ECLI:NL:GHAMS:2016:5278

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 november 2016
Publicatiedatum
12 december 2016
Zaaknummer
23-002456-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake voorwaardelijk opzet bij invoer van cocaïne

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 16 november 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 24 juni 2016. De verdachte, geboren in Suriname in 1985 en thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Utrecht, was aangeklaagd voor de invoer van cocaïne. Tijdens de zitting in hoger beroep op 2 november 2016 heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de verdachte dezelfde straf zou krijgen als in eerste aanleg was opgelegd. De raadsvrouw van de verdachte pleitte voor vrijspraak, stellende dat de verdachte geen opzet had op de invoer van de cocaïne.

Het hof heeft de verklaring van de verdachte in overweging genomen, waarin zij aangaf dat zij op verzoek van haar neef een zak met etenswaren in haar koffer had gedaan, zonder te weten dat er cocaïne in zat. Het hof heeft echter twijfels geuit over de geloofwaardigheid van deze verklaring, vooral gezien de eerdere veroordelingen van de verdachte voor drugssmokkel. Het hof concludeert dat de verdachte, door een zak met onbekende inhoud aan te nemen en deze zonder onderzoek in haar koffer te stoppen, de aanmerkelijke kans op cocaïne in haar koffer bewust heeft aanvaard.

Daarom heeft het hof het vonnis van de rechtbank bevestigd, met de overweging dat de verdachte met voorwaardelijk opzet heeft gehandeld bij de invoer van cocaïne in Nederland. De beslissing is genomen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, met de rechters M.L.M. van der Voet, R.A.F. Gerding en A.M. van Woensel, en is openbaar uitgesproken op 16 november 2016.

Uitspraak

Parketnummer: 23-002456-16
Datum uitspraak: 16 november 2016
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 24 juni 2016 in de strafzaak onder parketnummer 15/820216-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedag] 1985,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Utrecht, locatie Nieuwersluis te Nieuwersluis.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
2 november 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen met dien verstande dat het hof de bewijsoverweging vervangt door onderstaande bewijsoverweging.
3.4.
Bewijsoverweging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit omdat de verdachte geen opzet had op de invoer van de cocaïne.
Het hof verwerpt het verweer en overweegt als volgt.
De verdachte heeft verklaard dat zij op verzoek van haar neef een zak met Bara Mix en -naar later bleek- zuurkool in haar koffer had gedaan en dat zij deze goederen in Nederland moest afgeven aan een vriendin van haar neef. Deze vriendin zou haar bellen als zij in Nederland was aangekomen.
In deze etenswaren is cocaïne aangetroffen.
Het hof plaatst, mede gelet op de eerdere veroordelingen van de verdachte wegens drugssmokkel, vraagtekens bij het door de verdachte geschetste scenario, maar kan dit niet uitsluiten, zodat het daarvan bij zijn beoordeling zal uitgaan. Maar ook bij die stand van zaken moet worden geconstateerd dat de verdachte in Suriname een zak met inhoud heeft aangenomen en vervolgens die zak zonder enig onderzoek in haar koffer heeft gestopt en met die koffer naar Nederland is gereisd. Aldus heeft zij de aanmerkelijke kans dat haar koffer cocaïne zou bevatten, bewust aanvaard. De verdachte heeft naar het oordeel van het hof dan ook met voorwaardelijk opzet gehandeld bij de invoer van cocaïne in Nederland.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.L.M. van der Voet, mr. R.A.F. Gerding en mr. A.M. van Woensel, in tegenwoordigheid van mr. C.J.J. Kwint, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
16 november 2016.
=========================================================================
[.]