2.2De getuigen hebben, zakelijk weergegeven, als volgt verklaard.
[appellant sub 2], partijgetuige,
Ik ben in 1969 naar Nederland gekomen. Mijn broer, [appellant sub 1] , kwam iets later. We woonden samen op een kamer in een pension in Alkmaar en betaalden ieder de helft van de huur. In 1979 zorgde onze gemeenschappelijke werkgever ervoor dat we samen een woning kregen. [appellant sub 1] werd huurder. Ik heb er verder niet over nagedacht dat ik geen huurder werd. Ik vertrouwde mijn broer. We kregen een ruim huis. Op dat moment hadden we nog geen vaste plannen om onze echtgenoten en kinderen naar Nederland te laten komen. We droomden er wel over.
Mijn broer betaalde de huur en alle andere vaste lasten, zoals gas, licht, water, onroerend goed belasting. Ik betaalde de rest: de boodschappen en alles wat je in huis nodig hebt. Toen we in de woning kwamen wonen, hebben we de inrichting daarvan samen gekocht en betaald, zoals meubels, koelkast en wasmachine. Als er daarna iets stuk ging, betaalde ik voor reparatie of vervanging. Als er iets moest worden opgeknapt deed ik dat en zo nodig hielp [appellant sub 1] mij daarbij. Ik zorgde voor het onderhoud van de woning en als er bijvoorbeeld moest worden geverfd, betaalde ik dat.
We hadden een pan en maakten daarin voor ons tweeën het eten klaar, we hadden een keuken en een tafel en we aten samen.
[appellant sub 1] en ik hebben hetzelfde netwerk. We hebben veel kennissen en familie.
Als ik vakantie had, ging ik naar Marokko. Soms samen met mijn broer. Soms gingen we na elkaar. Mijn vrouw en de vrouw van [appellant sub 1] woonden met de kinderen in het ouderlijk huis van mij en [appellant sub 1] . Dat is traditie. Het is een groot huis met zes kamers. Dat huis hebben we nog steeds en daar gaan we nog steeds naartoe als we naar Marokko gaan. [appellant sub 1] en ik hebben nog twee zusters en twee andere broers. Eén van onze broers woont met zijn gezin in het ouderlijk huis.
Toen mijn vrouw naar Nederland kwam, kwam ze met onze zes kinderen, die allemaal in Marokko zijn geboren. We konden het allemaal goed met elkaar vinden. Ik heb nooit overwogen om een ander huis te huren. De financiële afspraken tussen [appellant sub 1] en mij veranderden niet met de komst van mijn gezin. Ik heb toen bijvoorbeeld voor nieuwe vloerbedekking betaald. Mijn vrouw kookte voor ons allemaal, dus ook voor [appellant sub 1] , en we aten allemaal samen. Als we bezoek van onze kennissen kregen, dan ontving degene die thuis was: [appellant sub 1] , ik of mijn vrouw. Als iedereen thuis is en er komt bezoek, dan gaan de vrouwen naar het ene deel van de woonkamer en de mannen naar het andere deel.
Toen het gezin van [appellant sub 1] naar Nederland kwam, was mijn oudste zoon al het huis uit. Wij hebben ook toen nooit erover nagedacht niet langer in een huis te wonen. De vrouw van [appellant sub 1] was al ziek toen ze naar Nederland kwam. Het is in Nederland alleen maar slechter gegaan met haar gezondheid. Zij is niet helemaal goed bij zinnen en is erg teruggetrokken en rustig. Ze kan niet voor het huishouden zorgen. Dat was al zo toen ze naar Nederland kwam. Mijn vrouw bleef zorgen voor het huishouden en kookte voor iedereen. We aten meestal allemaal samen. Als iemand later kwam, bewaarden we het eten voor hem. De kinderen van [appellant sub 1] waren al vrij groot toen ze naar Nederland kwamen. Mijn dochter hielp hun en nam ze mee naar school. De financiële afspraken tussen mij en [appellant sub 1] bleven gelijk. We hebben een hechte band en we kijken niet wie meer of minder betaalt.
Alle kinderen van [appellant sub 1] zijn het huis uit. Zij zijn allemaal getrouwd. Mijn jongste zoon van 21 jaar woont nog bij ons. Mijn andere kinderen zijn het huis uit. Mijn vrouw en ik, [appellant sub 1] en zijn vrouw wonen nog steeds samen in de woning. Mijn vrouw kookt nog altijd voor iedereen en we eten met zijn allen.
Ik kan me niet herinneren dat ik me ooit heb ingeschreven als woningzoekende en ik heb nooit gedacht aan verhuizen. Ik heb altijd gedacht dat ik in deze woning zou blijven wonen tot mijn overlijden. Ik heb nooit plannen gehad bij een van mijn kinderen te gaan wonen. Daar is nooit reden voor geweest. Ik heb altijd een goede band met mijn broer gehad.
[A], buurman,
Ik woon in de buurt sinds 1985. [appellant sub 2] woont achter ons. Onze kinderen speelden met de kinderen van [appellant sub 2] en zijn broer. We noemen zowel [appellant sub 2] als zijn broer ‘opa’. Onze huizen liggen aan de achterkant tegenover elkaar. De kinderen speelden met elkaar op het grasveld dat tussen onze huizen ligt. We zien elkaar regelmatig buiten, in de zomer vaker dan in de winter. Als ik denk aan de mensen die in de woning wonen, dan denk ik aan hen als ‘het gezin’, al weet ik dat het om twee gezinnen gaat. Ik kwam niet bij hen op bezoek, maar kwam wel eens binnen om een fiets te brengen of te maken. Ik heb eenzelfde soort woning. Het is onmogelijk om met twee gezinnen in zo’n woning ieder een eigen deel daarvan te bewonen of te gebruiken. De slaapkamers zijn boven, er is maar een badkamer en een keuken. Alles moet gedeeld worden. Ik ben wel eens in de woonkamer geweest. Daar stond een lange bank langs de lange muur. Daarvoor stonden twee salontafels.
[B], zoon van [appellant sub 1] ,
In 1987 was mijn moeder erg ziek. Zij is toen naar Nederland gereisd en heeft in de woning bij mijn vader en oom gewoond. Zij had last van haar heup en is in Nederland geopereerd. In 1988 is een zusje van mij in Nederland geboren. In 1989 zijn mijn moeder en mijn zusje teruggekomen naar Marokko. In de drie jaar dat mijn moeder in Nederland was, zorgde een broer van mijn vader en oom voor ons. In Marokko hebben we altijd gewoond in het huis van mijn grootvader aan vaderszijde. Onze gezinnen deden ook daar alles samen.
In 1996 ben ik met mijn moeder, mijn in Nederland geboren zusje en een broertje naar Nederland gekomen. Later is ook één van mijn in Marokko achtergebleven zusjes met haar man naar Nederland gekomen. Zij kwamen vlakbij in [plaats] wonen.
In 1996 kwam mijn moeder dus met drie kinderen naar Nederland. Wij gingen in de woning wonen bij mijn vader, oom en tante en hun kinderen. We gebruikten de woning gezamenlijk en aten samen. Mijn broertje en ik deelden een slaapkamer op zolder met mijn neefjes. De dochters van mijn oom en mijn zusje sliepen samen in een slaapkamer op de eerste verdieping. Mijn oom en tante hadden een eigen slaapkamer op de eerste verdiepen en mijn ouders ook. Toen wij naar Nederland kwamen hebben mijn neefjes en nichtjes ons geholpen onze weg hier te vinden. Zij namen ons mee naar school en zo.
Mijn moeder heeft psychische problemen. Daarom kon je niet veel van haar verwachten in het huishouden. Mijn zusje nam de taken van mijn moeder over. Mijn tante zorgde voor het huishouden, samen met mijn zusje en nichtje. Mijn moeder hielp voor zover ze dat kon. Mijn tante zorgde voor mijn moeder, bijvoorbeeld met douchen. Mijn zusje en nichtje hielpen daar ook bij.
Een zus van mij en een nichtje wonen in [plaats] . Zij komen tegenwoordig om mijn tante te helpen om voor mijn moeder te zorgen. Mijn ouders willen verhuizen omdat mijn moeder slecht kan lopen. Zij heeft moeite met trappen lopen. De huisarts zegt dat het een keer mis gaat als zij trappen blijft lopen.
Mijn vader betaalde de huur en mijn oom de boodschappen. Ik weet niet precies wat er gebeurde als bijvoorbeeld een koelkast stuk ging. Ik weer zeker dat mijn vader en oom ook daarover samen beslisten.
Ik kom iedere zaterdag op bezoek. De situatie in de woning is nog altijd hetzelfde. Een neefje woont ook nog in huis.
Als bijvoorbeeld de familie van mijn tante op bezoek kwam dan zaten we allemaal bij elkaar. We kennen elkaar allemaal goed. We zaten dan bij elkaar in de woonkamer.
[C], buurvrouw,
Voordat de broers [appellanten] in de woning kwamen wonen, woonde daar een jong stel met haar vader. Zij zijn na zes jaar vertrokken omdat zij in die woning onvoldoende privacy hadden. Ik vertel dit omdat dit duidelijk maakt dat het in zo’n woninkje niet anders kan dan dat je alles met elkaar deelt.
Als ik ’s avonds thuiskwam zag ik soms de broers [appellanten] en hun echtgenotes samen thuiskomen, nadat zij om de hoek op bezoek waren geweest bij vrienden.
Ik zag regelmatig dat beide ouderparen en de kinderen samen met elkaar aten en met elkaar in de woonkamer zaten. Ik heb niet gezien wie het eten klaarmaakte, omdat de keuken aan de achterkant van de woning ligt en ik daar geen zicht op heb. Ik heb wel gezien dat de voortuin gezamenlijk werd bijgehouden. De ene keer gebeurde dat door de ene vader met een kind en de andere keer door de andere vader met een kind. Het was voor mij in het begin niet eens duidelijk welke kinderen bij welke vader hoorden.
Het is voor mij en de buren een gezin. Ze deden de normale dingen die een gezin doet. Er is me nooit iets opgevallen dat afweek van wat andere gezinnen in de buurt deden of doen. [appellant sub 2] rijdt in een auto. Ik zag hem wel eens met een grote tas boodschappen thuiskomen. Soms was een van de kinderen erbij. Tegenwoordig gaat zijn vrouw wel eens mee.
Toen de broers zonder hun gezinnen in het huis woonden, heb ik ze samen met hun blauwe bus naar Marokko zien gaan. Ik zag de broers ook vaak samen naar hun werk gaan. De vrouw van [appellant sub 1] heb ik niet vaak gezien. Zij is ziek en loopt moeilijk. De vrouw van [appellant sub 2] maakte soms een ommetje met haar. Zij hielp de vrouw van [appellant sub 1] daarbij.
Het hof constateert dat de getuige tevens heeft verklaard dat zij blijft bij haar schriftelijke verklaring van 1 mei 2015, die zij heeft ondertekend met de naam [C] . In die schriftelijke verklaring staat dat zij al pal tegenover de woning aan de [adres ] woonde toen [appellanten] daar kwamen wonen.
[D], voormalig buurman en vriend,
Ik ben van september/oktober 1996 tot ongeveer juni 2001 de buurman geweest van de broers [appellanten] . Het hele gezin, zo groot als een handbalteam met reserve, woonde achter mij. Kort nadat ik er was komen wonen kwam het gezin van [appellant sub 1] voor gezinshereniging naar Nederland. Toen raakte ik in gesprek met de kinderen van [appellant sub 1] . We kwamen elkaar tegen in de moskee. Het klikte tussen ons en ik kreeg de uitnodiging om een keer in de veertien dagen op zaterdag te komen eten. Met de ramadan at ik iedere avond bij hen. Dat gebeurt nog steeds. We zijn goede vrienden. Ook mijn ouders zijn met de broers en hun familie bevriend geraakt.
De vrouw van [appellant sub 2] , haar dochter en een dochter van [appellant sub 1] maakten meestal het eten klaar. We zaten altijd in twee groepen in de woonkamer om te eten, de vrouwen aan de ene kant en de mannen aan de andere kant. Dat was ook het geval als [appellant sub 1] en [appellant sub 2] bezoek hadden van familie of vrienden. Ik kwam wel eens boven. De beide ouderparen hadden ieder een eigen slaapkamer. De jongens sliepen samen op zolder en de meisjes hadden samen een slaapkamer.
De vrouw van [appellant sub 1] was en is ziekelijk. Zij doet niet veel in het huishouden. De vrouw van [appellant sub 2] verzorgde en verzorgt haar. De dochters van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] hielpen en helpen daarbij als het nodig is.
In hun vrije tijd gingen de kinderen sporten. [appellant sub 2] en [appellant sub 1] werkten of waren thuis. [appellant sub 2] ging iedere zaterdag boodschappen doen met zijn vrouw of dochters. [appellant sub 1] was in de moskee of hij ging fietsen. In de vakanties werd de bus uit de schuur gehaald en ging de hele groep naar Marokko, soms ook met een auto erbij, net hoe het uitkwam. Toen de kinderen ouder waren gingen ze niet altijd allemaal mee naar Marokko. Soms bleven ze in de woning.
De situatie in de woning is nog steeds hetzelfde. Het is een hecht gezin. Hoe meer mensen er over de vloer komen hoe beter. De kinderen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] komen vaak bij hen langs. Voor zover ik weet wonen nu [appellant sub 1] en zijn vrouw en [appellant sub 2] en zijn vrouw met twee of drie kinderen in de woning.
Het klopt dat ik tijdens de procedure in eerste aanleg aanwezig ben geweest bij de comparitie op 10 februari 2015. In het proces-verbaal is mijn naam verkeerd gespeld.