ECLI:NL:GHAMS:2016:5287

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
29 november 2016
Publicatiedatum
12 december 2016
Zaaknummer
23-005013-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verduistering en wederrechtelijke toe-eigening van gevonden goederen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 29 november 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van verduistering en wederrechtelijke toe-eigening van goederen, waaronder sleutels, die hij had gevonden. De tenlastelegging omvatte onder andere het wegnemen van een I-pad, schoenen, een camera en geld uit een woning in Amsterdam op 19 februari 2015. Tijdens de zitting in hoger beroep op 15 november 2016 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, evenals de verdediging van de raadsman.

Het hof oordeelde dat de feiten en omstandigheden die door de advocaat-generaal waren aangevoerd onvoldoende waren om de verdachte te veroordelen voor de primair ten laste gelegde woninginbraak. De verdachte werd vrijgesproken van deze beschuldiging. Wat betreft de subsidiair ten laste gelegde heling, oordeelde het hof dat de verdachte mogelijk te goeder trouw was bij het verkrijgen van de sleutels, maar dat hij deze vervolgens had verduisterd door ze op het dak van een zwembad te gooien, waardoor hij de sleutels aan de waarneming van de politie onttrok. Het hof achtte het meer subsidiair ten laste gelegde bewezen en verklaarde de verdachte strafbaar voor verduistering.

De opgelegde straf was een gevangenisstraf van zeven dagen, waarvan zes dagen voorwaardelijk, met inachtneming van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan. De benadeelde partij, die een schadevergoeding had gevorderd, werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, omdat de verdachte niet schuldig was bevonden aan het primair ten laste gelegde.

Uitspraak

Parketnummer: 23-005013-15
Datum uitspraak: 29 november 2016
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 8 december 2015 in de strafzaak onder parketnummer 13-684091-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1995,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
15 november 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 19 februari 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning (perceel [adres 2]) heeft weggenomen een I-pad en/of een (paar) schoen(en) en/of een camera en/of (ongeveer) Euro 150.-, in elk geval een of meer geldbedrag(en), in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak op of verbreking van het slot van de/een (voor)deur van voornoemde woning, zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de verdachte/schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf, dat in kracht van gewijsde is gegaan;
subsidiair:
hij op of omstreeks 19 februari 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, een of meer sleutels heeft verworven, en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving en/of het voorhanden krijgen wist(en),althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door diefstal, in elk geval (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 19 februari 2015 te Amsterdam, althans in Nederland, opzettelijk een of meer sleutels, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk(e) goed(eren) verdachte anders dan door misdrijf, te weten als vinder, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal op grond van proceseconomische redenen worden vernietigd.

Vrijspraak

Primair ten laste gelegde
De advocaat-generaal heeft betoogd dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Zij heeft hiertoe samengevat aangevoerd dat de buurman van de aangever voorafgaand aan de inbraak vier jongens haastig heeft zien rondlopen in de buurt van de woning van de aangever aan de [adres 2] te Amsterdam, dat de verdachte vlak na de inbraak stond te kijken naar de betreffende woning en dat de verdachte kort na de inbraak in het bezit is geweest van een uit de woning afkomstige sleutelbos.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt. De door de advocaat-generaal aangevoerde feiten en omstandigheden zijn, ook in onderling verband en samenhang beschouwd, onvoldoende om tot een bewezenverklaring van de primair ten laste gelegde woninginbraak te komen. Het hof overweegt daarbij dat uit geen van de genoemde feiten en omstandigheden de rechtstreekse betrokkenheid van de verdachte bij de ten laste gelegde inbraak kan worden afgeleid, laat staan dat daaruit de nauwe en bewuste samenwerking van de verdachte met enig ander persoon, nodig voor het ten laste gelegde medeplegen van de inbraak, kan worden afgeleid. Het hof zal hem daarom vrijspreken van het primair ten laste gelegde.
Subsidiair ten laste gelegde
Mede in aanmerking genomen dat onder de verdachte geen andere bij de inbraak weggenomen goederen zijn aangetroffen, is niet op voorhand onaannemelijk dat de verdachte, zoals hij stelt, de desbetreffende sleutels op straat heeft gevonden en deze heeft opgeraapt. Uitgaande van die lezing was de verdachte op het moment van verkrijging van de sleutels te goeder trouw, zodat hij ook van de subsidiair tenlastegelegde heling dient te worden vrijgesproken.

Bewijsoverweging ter zake van het meer subsidiair tenlastegelegde

De raadsman heeft bepleit dat de verdachte geen handeling heeft verricht die duidt op het zich toe-eigenen van de sleutels, zodat hij dient te worden vrijgesproken van het meer subsidiair ten laste gelegde.
Het hof verwerpt het verweer en overweegt als volgt.
Zoals hiervoor overwogen zal het hof uitgaan van de lezing van de verdachte dat hij de sleutels op straat heeft gevonden en hij op het moment van verkrijging daarvan te goeder trouw was. Door de sleutels vervolgens op het dak van het zwembad te gooien, heeft hij deze echter aan de waarneming van de politie onttrokken. Op dat moment heeft hij er blijk van gegeven de sleutels niet te willen afgeven aan de eigenaar, eventueel via de politie en is daarover zonder daartoe gerechtigd te zijn, als heer en meester gaan beschikken. Derhalve heeft de verdachte zich op dat moment de sleutels wederrechtelijk toegeëigend, zodat het meer subsidiair tenlastegelegde bewezen moet worden verklaard.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
meer subsidiair:
hij op 19 februari 2015 te Amsterdam, opzettelijk sleutels, toebehorende aan [slachtoffer], welke goederen de verdachte anders dan door misdrijf, te weten als vinder, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Hetgeen meer subsidiair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het meer subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het meer subsidiair bewezen verklaarde levert op:
verduistering.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het meer subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van één week met aftrek van voorarrest.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de verduistering van sleutels. Hiermee heeft de verdachte blijk gegeven geen respect te hebben voor de eigendomsrechten van een ander. In het dagelijks leven verrichten sleutels een belangrijke taak bij het beveiligen van de eigendommen van mensen. Het verduisteren hiervan leidt tot groot ongemak en gevoelens van onveiligheid.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 3 november 2016 is hij eerder voor vermogensdelicten onherroepelijk veroordeeld, hetgeen in zijn nadeel weegt.
Om de ernst van het feit tot uitdrukking te brengen en om de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen, is een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf aangewezen.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van zeven dagen, waarvan zes dagen voorwaardelijk, passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.652,85. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het primair ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c en 321 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het meer subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
7 (zeven) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
6 (zes) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.M.D. Aardema, mr. P.C. Römer en mr. S. Bek, in tegenwoordigheid van mr. C.J.J. Kwint, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 29 november 2016.
=========================================================================
[.]