In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 29 november 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De moeder, verzoekster in deze procedure, heeft in hoger beroep de beschikking van de kinderrechter van 21 maart 2016 en 9 juni 2016 aangevochten, waarin de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] werd verlengd en een machtiging tot uithuisplaatsing bij de vader werd verleend. De moeder stelt dat de gronden voor deze beslissingen niet aanwezig zijn en dat zij in staat is om [de minderjarige] een veilige en stabiele opvoeding te bieden. De GI, Jeugdbescherming regio Amsterdam, heeft echter betoogd dat de situatie bij de moeder en de stiefvader onveilig is en dat de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing noodzakelijk zijn voor de ontwikkeling van [de minderjarige]. Het hof heeft de feiten en omstandigheden in de zaak zorgvuldig gewogen, waaronder de geschiedenis van huiselijk geweld en de verslavingsproblematiek van de moeder. Het hof concludeert dat de gronden voor de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing ten tijde van de bestreden beschikkingen aanwezig waren en dat deze gronden ook thans nog bestaan. De verzoeken van de moeder worden afgewezen en de bestreden beschikkingen worden bekrachtigd.