ECLI:NL:GHAMS:2016:5253

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 september 2016
Publicatiedatum
9 december 2016
Zaaknummer
23-000408-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot afpersing gepleegd door twee personen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 30 september 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1973, werd beschuldigd van poging tot afpersing, gepleegd op 24 april 2015 te Purmerend. De tenlastelegging omvatte het dreigen met geweld en het daadwerkelijk uitoefenen van geweld tegen het slachtoffer, met als doel om een geldbedrag van € 1.000,- af te dwingen. Tijdens de zitting in hoger beroep op 16 september 2016 heeft het hof de verklaringen van de aangever en getuigen gehoord, waaruit bleek dat de verdachte samen met een medeverdachte naar de woning van het slachtoffer was gegaan om het geld te innen. De verdachte heeft de aangever bedreigd en belet om de lift te nemen, terwijl de medeverdachte geweld heeft gebruikt. Het hof oordeelde dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte, en dat de verdachte een significante bijdrage heeft geleverd aan de uitvoering van het delict. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en legde een taakstraf op van 150 uren, met een voorwaardelijke gevangenisstraf van 75 dagen. Daarnaast werd een schadevergoeding aan de benadeelde partij toegewezen van € 262,80, bestaande uit materiële en immateriële schade, met wettelijke rente.

Uitspraak

Parketnummer: 23-000408-16
Datum uitspraak: 30 september 2016
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 2 februari 2016 in de strafzaak onder parketnummer 15-183167-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1973,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
16 september 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 24 april 2015 te Purmerend, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van 1000 euro, althans een geldbedrag, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), met haar mededader(s), althans alleen,
- naar de woning van [slachtoffer] is/zijn gegaan;
waarbij het geweld en/of de bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat zij en/of haar mededader(s)
- [slachtoffer] de woorden heeft/hebben toegevoegd: "Je moet het geld teruggeven anders wordt binnen 24 uur je kop eraf geschoten" en/of "je moet het geld geven anders wordt je in elkaar geslagen of neergeschoten";
- de telefoon waarmee [slachtoffer] de politie wilde bellen van hem heeft/hebben afgenomen;
- [slachtoffer] heeft/hebben weerhouden om terug te keren naar zijn woning, door te voorkomen dat hij de lift in kon stappen;
- [slachtoffer] heeft/hebben geduwd en/of bij de keel gepakt en/of in de keel geknepen en/of met gebalde vuist op zijn borst althans tegen zijn lichaam geslagen en/of tegen de mond althans het gezicht geslagen en/of tegen het lichaam en/of het hoofd geschopt;
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof recht doet op een gewijzigde tenlastelegging.

Bewijsoverweging

De raadsman heeft betoogd dat de verdachte naar de aangever is toegegaan met de intentie om een stevig gesprek te voeren, maar dat zij niet heeft gewild of heeft voorzien dat hierbij geweld gebruikt zou worden. Omdat de verdachte slechts aanwezig is geweest en zelf geen geweldshandelingen heeft verricht, heeft zij geen significante bijdrage geleverd aan het delict. De verdachte dient derhalve te worden vrijgesproken.
Het hof verwerpt het verweer en overweegt dienaangaande als volgt.
De aangever heeft verklaard dat de verdachte samen met de medeverdachte naar de aangever is gegaan om € 1.000 te innen. Toen de aangever dit bedrag weigerde te betalen en weer naar boven wilde gaan, zou de verdachte dit hebben voorkomen door op de liftknop te drukken, waardoor de liftdeur weer dicht ging. De medeverdachte zou de telefoon van de aangever hebben afgepakt toen hij de politie wilde bellen. De aangever zou door de verdachte zijn bedreigd met geweld indien hij het bedrag niet zou terug betalen. De medeverdachte zou de aangever bij de keel hebben gepakt, tegen de muur hebben aangeduwd en tegen zijn mond en linkerborst hebben geslagen, met als gevolg pijn en een bloedende lip.
De aangifte wordt deels bevestigd door de verklaring van de aangeefster ter terechtzitting, inhoudende dat zij met de medeverdachte naar de aangever is gegaan om een ‘stevig gesprek’ te voeren over € 1.000 die de aangever gestolen zou hebben, dat zij meermalen om het geld heeft gevraagd en dat zij het liftknopje heeft ingedrukt om aangever te beletten weg te gaan. Voorts heeft de verdachte ter terechtzitting verklaard dat de medeverdachte de aangever opeens tegen de muur duwde en dat zij daarna bloed zag. Uit het dossier blijkt dat de aangever een gescheurde bovenlip had. De aangifte vindt voorts steun in de verklaring van getuige [getuige], inhoudende dat de verdachte zeer kort na het incident tegen haar heeft gezegd dat zij samen met de medeverdachte naar de aangever was geweest, dat de medeverdachte de aangever heeft geslagen, dat zij de telefoon van de aangever hebben meegenomen en dat zij tegen de aangever heeft gezegd dat hij binnen 24 uur het geld terug moest geven. Het hof heeft geen reden aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [getuige] te twijfelen.
Gelet op het vorengaande is het hof van oordeel dat er sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte. Zij zijn samen naar de aangever gegaan, hebben hem onder druk gezet om € 1.000 te betalen en hebben hem gedreigd met geweld, de verdachte heeft de aangever belet om met de lift naar boven te gaan, de medeverdachte heeft daadwerkelijk geweld toegepast en beiden zijn tegelijk weer vertrokken. Met haar handelen heeft de verdachte een significante bijdrage geleverd aan de uitvoering van het delict.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 24 april 2015 te Purmerend ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van 1000 euro, toebehorende aan [slachtoffer], met haar mededader naar de woning van [slachtoffer] is gegaan;
waarbij het geweld en de bedreiging met geweld hierin bestonden dat zij en/of haar mededader
- [slachtoffer] de woorden hebben toegevoegd: "Je moet het geld teruggeven anders wordt binnen 24 uur je kop eraf geschoten" en "je moet het geld geven anders word je in elkaar geslagen of neergeschoten";
- de telefoon waarmee [slachtoffer] de politie wilde bellen van hem hebben afgenomen;
- [slachtoffer] hebben weerhouden om terug te keren naar zijn woning door te voorkomen dat hij de lift in kon stappen;
- [slachtoffer] hebben geduwd en bij de keel gepakt en in de keel geknepen en met gebalde vuist op zijn borst en tegen de mond geslagen;
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand met een proeftijd voor de duur van twee jaren.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straffen als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsman heeft verzocht een geheel voorwaardelijke straf op te leggen, omdat de verdachte al voldoende gestraft is omdat zij door dit incident haar café niet meer exploiteert.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen. De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een poging tot afpersing. De verdachte en die ander zijn - ter inning van een door de verdachte veronderstelde schuld - in de avonduren naar de woning van het slachtoffer gegaan en hebben daar niet alleen gedreigd met geweld tegen hem, maar ook daadwerkelijk geweld tegen hem uitgeoefend. Aldus hebben de verdachte en die ander een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer.
Blijkens het de verdachte betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 30 augustus 2016 is zij niet eerder voor een strafbaar feit veroordeeld, hetgeen in haar voordeel pleit. Mede gelet hierop acht het hof de kans op recidive laag en zal het niet overgaan tot het opleggen van een (voorwaardelijke) gevangenisstraf.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden. Gelet op de ernst van het bewezenverklaarde feit kan niet volstaan worden met een
voorwaardelijketaakstraf.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 699,57. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 512,80. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de vordering zal worden toegewezen tot een bedrag € 512,80 met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en wettelijke rente.
De raadsman heeft primair verzocht de vordering niet-ontvankelijk te verklaren omdat de verdachte vrijgesproken dient te worden, subsidiair dat het toe te wijzen bedrag wordt gematigd.
Het hof zal de omvang van de materiële schade bepalen op € 12,80 zoals verzocht, en de immateriële schade op de voet van het bepaalde in artikel 6:106 BW naar maatstaven van billijkheid schatten op € 250,00, waarbij het hof heeft gelet op de schadevergoeding die in vergelijkbare gevallen door rechters is toegekend. Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan zij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 22c, 22d, 36f, 45 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
150 (honderdvijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
75 (vijfenzeventig) dagen hechtenis
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 262,80 (tweehonderdtweeënzestig euro en tachtig cent) bestaande uit € 12,80 (twaalf euro en tachtig cent) materiële schade en € 250,00 (tweehonderdvijftig euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 24 april 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer], ter zake van het bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 262,80 (tweehonderdtweeënzestig euro en tachtig cent) bestaande uit € 12,80 (twaalf euro en tachtig cent) materiële schade en € 250,00 (tweehonderdvijftig euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
5 (vijf) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 24 april 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.M.J. Quaedvlieg, mr. H.T. van der Meer en mr. J.W. Moors, in tegenwoordigheid van mr. C.J.J. Kwint, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
30 september 2016.
[...........]