te kunnen groeien. Het misbruik is des te erger nu dit plaatsvond in de woning waar zij zich veilig zou moeten kunnen voelen, namelijk de woning van haar vader.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het bezit van een groot aantal kinderpornografische afbeeldingen. Bij de vervaardiging van kinderpornografisch materiaal kunnen kinderen seksueel worden misbruikt. Het kan als algemeen bekend worden beschouwd dat kinderen daarvan grote psychische (en lichamelijke) schade kunnen ondervinden. Door het in bezit hebben van kinderpornografisch beeldmateriaal wordt de industrie die deze kinderen exploiteert en reduceert tot seksobjecten in stand gehouden.
De verdachte heeft aan dit leed bijgedragen door het materiaal te downloaden en in bezit te hebben.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft het hof in het bijzonder gelet op:
- een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 3 november 2016, waaruit blijkt dat verdachte, behalve een gepleegde winkeldiefstal, niet eerder met
politie en justitie in aanraking is gekomen hetgeen in zijn voordeel weegt;
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 31 oktober 2014 van [naam 2]
als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland waarin, voor zover hier
van belang, wordt geadviseerd een deels voorwaardelijke straf op te leggen en daaraan de
bijzondere voorwaarden meldplicht en ambulante behandeling DFP GGZ NHN te verbinden. Hiertoe is opgemerkt dat er risicofactoren zijn gevonden op met name het gebied van denkpatronen, gedrag en vaardigheden die een causaal verband hebben met het delictsgedrag en waarvoor gedragsinterventies worden geïndiceerd.
- het over de verdachte uitgebrachte Pro Justitia rapport gedateerd 23 oktober 2014 uitgebracht door [deskundige 1], GZ-psycholoog onder supervisie van [deskundige 2], GZ-psycholoog. In dit rapport wordt, naar het oordeel van het hof deugdelijk onderbouwd, de conclusie getrokken dat bij de verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een persoonlijkheidsstoornis niet anderszins omschreven met narcistische trekken en pedofilie. Hij leeft in een schijnwereld waar hij van alles fantaseert en weinig contact heeft met zijn sociale omgeving. Voorts wordt de conclusie getrokken dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is te achten voor de hem tenlastegelegde feiten, indien bewezen. Hij heeft baat bij een (ambulant) inzicht gevende therapie waarbij met betrokkene onderzocht kan worden welke dynamiek zijn fantasiewereld in stand houdt, wat de functie hier van is en hoe hij dit mogelijk kan ombuigen naar een meer realistisch beeld en realistische en haalbare doelen kan leren stellen.
Naar het oordeel van het hof kan niet, als geadviseerd door de Reclassering, worden volstaan met het opleggen van een (voorwaardelijke) werkstraf al dan niet gecombineerd met een (voorwaardelijke) gevangenisstraf nu de bewezenverklaarde feiten daarvoor te ernstig zijn.
In de onderhavige situatie is slechts een gevangenisstraf op zijn plaats. Daarbij zal in matigende zin rekening worden gehouden met de omstandigheid dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is te achten voor de bewezenverklaarde feiten.
Het hof zal aan het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf de hieronder aangegeven voorwaarden verbinden om het gevaar van recidive te verminderen. Hierbij zal een proeftijd voor een lange periode, namelijk vijf jaar, worden gesteld.
Het hof acht, alles afwegende, een gedeeltelijk onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Voorlopige hechtenis

De advocaat-generaal heeft een voorwaardelijk verzoek tot de gevangenneming, dan wel de gevangenhouding van de verdachte gedaan, afhankelijk van de interpretatie van het vonnis. De raadsman heeft verzocht dit verzoek af te wijzen.
Het dictum van het vonnis houdt in dat het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis wordt opgeheven. Hoewel de overweging van de rechtbank onder 7 omtrent de opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis suggereert dat de rechtbank iets anders heeft beoogd te beslissen doet dit aan de beslissing in het dictum niet af.
Het hof ziet geen aanleiding tot het geven van een bevel tot gevangenneming van de verdachte. Dit zou neerkomen op de dadelijk uitvoerbaarverklaring van de opgelegde gevangenisstraf, waarin de wet niet voorziet. Het verzoek wordt derhalve afgewezen.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 5.158,40, waarvan € 158,40 materiële schade en € 5.000,- immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van
€ 3.100,-. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering. De gemachtigde van de benadeelde partij heeft de vordering ter terechtzitting toegelicht.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzen van de vordering tot een bedrag van € 3.100,-, te vermeerderen met de wettelijke rente en met de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
De raadsman heeft primair verzocht de vordering - gelet op de bepleite vrijspraak - niet-ontvankelijk te verklaren. Subsidiair dat de vordering een onevenredige belasting voor het strafgeding vormt en om die reden niet-ontvankelijk zou moeten worden verklaard.
Het hof overweegt als volgt.
De vordering zal, voor wat betreft de materiële schade, niet-ontvankelijk worden verklaard. Deze is in onvoldoende mate onderbouwd, waardoor nader onderzoek, gevolgd door hoor en wederhoor, nodig zou zijn. Dit zou een onevenredige belasting van het strafgeding betekenen.
De omvang van de immateriële schade wordt op de voet van het bepaalde in artikel 6:106 BW naar maatstaven van billijkheid geschat op € 3.000,-, waarbij is gelet op de schadevergoeding die in vergelijkbare gevallen door rechters is toegekend. Voor het overige levert de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding op. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan zij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Het toe te wijzen bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 april 2015.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 240b, 244, 245 en 247 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
5 (vijf) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 5 (vijf) jaren geen medewerking heeft verleend aan reclasseringstoezicht als hieronder aangegeven, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt de volgende
bijzondere voorwaarden:
  • De veroordeelde is verplicht zich zo spoedig mogelijk en uiterlijk binnen drie dagen na zijn ontslag uit detentie te melden bij Reclassering Alkmaar, (thans gevestigd aan de [adres 2]). Hierna moet de verdachte zich, indien en zolang hij niet gedetineerd is, blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht en zich houden aan de aanwijzingen die hem door of namens die instelling worden gegeven;
  • De veroordeelde wordt verplicht deel te nemen aan een intakegesprek en het daaruit voortkomende behandelaanbod/-traject van de DFP GGZ NHN of een soortgelijke instelling, gericht op behandeling/gedragsverandering indien en voor zolang de Reclassering dit noodzakelijk acht.
Geeft opdracht aan de Reclassering Alkmaar tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 3.000,00 (drieduizend euro) ter zake van immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 29 april 2015 tot aan de dag der voldoening.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd
[slachtoffer], ter zake van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 3.000,00 (drieduizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 29 april 2015 tot aan de dag der voldoening.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.M.D. Aardema, mr. P.C. Römer en mr. S. Bek, in tegenwoordigheid van mr. C.J.J. Kwint, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 29 november 2016.
mr. P.C. Römer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[.]