Het gaat in dit geschil samengevat om het volgende. Partijen zijn voormalig echtelieden. Door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van 9 maart 2005 is hun huwelijk op 7 april 2005 ontbonden. Partijen hebben samen drie kinderen: [kind a] (thans 19 jaar), [kind b] (thans 18 jaar) en [kind c] (thans 15 jaar).
In een echtscheidingsconvenant dat partijen op 23 december 2004 hebben ondertekend zijn hun onderlinge afspraken neergelegd, onder meer over de bijdragen van partijen in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen. Partijen spraken daarbij af dat de man vanaf 1 januari 2005 maandelijks een bedrag van € 100,- aan de vrouw zou betalen als bijdrage. Daarnaast zou de man maandelijks een bedrag van € 250,- en de vrouw maandelijks een bedrag van € 150,- op een kinderrekening storten en zou de kinderbijslag op deze kinderrekening worden overgemaakt. Deze kinderrekening zou worden aangewend om bepaalde, in het convenant genoemde kosten van de kinderen te voldoen.
In de hiervoor reeds genoemde echtscheidingsbeschikking is -overeenkomstig de afspraak in het convenant- in het dictum opgenomen dat de man is gehouden maandelijks een bijdrage van € 100,- in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen aan de vrouw te voldoen met ingang van 1 januari 2005 en dat de onderlinge getroffen regeling deel uitmaakt van de beschikking.
De man heeft begin 2015 een verzoek tot wijziging van zijn onderhoudsverplichtingen jegens de kinderen ingediend bij de rechtbank Amsterdam. Bij beschikking van 2 december 2015 heeft de rechtbank de beschikking van 9 maart 2005 en het daarbij als herhaald en ingelast beschouwde convenant gewijzigd en bepaald dat de man met ingang van 6 januari 2015 een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de twee jongste kinderen dient te betalen van € 72,- per kind per maand.
De vrouw heeft het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO) ingeschakeld en op 1 april 2016 zijn de beschikkingen van 9 maart 2005 en 2 december 2015 aan de man betekend. De vrouw heeft de man aangesproken tot betaling van een achterstand in de onderhoudsbijdragen ten behoeve van de kinderen van totaal € 5.602,46, te rekenen vanaf begin 2011.