ECLI:NL:GHAMS:2016:518

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 februari 2016
Publicatiedatum
18 februari 2016
Zaaknummer
23-003365-13
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis rechtbank Amsterdam inzake aanwezig hebben van grote hoeveelheden hennep en amfetamine

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 12 februari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 10 juli 2013. De verdachte, geboren in Albanië in 1980, werd beschuldigd van het aanwezig hebben van een aanzienlijke hoeveelheid verdovende middelen, waaronder ongeveer 1891 gram amfetamine en 169 kilogram hennep. Het hof heeft de zaak behandeld na meerdere zittingen, waarbij de advocaat-generaal en de verdediging hun standpunten naar voren hebben gebracht. De tenlastelegging omvatte het opzettelijk aanwezig hebben van deze verdovende middelen in de periode rond 12 maart 2013 in Amsterdam en Amstelveen.

Tijdens het onderzoek heeft de politie op 12 maart 2013 de woning van de verdachte doorzocht, waar zij grote hoeveelheden hennep en amfetamine aantroffen. De verdachte ontkende kennis te hebben van de aanwezigheid van deze middelen, maar het hof oordeelde dat er voldoende bewijs was dat hij op de hoogte was van de situatie. Het hof heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd en kwam tot de conclusie dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de hem ten laste gelegde feiten.

De straf die door de rechtbank was opgelegd, een gevangenisstraf van 27 maanden, werd door het hof bevestigd. Het hof overwoog dat de verdachte een aanzienlijke bijdrage had geleverd aan de handel in verdovende middelen, wat een bedreiging vormt voor de volksgezondheid. De op te leggen straf is gegrond op de Opiumwet en het Wetboek van Strafrecht, en het hof heeft geen aanleiding gezien om naast de gevangenisstraf ook een geldboete op te leggen. Het arrest is openbaar uitgesproken en de griffier was niet in staat het arrest mede te ondertekenen.

Uitspraak

parketnummer: 23-003365-13
datum uitspraak: 12 februari 2016
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 10 juli 2013 in de strafzaak onder parketnummer 13-729020-13 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Albanië) op [geboortedag] 1980,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 24 april 2014, 29 januari 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 12 maart 2013 te Amsterdam en/of Amstelveen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een hoeveelheid verdovende middelen, te weten:
- ( ongeveer) 1891 gram amfetamine,
in elk geval een hoeveelheid, van een materiaal bevattende amfetamine, in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of aanwezig gehad;
2:
hij op of omstreeks 12 maart 2013 te Amsterdam en/of Amstelveen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk een (grote) hoeveelheid verdovende middelen, te weten:
- ( ongeveer) 169 kilogram hennep,
in elk geval een hoeveelheid, van een materiaal bevattende hennep, in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of aanwezig gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Bewijsoverwegingen

Naar het oordeel van het hof is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich met zijn medeverdachten schuldig heeft gemaakt aan het aanwezig hebben van verdovende middelen.
Het hof neemt hierbij de volgende feiten en omstandigheden in aanmerking.
Op 12 maart 2013 treedt het arrestatieteam van de politie de woning aan de [adres 2] te Amstelveen binnen. (p. 182) In de woning treffen de verbalisanten acht grote geruite tassen aan.
Deze tassen blijken hennep te bevatten. (p. 480) Daarnaast liggen in de woonkamer op tafel twee doorzichtige plastic zakken met daarin wit poeder dat blijkt amfetamine te bevatten. (p. 484)
Tevens staat er in de keuken een vacuümmachine.
Op het moment van binnentreden verlaat de verdachte de woning via het balkon, klimt naar beneden en wordt vervolgens op het daaronder gelegen balkon van perceelnummer 45 aangehouden. (p. 400)
Onder de verdachte wordt een telefoon aangetroffen, waarin de sim-kaart ontbreekt.
Het hof overweegt dat naar de uiterlijke verschijningsvorm van het vorenomschrevene redelijkerwijze mag worden aangenomen dat de verdachte bekend was met de aanwezigheid van de verdovende middelen in genoemde woning.
De verdachte heeft evenwel gesteld dat hij daarvan geen weet had.
In reactie op dat onderbouwde standpunt, wijst het hof op het volgende.
Onder de verdachte worden tevens sleutels van een woning aan de [adres 3] te Amsterdam aangetroffen. In deze woning bevinden zich onder andere een doos van een geldtelmachine, verschillende kleuren tape, plastic handschoenen, vacuümzakken en een vacuümmachine. (p. 284)
Zoals blijkt uit de imei-gegevens van eerdergenoemde onder de verdachte in beslag genomen telefoon blijkt deze in de gehele periode van 10 tot en met 12 maart 2013 gekoppeld te zijn geweest aan telefoonnummer [telefoonnummer]. (p. 805) De medeverdachte [medeverdachte 1] heeft een bekennende verklaring afgelegd omtrent zijn eigen betrokkenheid bij de in de woning aangetroffen drugs. Het telefoonnummer [telefoonnummer] blijkt in de periode van 10 tot en met 12 maart 2013 contact te hebben gehad met deze medeverdachte en met een andere medeverdachte, [medeverdachte 2]. De inhoud van de met dit telefoonnummer gevoerde gesprekken kan in verband worden gebracht met de in de beide woningen aangetroffen goederen.
Daarnaast blijkt de verdachte betrokken te zijn geweest bij het aangaan van de huur van de woning aan de [adres 2], welke werd gehuurd door de medeverdachte [medeverdachte 1]. De verdachte heeft de eerste huursom in contacten aan de verhuurder betaald. (p. 615)
Bezien in samenhang met vorenstaand als uitgangspunt genomen redelijke aanname, bestaat voldoende wettig en overtuigend bewijs dat de verdachte tezamen met anderen de verdovende middelen aanwezig heeft gehad. Dat hij slechts toevallig in de woning aanwezig was en geen idee had van de aanwezigheid van verdovende middelen aldaar, acht het hof gezien het vorenstaande niet aannemelijk geworden.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij omstreeks 12 maart 2013 te Amstelveen, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk een hoeveelheid verdovende middelen, te weten:
- 1891 gram van een materiaal bevattende amfetamine
heeft aanwezig gehad;
2:
hij omstreeks 12 maart 2013 te Amstelveen, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk een grote hoeveelheid verdovende middelen, te weten:
- ongeveer 169 kilogram van een materiaal bevattende hennep,
heeft aanwezig gehad.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 27 maanden, met aftrek.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 27 maanden en een geldboete van 4.500 euro, subsidiair 90 dagen hechtenis.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 12 januari 2016 waaruit blijkt dat hij in Nederland niet eerder strafrechtelijk onherroepelijk veroordeeld.
Het hof heeft in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft samen met zijn mededaders een aanmerkelijke hoeveelheid verdovende middelen, te weten 2 kilogram amfetamine en 169 kilogram hennep, aanwezig gehad, bestemd voor de handel daarin. Hij heeft hierdoor onder andere bijgedragen aan het in stand houden van een afzetmarkt voor stoffen die een bedreiging vormen voor de volksgezondheid. Daarnaast is algemeen bekend dat de handel in verdovende middelen regelmatig samen gaat met (andersoortige) criminaliteit. Het hof rekent dit de verdachte aan.
Het hof acht, alles afwegende en mede in aanmerking genomen wat in vergelijkbare gevallen aan straf wordt opgelegd, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Anders dan de advocaat-generaal heeft gevorderd, ziet het hof geen aanleiding naast die gevangenisstraf tevens een geldboete op te leggen ter hoogte van het onder de verdachte in beslag genomen geldbedrag. Reden daarvoor is dat de na te noemen gevangenisstraf uit het oogpunt van vergelding een passende reactie vormt op wat is bewezen verklaard.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet en artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
27 (zevenentwintig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
geld uit fouillering 4.625 euro.
Heft op de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.F.J.M. de Werd, mr. R.P.P. Hoekstra en mr. M.M. van der Nat, in tegenwoordigheid van mr. A.S. Metgod, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
12 februari 2016.
De griffier is buiten staat het arrest mede te ondertekenen.