ECLI:NL:GHAMS:2016:5234

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 september 2016
Publicatiedatum
9 december 2016
Zaaknummer
23-000996-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake diefstal van stijltangen uit winkel Ici Paris te Amsterdam

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 21 september 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 9 maart 2016 was gewezen. De verdachte, geboren in Roemenië en zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland, was aangeklaagd voor diefstal van stijltangen uit de winkel Ici Paris in Amsterdam. De tenlastelegging omvatte zowel een voltooide diefstal als een poging daartoe. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 6 maart 2016 twee stijltangen uit het schap van de winkel heeft gepakt en zonder af te rekenen richting de uitgang is gelopen. Hij werd echter tegengehouden door een beveiligingsmedewerker voordat hij de winkel kon verlaten.

De verdediging heeft vrijspraak bepleit, stellende dat er geen sprake was van een voltooide diefstal omdat de verdachte de goederen niet had onttrokken aan het zicht van de rechthebbende. Het hof heeft dit verweer verworpen en geoordeeld dat de gedragingen van de verdachte, namelijk het pakken van de stijltangen en het lopen naar de uitgang, zijn te beschouwen als gericht op de voltooiing van de diefstal. Het hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan de diefstal en het vonnis van de politierechter vernietigd. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier weken, met aftrek van voorarrest, waarbij het hof rekening heeft gehouden met de ernst van het feit en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor vermogensdelicten.

Uitspraak

Parketnummer: 23-000996-16
Datum uitspraak: 21 september 2016
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 9 maart 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13/701433-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats 1] (Roemenië) op [geboortedag] 1982,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in PI Rijnmond - HvB De IJssel te Krimpen aan den IJssel.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
7 september 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 6 maart 2016 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een of meer stijltangen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf Ici Paris, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
subsidiair:
hij op of omstreeks 6 maart 2016 te Amsterdam ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen (uit een winkelbedrijf) een of meer stijltangen, althans een of meer goederen, geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf Ici Paris, althans aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, (zakelijk weergegeven): een of meer (verpakkingsdozen met daarin die) stijltangen heeft gepakt en zich naar de uitgang van dat winkelbedrijf heeft begeven (zonder de kassa aan te doen), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Bewijsoverweging

De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit op de grond dat geen sprake was van een voltooide diefstal, nu de verdachte de goederen niet heeft onttrokken aan het zicht van de rechthebbende en hij de alarmpoortjes nog niet was gepasseerd.
Het hof verwerpt het verweer overweegt als volgt.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt het hof af dat de verdachte twee stijltangen uit een schap van de Ici Paris heeft gepakt en hiermee, zonder af te rekenen, richting de uitgang is gelopen (waar zich geen kassa’s bevonden). Toen hij bij de alarmpoortjes was aangekomen, is de verdachte tegengehouden door een beveiligingsmedewerker.
Van een voltooide diefstal is sprake indien een persoon zonder daartoe gerechtigd te zijn als heer en meester beschikt over een goed dat aan een ander toebehoort en/of dat goed aan de feitelijke heerschappij van die ander heeft onttrokken. Voorts is van belang of de gedragingen naar hun uiterlijke verschijningsvormen zijn te beschouwen als gericht op voltooiing van een diefstal. Ongestoord bezit over het desbetreffende voorwerp is echter geen vereiste. Nu de verdachte de twee stijltangen vast had en daarmee naar de alarmpoortjes was gelopen, welke handelingen naar het oordeel van het hof zijn aan te merken zijn als gericht op de diefstal van die stijltangen, is naar het oordeel van het hof sprake van een voltooide diefstal.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 6 maart 2016 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen stijltangen, toebehorende aan winkelbedrijf ICI Paris.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Bewijsmiddelen

1. Een geschrift, te weten een
aangifteformulier winkeldiefstalbij de onderneming, gevestigd aan de [adres] te Amsterdam, van 6 maart 2016. Dit geschrift houdt onder meer in, als verklaring van [beveiliger]. beveiliger, zakelijk weergegeven:
Op 6 maart 2016 heb ik gezien dat verdachte door de winkel rondliep en 2 producten pakte
van het schap. Hij hield de goederen vast in zijn linkerhand.
Ik heb de persoon aangehouden.
Deze persoon gaf op te zijn: [verdachte].
Bij onderzoek zijn goederen van de onderneming aangetroffen-.
Ik verklaar door bovengenoemde onderneming gemachtigd te zijn aangifte te doen en verklaar
dat aan niemand toestemming is verleend om de goederen, welke de onderneming in
eigendom toebehoren, weg te nemen en zich zonder betaling toe te eigenen.
2. Een geschrift, te weten een kassabon van Ici Paris, [adres] te Amsterdam, van 6 maart 2016, 14.26.
Dit geschrift houdt onder meer in als vermelding:
Stijltang purple
Stijltang purple
3. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2016051354-8 van 7 maart 2016,
in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant]
. Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde
verbalisant, zakelijk
weergegeven:
Op 6 maart 2016 te 14:23 uur werd in de winkel ICI PARIS op de [adres] te
Amsterdam een winkeldiefstal gepleegd. Namens de benadeelde werd aangifte gedaan
waarbij benadeelde vrijwillig afstand deed van de beschikbare camerabeelden.
- Camera 1. 14:20:09:
Ik, verbalisant, zag dat een man linksonder in beeld kwam die ik omschrijf als volgt: NN1
blanke man, normaal postuur, ongeveer 30 tot 40 jaar oud, ongeveer 1.75 tot 1.80 m, lang, bol
rond gezicht, kalend met kort zwart haar aan de zijkanten van zijn hoofd, doorlopende baard
en snor, borstelige wenkbrauwen.
Ik zag dat NNI heen en weer loopt in de winkel waarbij hij enige malen uit beeld van Camera
1. verdwijnt. NN1 kijkt hierbij regelmatig in de richting van een medewerker van de winkel
die hem kennelijk observeert. Op de beelden zag ik dat NN1 geen enkel contact heeft met een
andere persoon..
- Camera 4. 14:22 uur:
Ik zag dat NN1 terugloopt naar het schap en daar een of twee paarse dozen uitpakt met zijn
linkerhand. Ik zag dat NN1 in de tijd dat hij bij dit schap staat geen enkel contact heeft gehad
met een van de vrouwen die zich in de winkel bevinden.
Ik zag dat NN1 in de richting van de uitgang loopt zonder bij een kassa iets af te rekenen.
- Camera 1. 14:23:55 uur:
Op het moment dat NNI tussen de alarmpoortjes door de winkel wil verlaten wordt hij door
een beveiliger vast gepakt, die vanaf de rechterzijde in beeld komt.
Herkenning verdachte:
De verdachte die ik, verbalisant, op de camerabeelden heb gezien en in mijn waarnemingen
heb omschreven als NNI, is de aangehouden verdachte [verdachte]. Ik verbalisant, verklaar
hierbij dat de verdachte op de camerabeelden en de verdachte [verdachte] één en dezelfde
persoon zijn.
4. De
eigen waarneming van het hofvan de ter terechtzitting in hoger beroep van 7 september 2016 getoonde camerabeelden, voor zover inhoudende:
Op de camerabeelden is een persoon te zien die een sterke gelijkenis vertoont met de persoon die is afgebeeld op de foto van de verdachte die zich in het dossier bevindt. De persoon loopt rond en kijkt veel om zich heen. Rond 14:23:40 loopt hij met iets paarskleurigs in zijn hand richting de alarmpoortjes bij de uitgang en bij die poortjes wordt hij tegengehouden door een beveiligingsmedewerker.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie weken, met aftrek van voorarrest.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde tot dezelfde straf zal worden veroordeeld als in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal. Hierdoor heeft hij overlast veroorzaakt en inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van een ander.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 29 augustus 2016 is hij eerder meermalen onherroepelijk veroordeeld voor vermogensdelicten, hetgeen in zijn nadeel weegt.
Het hof acht, alles afwegende, een straf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. van Woensel, mr. G. Oldekamp en mr. M.L.M. van der Voet, in tegenwoordigheid van mr. C.J.J. Kwint, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
21 september 2016.
[.........]