ECLI:NL:GHAMS:2016:5135
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep kort geding
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep kort geding inzake spoedeisendheid vordering en verrekening in echtscheidingskwestie
In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof Amsterdam, gaat het om een hoger beroep in kort geding tussen twee gewezen echtelieden, de vrouw en de man. De vrouw heeft in de hoofdzaak geconcludeerd tot vernietiging van een eerder vonnis en heeft de man niet-ontvankelijk willen verklaren in zijn vordering, terwijl de man heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van de vrouw in het hoger beroep. De voorzieningenrechter had eerder de vrouw veroordeeld om een bedrag van € 10.302,- aan de man te betalen, wat de vrouw betwistte door te stellen dat zij een tegenvordering had die voor verrekening in aanmerking kwam.
Het hof heeft de feiten die door de voorzieningenrechter zijn vastgesteld als uitgangspunt genomen. De vrouw heeft erkend dat de man recht heeft op het bedrag van € 10.302,-, maar stelt dat zij een tegenvordering heeft die verrekend dient te worden. Het hof heeft geoordeeld dat de vrouw onvoldoende bewijs heeft geleverd voor haar tegenvordering en dat de man spoedeisend belang heeft bij de betaling van het bedrag, aangezien hij dit nodig heeft voor zijn levensonderhoud. Het hof heeft de grieven van de vrouw verworpen en het vonnis van de voorzieningenrechter bekrachtigd, waarbij de proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd.
De beslissing van het hof houdt in dat de vrouw het vonnis van de voorzieningenrechter moet respecteren en dat de man recht heeft op de betaling van het bedrag. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt. Dit arrest is uitgesproken op 29 november 2016.