ECLI:NL:GHAMS:2016:5258

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 september 2016
Publicatiedatum
9 december 2016
Zaaknummer
23-004243-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan poging tot afpersing in de massagesalon te Hoofddorp

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 30 september 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was eerder vrijgesproken van een deel van de tenlastelegging, maar heeft hoger beroep ingesteld. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak. De zaak betreft medeplichtigheid aan een poging tot afpersing, waarbij de verdachte samen met medeverdachten de aangeefster onder druk heeft gezet om een geldbedrag van € 40.000 te betalen. De verdachte heeft zich in de massagesalon dreigend en intimiderend opgesteld en heeft de aangeefster vastgepakt. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte wetenschap had van de inhoud van het gesprek tussen de medeverdachte en de aangeefster en dat hij zich niet heeft gedistantieerd van de situatie. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie dagen en een taakstraf van 80 uur. Daarnaast is er een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij voor immateriële schade.

Uitspraak

Parketnummer: 23-004243-15
Datum uitspraak: 30 september 2016
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 8 oktober 2015 in de strafzaak onder parketnummer 15/700627-12 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedag] 1977,
adres: [adres].

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door de rechtbank Noord-Holland vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 2 is ten laste gelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
16 september 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijziging is aan de verdachte – voor zover in hoger beroep nog aan de orde – ten laste gelegd dat:
1. primair:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 14 juli 2012 tot en met 15 juli 2012 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag van 40.000 euro, althans enig geldbedrag, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
(op 14 juli 2012) tezamen met twee medader(s), althans alleen, naar de massagesalon van die [slachtoffer] is gegaan, waarna verdachte en/of zijn mededader(s)
- zich dreigend en/of intimiderend heeft/hebben opgehouden in die massagesalon en/of
- die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat ze nog 40.000 euro schuldig is en dat ze precies twee dagen de tijd krijgt om te betalen en dat hij, verdachte, morgen de helft komt halen en/of dat anders de tent van hem is en/of
- die [slachtoffer] de volgende woorden heeft/hebben toegevoegd 'Ik denk dat jij een groter probleem krijgt als je naar de politie gaat. Jij weet niet wie hier voor jou staat. Ik zorg dat deze zaak stuk gaat. Je weet niet wie hier tegenover jou staat. Wil je de politie halen? Ik ben de politie' en/of 'Je gaat gewoon betalen, althans woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking en/of
- in een worsteling is/zijn gekomen met die [slachtoffer] en/of die [slachtoffer] ruggelings bij haar bovenarmen heeft/hebben vast gepakt en/of
- [naam], die in die massagesalon aanwezig was en beelden/opnamen had gemaakt van verdachte en/of zijn mededader(s), zijn telefoon afhandig heeft/hebben gemaakt en/of die telefoon heeft/hebben doorzocht en/of
(op 15 juli 2012) tezamen met zeven, althans één of meer, mededader(s), althans alleen, de massagesalon van die [slachtoffer] is binnen gegaan, waarna verdachte en/of zijn mededader(s) heeft/hebben gevraagd of die [slachtoffer] aanwezig was en/of zoekend heeft/hebben rondgekeken in één of meerdere ruimte(s) van die massagesalon, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
1. subsidiair:
[medeverdachte 1], op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 14 juli 2012 tot en met 15 juli 2012 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer,
ter uitvoering van het door hem en [medeverdachte 2] voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met elkaar, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen [slachtoffer] door geweld en/of bedreiging met geweld te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag van 40.000,=Euro, althans enig geldbedrag, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2],
(op 14 juli 2012)
*naar de massagesalon van die [slachtoffer] is gegaan, en/of
*zich in die massagesalon dreigend en/of intimiderend heeft opgehouden, en/of
*die [slachtoffer] heeft gezegd dat ze nog 40.000,=euro schuldig is en dat ze precies twee dagen de tijd krijgt om te betalen en dat hij morgen de helft komt halen en/of dat anders de tent van [medeverdachte 1] is, en/of
*die [slachtoffer] de volgende woorden heeft toegevoegd “ik denk dat jij een groter probleem krijgt als je naar de politie gaat. Jij weet niet wie hier voor jou staat. Ik zorg dat deze zaak stuk gaat. Je weet niet wie hier tegenover jou staat. Wil je de politie halen? Ik ben de politie”, en/of “je gaat gewoon betalen”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
*[naam], die in die massage salon aanwezig was en beelden/opnamen had gemaakt van die [medeverdachte 1], zijn telefoon afhandig heeft gemaakt en/of die telefoon heeft doorzocht, en/of
*in een worsteling is gekomen met die [slachtoffer] en/of die [slachtoffer] heeft vastgepakt, en/of
(op 15 juli 2012)
*naar de massagesalon van die [slachtoffer] is gegaan, en die salon is binnen gegaan, en/of
*heeft gevraagd of die [slachtoffer] aanwezig was en/of zoekend heeft rondgekeken in die salon,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, toen en aldaar, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest,
door toen en aldaar:
(op 14 juli 2012)
* die [medeverdachte 1]( en nog een ander) te vergezellen naar de massagesalon en/of met die [medeverdachte 1] de massagesalon te betreden, en/of
*zich intimiderend heeft opgesteld in de directe omgeving van [slachtoffer], terwijl die [medeverdachte 1] tegen die [slachtoffer] zei dat ze nog 40.000,=euro schuldig is en dat ze precies twee dagen de tijd krijgt om te betalen en dat hij, [medeverdachte 1], morgen de helft komt halen en/of dat anders de tent van [medeverdachte 1] is, en/of dat [medeverdachte 1] ervoor kan zorgen dat ([slachtoffer]’s) zaak kapot gaat, en/of
*die [slachtoffer] heeft vastgepakt en/of vastgehouden toen die [slachtoffer] tussen beide wilde komen toen [medeverdachte 1] de telefoon van [naam] wilde afpakken/afpakte, en/of
(op 15 juli 2012)
die [medeverdachte 1], samen met nog vijf of zes grote, brede en gespierde mannen te vergezellen naar de massagesalon en vervolgens gezamenlijk die massagesalon te betreden en/of terwijl die [medeverdachte 1] naar [slachtoffer] vroeg, samen met die andere mannen, zoekend heeft rondgekeken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – zal worden vernietigd, omdat het hof op grond van een gewijzigde tenlastelegging recht doet.

Bewijsoverweging

De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit. De verdachte heeft geen opzet gehad op afpersing en hij heeft geen uitvoeringshandelingen verricht waaruit voorwaardelijk opzet kan blijken. Er is ook geen nauwe en bewuste samenwerking geweest tussen de verdachte en de medeverdachten en de verdachte heeft geen wezenlijke bijdrage geleverd aan het delict. De verdachte heeft enkel medeverdachte [medeverdachte 1] vergezeld, hetgeen geen medeplichtigheid oplevert. Voorts heeft de raadsvrouw verzocht de verklaringen van de aangeefster niet te bezigen als bewijs, daar deze onbetrouwbaar zijn.
Het hof gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
De (inmiddels ex-)vriendin van de medeverdachte [medeverdachte 2] heeft aan de aangeefster, [slachtoffer], een geldbedrag van € 28.000 geleend. Op enig moment heeft de aangeefster de maandelijkse betaling van het afgesproken rentebedrag gestaakt. [medeverdachte 2] is samen met zijn ex-vriendin naar de aangeefster gegaan om hierover te praten, maar zonder succes. Hierna heeft [medeverdachte 2] een advocaat ingeschakeld. De vergoeding voor diens diensten waren echter in de ogen van [medeverdachte 2] te hoog en hij verwachtte hiervan geen spoedige resultaten, temeer daar ‘je van een kale kip niet kunt plukken’. Op advies van een kennis heeft [medeverdachte 2] vervolgens een ‘kleerkast’ in de persoon van medeverdachte [medeverdachte 1] (volgens [medeverdachte 2] een type waar je ‘niet gauw nee tegen zegt’) ingeschakeld om met de aangeefster een ‘praatje’ te maken over de vordering. Voor dit praatje zou [medeverdachte 1] 10 tot 20% van het bedrag van € 28.000 ontvangen. [medeverdachte 2] heeft [medeverdachte 1] de leenovereenkomst overhandigd, heeft hem gezegd waar de massagesalon van de aangeefster was en heeft [medeverdachte 1] haar signalement doorgegeven.
Op 14 juli 2012 is [medeverdachte 1] naar de salon gegaan, samen met de verdachte. [medeverdachte 1] heeft tegen de aangeefster gezegd dat zij een schuld had van € 40.000, dat de tijd om het via de advocaat te regelen voorbij was, dat zij precies twee dagen de tijd had om te betalen, dat hij morgen de helft kwam halen, dat zij het geld aan hem schuldig was omdat hij ‘die mensen’ al had betaald, dat anders de tent van hem was, dat zij een groter probleem kreeg als zij naar de politie zou gaan, dat zij niet wist wie voor haar stond en dat hij kon zorgen dat de tent kapot ging. Gedurende dit gesprek stond de verdachte vlak bij [medeverdachte 1]. Na dit gesprek liep [medeverdachte 1] naar buiten, gevolgd door de verdachte, die weer werd gevolgd door de aangeefster. [medeverdachte 1] zag dat [naam] met diens telefoon beeldopnames maakte en wilde daarom de telefoon van [naam] afpakken. [medeverdachte 1] en de verdachte liepen weer naar binnen, waarbij de verdachte de aangeefster vastpakte toen zij naar [medeverdachte 1] en [naam] probeerde te lopen.
Op 15 juli 2012 kwamen [medeverdachte 1] en de verdachte, samen met andere grote en gespierde mannen, wederom de massagesalon binnen. De mannen vertrokken toen bleek dat de aangeefster niet aanwezig was in de salon.
Het hof verwerpt de verweren en overweegt dienaangaande als volgt.
De verdachte is samen met de medeverdachte [medeverdachte 1] op 14 juli 2012 de salon van aangeefster binnen gegaan. Bij het gesprek tussen [medeverdachte 1] en de aangeefster stond hij vlak bij [medeverdachte 1]. Dit gesprek kan niet als een onopvallend, rustig gesprek worden beschouwd. Het hof heeft op de camerabeelden waargenomen dat [medeverdachte 1] en de aangeefster een verhit gesprek voerden, waarbij beiden hun stem verhieven. Tevens heeft het hof waargenomen dat de verdachte tijdens het gesprek met zijn ogen heen en weer bewoog tussen de twee sprekers. De verklaring van de verdachte ter terechtzitting dat hij niet heeft geluisterd naar dit ongeveer drie minuten durende gesprek en daarom niet bekend was met de inhoud hiervan, acht het hof dan ook volstrekt onaannemelijk. Op grond van het voorgaande gaat het hof er van uit dat de verdachte wetenschap had van de inhoud van het gesprek en dus wist dat [medeverdachte 1] de aangeefster onder aanzienlijke druk zette om geld af te geven. Op dat moment heeft de verdachte ervoor gekozen om zich niet te distantiëren van [medeverdachte 1]. Hij is onverminderd achter of tenminste in de directe omgeving van [medeverdachte 1] blijven staan en heeft hiermee getalsmatig en door zijn grote postuur het bedreigende karakter van het handelen van [medeverdachte 1] vergroot.
Het hof constateert dat het handelen van de verdachte niet beperkt is gebleven tot het enkel zich niet distantiëren van de situatie. Kort na voornoemd ‘gesprek’ heeft de verdachte de aangeefster vastgepakt toen zij richting [naam] en [medeverdachte 1] wilde lopen. Het hof is van oordeel dat de verdachte zich hierdoor actief heeft gemengd in het conflict tussen de aangever en [medeverdachte 1]. De verdachte is daarenboven op 15 juli 2012, wetende dat [medeverdachte 1] daags tevoren had aangekondigd dat hij op 15 juli 2012 de helft van het geld zou komen halen, wederom samen met [medeverdachte 1] naar de salon gegaan, waarbij [medeverdachte 1] heeft geïnformeerd naar de aanwezigheid van de aangeefster.
Op basis van deze gedragingen van de verdachte is het hof van oordeel dat de verdachte minst genomen voorwaardelijk opzet heeft gehad op het behulpzaam zijn bij het plegen van het delict door [medeverdachte 1]. Derhalve acht het hof bewezen dat de verdachte medeplichtig is geweest aan de poging tot afpersing van aangeefster.
Het hof heeft geen reden te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van de aangeefster, temeer nu haar verklaringen in belangrijke mate worden bevestigd door hetgeen het hof heeft waargenomen op de camerabeelden.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
[medeverdachte 1], in de periode van 14 juli 2012 tot en met 15 juli 2012 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om een zich en ander wederrechtelijk te bevoordelen [slachtoffer] door bedreiging met geweld te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag,
op 14 juli 2012
- naar de massagesalon van die [slachtoffer] is gegaan, en
- zich in die massagesalon dreigend en/of intimiderend heeft opgehouden, en
- die [slachtoffer] heeft gezegd dat ze nog 40.000,= euro schuldig is en dat ze precies twee dagen de tijd krijgt om te betalen en dat hij morgen de helft komt halen en dat anders de tent van [medeverdachte 1] is, en
- die [slachtoffer] de volgende woorden heeft toegevoegd “ik denk dat jij een groter probleem krijgt als je naar de politie gaat. Jij weet niet wie hier voor jou staat. Ik zorg dat deze zaak stuk gaat. Je weet niet wie hier tegenover jou staat. Wil je de politie halen? Ik ben de politie”, en “je gaat gewoon betalen” en
op 15 juli 2012
- naar de massagesalon van die [slachtoffer] is gegaan, en die salon is binnen gegaan, en
- heeft gevraagd of die [slachtoffer] aanwezig was
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, toen en aldaar, opzettelijk behulpzaam is geweest, door
op 14 juli 2012
- die [medeverdachte 1] te vergezellen naar de massagesalon en met die [medeverdachte 1] de massagesalon te betreden, en
- zich heeft opgesteld in de directe omgeving van [slachtoffer], terwijl die [medeverdachte 1] tegen die [slachtoffer] zei dat ze nog 40.000,= euro schuldig is en dat ze precies twee dagen de tijd krijgt om te betalen en dat hij, [medeverdachte 1], morgen de helft komt halen en dat anders de tent van [medeverdachte 1] is, en dat [medeverdachte 1] ervoor kan zorgen dat [slachtoffer]’s zaak kapot gaat, en
- die [slachtoffer] heeft vastgepakt en/of vastgehouden toen die [slachtoffer] tussen beide wilde komen toen [medeverdachte 1] de telefoon van [naam] wilde afpakken en
op 15 juli 2012
die [medeverdachte 1], samen met nog vijf of zes grote, brede en gespierde mannen te vergezellen naar de massagesalon en vervolgens gezamenlijk die massagesalon te betreden.
Hetgeen onder 1 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
medeplichtigheid aan poging tot afpersing.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier dagen, met aftrek van voorarrest en een taakstraf voor de duur van 120 dagen, subsidiair 60 dagen hechtenis.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie dagen, met aftrek van voorarrest en een taakstraf voor de duur van 80 dagen, subsidiair 40 dagen hechtenis.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen. De verdachte is behulpzaam geweest bij de poging om door middel van intimidatie en het creëren van angst het slachtoffer af te persen. Dit heeft niet alleen bij haar, maar ook in haar directe omgeving gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 30 augustus 2016 is hij eerder voor geweldsdelicten, zij het niet recent, onherroepelijk veroordeeld. Het hof zal deze veroordelingen niet ten nadele van de verdachte bij de bepaling van de straf betrekken.
Gelet op de ernst van het feit is in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden. Vanwege het tijdsverloop en de overschrijding van de redelijke termijn zal het hof de duur hiervan evenwel beperken tot de tijd die de verdachte heeft doorgebracht in voorlopige hechtenis. Daarnaast acht het hof gelet op de ernst van het feit echter een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 4.121,05. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 850 aan immateriële schade. Voor het overige is de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
De advocaat-generaal heeft gevorderd de hoofdelijke toewijzing van de vergoeding van de immateriële schade tot een bedrag van € 250 te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsvrouw heeft verzocht de vordering - gelet op de bepleite vrijspraak - niet-ontvankelijk te verklaren.
Het hof zal de omvang van de immateriële schade op de voet van het bepaalde in artikel 6:106 BW naar maatstaven van billijkheid schatten op € 250 waarbij het hof heeft gelet op de schadevergoeding die in vergelijkbare gevallen pleegt te worden toegekend. Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan zij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 22c, 22d, 36f, 45, 48 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 250,00 (tweehonderdvijftig euro) ter zake van immateriële schadeen veroordeelt de verdachte die, evenals zijn medeverdachten, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de een of meer anderen daarvan in zoverre zullen zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 14 juli 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer], ter zake van het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 250,00 (tweehonderdvijftig euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
5 (vijf) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover medeverdachten hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de medeverdachten van de verdachte voormeld bedrag hebben betaald aan de benadeelde partij, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 14 juli 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.M.J. Quaedvlieg, mr. H.T. van der Meer en mr. J.W. Moors, in tegenwoordigheid van mr. C.J.J. Kwint, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
30 september 2016.
[........... 2]
.