ECLI:NL:GHAMS:2016:5256

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 september 2016
Publicatiedatum
9 december 2016
Zaaknummer
23-004184-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitlokking van poging tot afpersing in massagesalon met dreigende woorden en intimidatie

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 30 september 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was beschuldigd van uitlokking van poging tot afpersing. De tenlastelegging omvatte verschillende dreigende handelingen en intimidatie gericht op een slachtoffer in een massagesalon, waarbij een geldbedrag van 40.000 euro werd geëist. De verdachte had een medeverdachte ingeschakeld om druk uit te oefenen op het slachtoffer, die een schuld had aan de verdachte en zijn ex-vriendin. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk gelegenheid, middelen en inlichtingen heeft verschaft aan de medeverdachte om de afpersing te plegen. De verdachte werd vrijgesproken van de primair ten laste gelegde feiten, maar het hof achtte de subsidiaire tenlastelegging bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf dagen en een taakstraf van vijftig uren. Daarnaast werd een schadevergoeding van 250 euro aan het slachtoffer toegewezen voor immateriële schade. Het hof oordeelde dat de verdachte medeaansprakelijk was voor de schade die het slachtoffer had geleden door de intimidatie en dreiging.

Uitspraak

Parketnummer: 23-004184-15
Datum uitspraak: 30 september 2016
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 8 oktober 2015 in de strafzaak onder parketnummer 15/700501-12 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1968,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 16 september 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
primair:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 14 juli 2012 tot en met 15 juli 2012 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag van 40.000 euro, althans enig geldbedrag, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
(op 14 juli 2012) tezamen met twee medader(s), althans alleen, naar de massagesalon van die [slachtoffer] is gegaan, waarna verdachte en/of zijn mededader(s)
- zich dreigend en/of intimiderend heeft/hebben opgehouden in die massagesalon en/of
- die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat ze nog 40.000 euro schuldig is en dat ze precies twee dagen de tijd krijgt om te betalen en dat hij, verdachte, morgen de helft komt halen en/of dat anders de tent van hem is en/of
- die [slachtoffer] de volgende woorden heeft/hebben toegevoegd 'Ik denk dat jij een groter probleem krijgt als je naar de politie gaat. Jij weet niet wie hier voor jou staat. Ik zorg dat deze zaak stuk gaat. Je weet niet wie hier tegenover jou staat. Wil je de politie halen? Ik ben de politie' en/of 'Je gaat gewoon betalen, althans woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking en/of
- in een worsteling is/zijn gekomen met die [slachtoffer] en/of die [slachtoffer] ruggelings bij haar bovenarmen heeft/hebben vast gepakt en/of
- [naam 1], die in die massagesalon aanwezig was en beelden/opnamen had gemaakt van verdachte en/of zijn mededader(s), zijn telefoon afhandig heeft/hebben gemaakt en/of die telefoon heeft/hebben doorzocht en/of
(op 15 juli 2012) tezamen met zeven, althans één of meer, mededader(s), althans alleen, de massagesalon van die [slachtoffer] is binnen gegaan, waarna verdachte en/of zijn mededader(s) heeft/hebben gevraagd of die [slachtoffer] aanwezig was en/of zoekend heeft/hebben rondgekeken in één of meerdere ruimte(s) van die massagesalon,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of één of meer andere personen op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 14 juli 2012 tot en met 15 juli 2012 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met elkaar, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag van 40.000 euro, althans enig geldbedrag, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] en/of zijn/hun mededader(s), (op 14 juli 2012) naar de massagesalon van die [slachtoffer] zijn gegaan, waarna die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of één of meer andere personen
- zich dreigend en/of intimiderend heeft/hebben opgehouden in die massagesalon en/of
- die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat ze nog 40.000 euro schuldig is en dat ze precies twee dagen de tijd krijgt om te betalen en dat hij/zij morgen de helft komt/komen halen en/of dat anders de tent van [medeverdachte 1] is en/of
- die [slachtoffer] de volgende woorden heeft/hebben toegevoegd 'Ik denk dat jij een groter probleem krijgt als je naar de politie gaat. Jij weet niet wie hier voor jou staat. Ik zorg dat deze zaak stuk gaat. Je weet niet wie hier tegenover jou staat. Wil je de politie halen? Ik ben de politie' en/of 'Je gaat gewoon betalen', althans woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking en/of
- in een worsteling is/zijn gekomen met die [slachtoffer] en/of die [slachtoffer] ruggelings bij haar bovenarmen heeft/hebben vast gepakt en/of
- [naam 1], die in die massagesalon aanwezig was en beelden/opnamen had gemaakt van die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] en/of diens mededader(s), zijn telefoon afhandig heeft/hebben gemaakt en/of die telefoon heeft/hebben doorzocht en/of
(op 15 juli 2012) [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] tezamen met één of meer andere personen, de massagesalon van die [slachtoffer] is/zijn binnen gegaan, waarna die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] en/of die andere perso(o)n(en) heeft/hebben gevraagd of die [slachtoffer] aanwezig was en/of zoekend heeft/hebben rondgekeken in één of meerdere ruimte(s) van die massagesalon,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welk strafbaar feit hij, verdachte, in de periode van 9 juli 2012 tot en met 14 juli 2012 te Aalsmeer en/of te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk heeft uitgelokt door giften en beloften, immers heeft hij, verdachte, [medeverdachte 1] een geldbedrag toegezegd, gelegen tussen de 10 en 20 procent van het geldbedrag dat die [slachtoffer] hem, verdachte, was verschuldigd en/of door het verschaffen van inlichtingen en/of middelen, door die [medeverdachte 1] schriftelijke bescheiden te verschaffen waaruit het bestaan van die schuld kon blijken en/of waarin de adresgegegevens van de massagesalon van die [slachtoffer] waren vermeld en/of door die [medeverdachte 1] inlichtingen te verschaffen over het signalement van die [slachtoffer];
meer subsidiair:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of één of meer andere personen op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 14 juli 2012 tot en met 15 juli 2012 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met elkaar, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag van 40.000 euro, althans enig geldbedrag, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] en/of zijn/hun mededader(s), (op 14 juli 2012) naar de massagesalon van die [slachtoffer] zijn gegaan, waarna die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of één of meer andere personen
- zich dreigend en/of intimiderend heeft/hebben opgehouden in die massagesalon en/of
- die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat ze nog 40.000 euro, althans enig geldbedrag, schuldig is en dat ze precies twee dagen de tijd krijgt om te betalen en dat hij/zij morgen de helft komt/komen halen en/of dat anders de tent van [medeverdachte 1] is en/of
- die [slachtoffer] de volgende woorden heeft/hebben toegevoegd 'Ik denk dat jij een groter probleem krijgt als je naar de politie gaat. Jij weet niet wie hier voor jou staat. Ik zorg dat deze zaak stuk gaat. Je weet niet wie hier tegenover jou staat. Wil je de politie halen? Ik ben de politie' en/of 'Je gaat gewoon betalen', althans woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking en/of
- in een worsteling is/zijn gekomen met die [slachtoffer] en/of die [slachtoffer] ruggelings bij haar bovenarmen heeft/hebben vast gepakt en/of
- [naam 1], die in die massagesalon aanwezig was en beelden/opnamen had gemaakt van die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] en/of diens mededader(s), zijn telefoon afhandig heeft/hebben gemaakt en/of die telefoon heeft/hebben doorzocht en/of
(op 15 juli 2012) [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] tezamen met één of meer andere personen, de massagesalon van die [slachtoffer] is/zijn binnen gegaan, waarna die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] en/of die andere perso(o)n(en) heeft/hebben gevraagd of die [slachtoffer] aanwezig was en/of zoekend heeft/hebben rondgekeken in één of meerdere ruimte(s) van die massagesalon,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 9 juli 2012 tot en met 15 juli 2012 te Aalsmeer en/of te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door
- [medeverdachte 1] te vertellen dat [slachtoffer] hem, verdachte en/of diens vriendin [naam 2], een geldbedrag van 40.000 euro, althans enig geldbedrag, was verschuldigd en/of dat zij hem (ondanks herhaaldelijk verzoek) niet had terug betaald en/of
- die [medeverdachte 1] bewijzen van (geld)leenovereenkomsten, althans schriftelijke bescheiden te verschaffen waaruit het bestaan van die schuld kon blijken en/of waarin de adresgegegevens van de massagesalon van die [slachtoffer] waren vermeld en/of
- die [medeverdachte 1] inlichtingen te verschaffen over het signalement van die [slachtoffer];
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof komt tot een andere bewezenverklaring.

Vrijspraak

Met de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen de verdachte primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Bewijsoverweging

De raadsman heeft bepleit dat de verdachte [medeverdachte 1] niet heeft bewogen tot het plegen van enig strafbaar feit. Hij heeft [medeverdachte 1] alleen gevraagd om met de aangeefster te praten over de schuld; de verdachte wilde absoluut niet dat er geweld zou worden gebruikt of dat daarmee zou worden gedreigd en hij kon ook niet voorzien dat [medeverdachte 1] verder zou gaan dan was besproken. Dat [medeverdachte 1] een imposant uiterlijk heeft, maakt een en ander niet anders. Omdat de verdachte geen (voorwaardelijk) opzet heeft gehad, dient hij te worden vrijgesproken. Voorts heeft de raadsman betoogd dat de verklaringen van de aangeefster onbetrouwbaar zijn en daarom uitgesloten dienen te worden als bewijsmiddel.
Het hof gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
De (inmiddels ex-)vriendin van de verdachte heeft aan de aangeefster, [slachtoffer], een geldbedrag van € 28.000 geleend. Op enig moment heeft de aangeefster de maandelijkse betaling van het afgesproken rentebedrag gestaakt. De verdachte is samen met zijn ex-vriendin naar de aangeefster gegaan om hierover te praten, maar zonder succes. Hierna heeft de verdachte een advocaat ingeschakeld. De vergoeding voor diens diensten waren echter in de ogen van de verdachte te hoog en de verdachte verwachtte hiervan geen spoedige resultaten, temeer daar ‘je van een kale kip niet kunt plukken’. Op advies van een kennis heeft de verdachte vervolgens een ‘kleerkast’ in de persoon van medeverdachte [medeverdachte 1] (volgens de verdachte een type waar je ‘niet gauw nee tegen zegt’) ingeschakeld om met de aangeefster een ‘praatje’ te maken over de vordering. Voor dit praatje zou [medeverdachte 1] 10 tot 20% van het bedrag van € 28.000 ontvangen. De verdachte heeft [medeverdachte 1] de leenovereenkomst overhandigd, heeft hem gezegd waar de massagesalon van de aangeefster was en heeft [medeverdachte 1] haar signalement doorgegeven. Op 13 juli 2012 heeft [medeverdachte 1] de verdachte geïnformeerd dat hij op 14 juli 2012 bij de aangeefster zou langsgaan.
Op 14 juli 2012 is [medeverdachte 1] inderdaad naar de salon gegaan, samen met de medeverdachte [medeverdachte 2]. [medeverdachte 1] heeft tegen de aangeefster gezegd dat zij een schuld had van € 40.000, dat de tijd om het via de advocaat te regelen voorbij was, dat zij precies twee dagen de tijd had om te betalen, dat hij morgen de helft kwam halen, dat zij het geld aan hem schuldig was omdat hij ‘die mensen’ al had betaald, dat anders de tent van hem was, dat zij een groter probleem kreeg als zij naar de politie zou gaan, dat zij niet wist wie voor haar stond en dat hij kon zorgen dat de tent kapot ging.
Op 15 juli 2012 kwamen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2], samen met andere grote en gespierde mannen, wederom de massagesalon binnen. De mannen vertrokken toen bleek dat de aangeefster niet aanwezig was.
Het hof verwerpt het verweer en overweegt dienaangaande als volgt.
De verdachte heeft in het kader van een geschil omtrent de nakoming van een verbintenis uit leenovereenkomst [medeverdachte 1] gevraagd om met de aangeefster over deze kwestie te praten. Hij heeft daartoe welbewust voor [medeverdachte 1] gekozen omdat dit iemand is waar je, gelet op diens postuur, niet gauw nee tegen zegt. Voor deze hulp zou [medeverdachte 1] 10 tot 20% van het leenbedrag ontvangen.
Het hof acht het volstrekt onaannemelijk dat de verdachte bereid was om [medeverdachte 1] een bedrag van € 2.800 tot € 5.600 te betalen voor niet meer dan een gesprek over de niet-nakoming. Een dergelijke vergoeding staat in geen enkele reële verhouding tot de te leveren prestatie. Het hof hecht dan ook geen geloof aan dit deel van de verklaring van de verdachte. Gelet op de hoogte van de vergoeding, de omstandigheid dat legale wegen kennelijk niet tot het gewenste resultaat hadden geleid alsmede het inschakelen van een persoon met een imposant voorkomen, is het hof van oordeel dat de verdachte wist dat [medeverdachte 1] aanzienlijke druk op de aangeefster zou gaan uitoefenen teneinde deze alsnog tot nakoming van de betalingsverplichting te brengen. Aldus heeft de verdachte minst genomen willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat [medeverdachte 1] de aangeefster met geweld zou bedreigen.
Het hof heeft geen reden te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van de aangeefster, temeer nu haar verklaringen in belangrijke mate worden bevestigd door hetgeen het hof heeft waargenomen op de camerabeelden.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
[medeverdachte 1] in de periode van 14 juli 2012 tot en met 15 juli 2012 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag, toebehorende aan die [slachtoffer],
op 14 juli 2012 naar de massagesalon van die [slachtoffer] is gegaan, waarna die [medeverdachte 1]
- zich dreigend heeft opgehouden in die massagesalon en
- die [slachtoffer] heeft gezegd dat ze nog 40.000 euro schuldig is en dat ze precies twee dagen de tijd krijgt om te betalen en dat hij morgen de helft komt halen en dat anders de tent van [medeverdachte 1] is en
- die [slachtoffer] de volgende woorden heeft toegevoegd 'Ik denk dat jij een groter probleem krijgt als je naar de politie gaat. Jij weet niet wie hier voor jou staat. Ik zorg dat deze zaak stuk gaat. Je weet niet wie hier tegenover jou staat. Wil je de politie halen? Ik ben de politie' en 'Je gaat gewoon betalen' en
op 15 juli 2012 tezamen met andere personen, de massagesalon van die [slachtoffer] is binnen gegaan, waarna die [medeverdachte 1] heeft gevraagd of die [slachtoffer] aanwezig was,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welk strafbaar feit hij, verdachte, in de periode van 9 juli 2012 tot en met 14 juli 2012 te Aalsmeer, opzettelijk heeft uitgelokt door beloften, immers heeft hij [medeverdachte 1] een geldbedrag toegezegd, gelegen tussen de 10 en 20 procent van het geldbedrag dat die [slachtoffer] hem was verschuldigd en door het verschaffen van inlichtingen en middelen, door die [medeverdachte 1] schriftelijke bescheiden te verschaffen waaruit het bestaan van die schuld kon blijken en waarin de adresgegevens van de massagesalon van die [slachtoffer] waren vermeld en door die [medeverdachte 1] inlichtingen te verschaffen over het signalement van die [slachtoffer].
Hetgeen subsidiair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het subsidiair bewezen verklaarde levert op:
uitlokking van poging tot afpersing.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes dagen, met aftrek van voorarrest en een taakstraf voor de duur van 150 uren, subsidiair 75 dagen hechtenis.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf dagen, met aftrek van voorarrest en een taakstraf voor de duur van 50 uren, subsidiair 25 dagen hechtenis.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen. De verdachte heeft, in het kader van een civielrechtelijk geschil, een ander uitgelokt om [slachtoffer] af te persen. Als gevolg van zijn handelen is het slachtoffer in haar eigen massagesalon geïntimideerd en is haar vrees aangejaagd. Dit heeft niet alleen bij haar, maar ook in haar directe omgeving gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 30 augustus 2016 is hij niet eerder onherroepelijk veroordeeld, hetgeen in zijn voordeel weegt
Gelet op de ernst van het feit is in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur passend en geboden. Vanwege het tijdsverloop en de overschrijding van de redelijke termijn zal het hof echter volstaan met een gevangenisstraf waarvan de duur beperkt is tot de tijd die de verdachte heeft doorgebracht in voorlopige hechtenis. Daarnaast is echter een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding ter hoogte van € 4.121,05. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 850. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
De advocaat-generaal heeft gevorderd de hoofdelijke toewijzing van de vergoeding van de immateriële schade tot een bedrag van € 250 te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman heeft verzocht de vordering - gelet op de bepleite vrijspraak - niet-ontvankelijk te verklaren. Voorts heeft de raadsman betoogd dat het bepaalde in artikel 6:166 BW niet op de verdachte van toepassing is.
Bewezen is verklaard dat de verdachte de afpersing van het slachtoffer heeft uitgelokt. Gelet daarop is het hof van oordeel dat de verdachte medeaansprakelijk is voor de ontstane schade en hij mitsdien ex artikel 6:166 BW met de medeverdachte hoofdelijk aansprakelijk is.
Het hof zal de omvang van de immateriële schade op de voet van het bepaalde in artikel 6:106 BW naar maatstaven van billijkheid schatten op € 250 waarbij het hof heeft gelet op de schadevergoeding die in vergelijkbare gevallen pleegt te worden toegekend. Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 22c, 22d, 36f, 45, 47 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
50 (vijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
25 (vijfentwintig) dagen hechtenis.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het subsidiair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 250,00 (tweehonderdvijftig euro) ter zake van immateriële schadeen veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de een of meer anderen daarvan in zoverre zullen zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 14 december 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer], ter zake van het subsidiair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 250,00 (tweehonderdvijftig euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
5 (vijf) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover mededaders hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededaders van de verdachte voormeld bedrag hebben betaald aan de benadeelde partij, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 14 december 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.M.J. Quaedvlieg, mr. H.T. van der Meer en mr. J.W. Moors, in tegenwoordigheid van mr. C.J.J. Kwint, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
30 september 2016.
[.........]
.