ECLI:NL:GHAMS:2016:5200
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Benoeming van een tijdelijke voogd over een minderjarige in het kader van ondercuratelestelling van de moeder
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 6 december 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de benoeming van een tijdelijke voogd over een minderjarige, [de minderjarige], in het kader van de ondercuratelestelling van de moeder. De moeder was op 4 januari 2016 in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank Noord-Holland van 7 oktober 2015, waarin de GI (William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering) tot tijdelijke voogd was benoemd. De moeder betwistte dat zij het gezag niet kon uitoefenen en verzocht om de grootouders tot voogd te benoemen. De Raad voor de Kinderbescherming en de GI verzochten de bestreden beschikking te bekrachtigen.
Het hof overwoog dat de moeder ten tijde van de bestreden beschikking onder curatele stond, waardoor zij onbevoegd was om het gezag uit te oefenen. Echter, na de beëindiging van de ondercuratelestelling op 17 juli 2016, was de moeder niet langer onbevoegd. Het hof concludeerde dat de benoeming van de GI tot tijdelijke voogd in het belang van [de minderjarige] was, gezien de omstandigheden en de ontwikkeling van de moeder. Het hof bekrachtigde de beschikking van de rechtbank en wees het verzoek van de moeder om een deskundigenonderzoek af, omdat dit niet relevant was voor de beslissing over de voogdij.