ECLI:NL:GHAMS:2016:5283

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
29 november 2016
Publicatiedatum
12 december 2016
Zaaknummer
23-002559-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak in diefstalzaak met betrekking tot tablet en iPad

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 29 november 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vrijspraak van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was eerder vrijgesproken van een tenlastelegging die betrekking had op diefstal van een tablet en een iPad, maar heeft tegen deze vrijspraak hoger beroep ingesteld. Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte niet-ontvankelijk is in het hoger beroep voor zover dit gericht is tegen de vrijspraak, op basis van artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering, dat bepaalt dat tegen een vrijspraak geen hoger beroep openstaat.

Het hof heeft het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep op 15 november 2016 gehouden en heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte. De tenlastelegging in hoger beroep betrof diefstal van een tablet (merk Samsung, type Galaxy Tab3) en een iPad mini (merk Apple), die toebehoren aan Mediamarkt Cruquius B.V. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan deze diefstal en heeft de eerdere vrijspraak van de politierechter vernietigd.

De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken, met aftrek van voorarrest, en een taakstraf van tien uren. Het hof heeft rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte, die blijkens het verhandelde ter terechtzitting zijn leven een positieve wending lijkt te hebben gegeven. Het hof heeft geen termen aanwezig geacht voor het opleggen van bijzondere voorwaarden, omdat deze al in een andere zaak aan de verdachte waren opgelegd.

Uitspraak

Parketnummer: 23-002559-15
Datum uitspraak: 29 november 2016
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 19 november 2014 in de strafzaak onder parketnummer 15-700526-13 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1969,
adres: [adres].

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door politierechter in de rechtbank Noord-Holland vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 2 is ten laste gelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 15 november 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is -voor zover in hoger beroep nog aan de orde- ten laste gelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 13 december 2013 in de gemeente Haarlemmermeer met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tablet (merk Samsung, type Galaxy Tab3) en/of een iPad mini (merk Apple), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf Mediamarkt Cruquius B.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen tablet en/of iPad (telkens) onder zijn bereik heeft gebracht door het lossnijden van de beveiliging(sspinner), in elk geval door middel van braak en/of verbreking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep, voor zover inhoudelijk aan het oordeel van het hof onderworpen, zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij op 13 december 2013 in de gemeente Haarlemmermeer met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tablet (merk Samsung, type Galaxy Tab3) en een iPad mini (merk Apple), toebehorende aan winkelbedrijf Mediamarkt Cruquius B.V.
Hetgeen onder 1 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, die na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
diefstal

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee weken, met aftrek van voorarrest.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 50 uren, subsidiair 25 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest, alsmede tot een gevangenisstraf voor de duur van twee weken voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en de bijzondere voorwaarden van –kortgezegd- reclasseringstoezicht en behandelverplichting.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van goederen met een aanzienlijke waarde. Hij heeft door zo te handelen geen respect betoond voor het eigendomsrecht van het betreffende winkelbedrijf en dit schade en overlast bezorgd.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 3 november 2016 is hij eerder voor soortgelijke feiten onherroepelijk veroordeeld.
In het voordeel van de verdachte houdt het hof er rekening mee dat de verdachte blijkens het verhandelde ter terechtzitting bij het hof zijn leven een wending ten goede lijkt te hebben gegeven, betaalde arbeid verricht, bezig is met het afbetalen van zijn schulden en hulp zoekt bij de reclassering.
Ook uit het in de onderhavige zaak gevoegde, reclasseringsrapport van Palier van 18 februari 2016 leidt het hof af dat de verdachte gemotiveerd is met behulp van reclasseringstoezicht zijn leven (verder) op orde te krijgen.
Het hof acht, alles afwegende, een voorwaardelijke gevangenisstraf en een werkstraf, elk van na te melden duur, passend en geboden.
Het hof acht geen termen aanwezig de door de advocaat-generaal gevorderde bijzondere voorwaarden te stellen, omdat vergelijkbare bijzondere voorwaarden reeds in de uitspraak van heden in de zaak met het parketnummer 23-004605-14 aan de verdachte zijn opgelegd.
Tot een lichtere straf dan de hieronder bedoelde ziet het hof, gelet op de ernst van het feit geen aanleiding.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis voor zover inhoudelijk aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
10 (tien) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
5 (vijf) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.M.D. Aardema, mr. P.C. Römer en mr. S. Bek, in tegenwoordigheid van mr. C.J.J. Kwint, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 29 november 2016.
=========================================================================
[.]