ECLI:NL:GHAMS:2016:5269

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 december 2016
Publicatiedatum
12 december 2016
Zaaknummer
23-002207-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal van goederen uit winkel

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 8 december 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Suriname in 1955, was beschuldigd van diefstal van meerdere verpakkingen boxershorts, biefstuk en zalm, toebehorende aan winkelbedrijf Hema. De tenlastelegging betrof een incident dat plaatsvond op 3 april 2016 te Amsterdam. Tijdens de zitting in hoger beroep op 24 november 2016 heeft de raadsvrouw van de verdachte bepleit dat niet duidelijk was dat de verdachte de intentie had om de goederen niet af te rekenen, en verzocht om vrijspraak. Het hof heeft echter vastgesteld dat de verdachte de goederen in een plastic tas had gestopt en de winkel zonder te betalen had willen verlaten. Dit handelen werd door het hof als opzet tot wederrechtelijke toe-eigening geduid.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen geacht. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was begaan, en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke feiten. Ondanks dat de verdachte enige vooruitgang had geboekt in zijn leven, achtte het hof het gevaar van recidive aanwezig. De op te leggen straf is gegrond op artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht, en het hof heeft de verdachte als strafbaar verklaard voor de diefstal.

Uitspraak

parketnummer: 23-002207-16
datum uitspraak: 8 december 2016
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 2 juni 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13-069891-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedag] 1955,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
24 november 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw mr. [naam], advocate te Amsterdam, naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 3 april 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een of meerdere, verpakking(en) boxershorts en/of biefstuk en/of zalm, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf Hema, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal om proceseconomische redenen worden vernietigd.

Bespreking van het gevoerde verweer

De raadsvrouw heeft bepleit dat niet duidelijk uit het dossier kan worden opgemaakt dat de verdachte het voornemen heeft gehad om de goederen niet af te rekenen en verzoekt om vrijspraak.
Uit het dossier blijkt het volgende:
De verdachte heeft meerdere verpakkingen met boxershorts, biefstuk en zalm uit de betreffende verkoop schappen gepakt en deze goederen niet in een winkelmandje maar in een plastic boodschappentas gedaan, waardoor hij ze aan het zicht onttrok. Vervolgens begaf hij zich naar de uitgang van de winkel zonder de goederen te betalen.
Naar de uiterlijke verschijningsvorm kan dit handelen van de verdachte niet anders worden geduid dan dat de opzet van de verdachte reeds op het moment dat hij hierover de feitelijke heerschappij verkreeg, te weten het moment dat hij ze in zijn plastic tas stopte, was gericht op het wederrechtelijk wegnemen van deze goederen.
In het vorenstaande ligt besloten dat het hof het onaannemelijk acht dat de verdachte de bedoeling had om de betreffende goederen bij de kassa af te rekenen: daarvoor was het handelen van de verdachte, als gebleken uit het vorenstaande (nog afgezien van verdachtes verklaring dat hij de goederen al buiten de winkel had gebracht) en de overige te bezigen bewijsmiddelen te doelgericht.
Het verweer faalt en het tenlastegelegde wordt wettig en overtuigend bewezen geacht.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 3 april 2016 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen meerdere verpakkingen boxershorts, biefstuk en zalm, toebehorende aan winkelbedrijf Hema.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van één week.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal. De verdachte heeft daarmee blijk gegeven zich niets aan te trekken van het eigendomsrecht van derden. Winkeldiefstal is een ergerlijk feit, dat naast overlast ook schade voor het gedupeerde bedrijf veroorzaakt.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 8 november 2016 is hij meermalen eerder ter zake van diefstal onherroepelijk veroordeeld.
Hoewel ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat de verdachte meer structuur in zijn leven heeft aangebracht, acht het hof het gevaar van recidive nog steeds aanwezig.
Ook in het verleden aan de verdachte opgelegde gevangenisstraffen en taakstraffen hebben hem er niet van weerhouden om opnieuw een strafbare feit te plegen.
Gelet hierop en op de ernst van het feit, alsmede om de verdachte de laakbaarheid van zijn handelen duidelijk te maken acht het hof – alles afwegende en anders dan door de raadsvrouw bepleit – een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
In het voorgaande ligt besloten dat niet kan worden volstaan met de straf die is geëist door de advocaat-generaal.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.W. Moors, mr. P.C. Kortenhorst en mr. F.M.D. Aardema, in tegenwoordigheid van mr. A.T. de Muinck - Dezentje, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 8 december 2016.
Mr. J.W. Moors is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[.......]
.