ECLI:NL:GHAMS:2016:512

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 februari 2016
Publicatiedatum
18 februari 2016
Zaaknummer
200.169.383/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Arbitragebeding en instemming met algemene voorwaarden in Aircraft Charter Agreement

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 16 februari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen Kintetsu World Express (Benelux) B.V. en een geïntimeerde partij, die onder de naam [X] opereert. Kintetsu had in eerste aanleg vorderingen ingesteld tegen de geïntimeerde, die betrekking hadden op een Aircraft Charter Agreement gesloten op 25 februari 2014. Kintetsu stelde dat de geïntimeerde in strijd met de overeenkomst een deel van de lading niet had vervoerd en onterecht aanvullende kosten in rekening had gebracht. De rechtbank had zich onbevoegd verklaard om van de vordering kennis te nemen, omdat de partijen een arbitragebeding in de algemene voorwaarden hadden opgenomen.

Het hof heeft geoordeeld dat Kintetsu heeft ingestemd met de algemene voorwaarden van de geïntimeerde, ondanks het feit dat de arbiter die in de voorwaarden werd genoemd niet bestond. Het hof concludeerde dat de verwijzingen naar de algemene voorwaarden in de overeenkomst voldoende waren om aan te nemen dat Kintetsu akkoord ging met de gelding van deze voorwaarden. De stelling van Kintetsu dat het arbitragebeding niet rechtsgeldig was, omdat de arbiter niet bestond, werd verworpen. Het hof oordeelde dat de overeenkomst en de algemene voorwaarden samen een geldige basis vormden voor arbitrage, ongeacht het feit dat het genoemde arbitrage-instituut niet bestond.

De grieven van Kintetsu faalden, en het hof bekrachtigde de vonnissen van de rechtbank. Kintetsu werd veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep, die door de geïntimeerde waren gemaakt. Dit arrest benadrukt het belang van instemming met algemene voorwaarden en de geldigheid van arbitragebedingen, zelfs als de specifieke arbiter niet bestaat.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.169.383/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam : C/13/565658 / HA ZA 14-532
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 16 februari 2016
inzake
KINTETSU WORLD EXPRESS (BENELUX) B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
appellante,
advocaat: mr. W.M. van Rossenberg te Rotterdam,
tegen
[geïntimeerde],
wonend te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. H. den Besten te Almere.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna Kintetsu en [geïntimeerde] genoemd.
Kintetsu is bij dagvaarding van 20 maart 2015 in hoger beroep gekomen van vonnissen van de rechtbank Amsterdam van 15 oktober 2014, 21 januari 2015 (verder: het eindvonnis) en 18 februari 2015 (verder: het herstelvonnis), onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen Kintetsu als eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident en [geïntimeerde] als gedaagde in de hoofdzaak, eiser in het incident.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met producties;
- memorie van antwoord.
Ten slotte is arrest gevraagd.
Kintetsu heeft geconcludeerd, kort gezegd, dat het hof het eindvonnis en het herstelvonnis zal vernietigen, en alsnog de vordering van [geïntimeerde] in het bevoegdheidsincident zal afwijzen en haar vorderingen zal toewijzen, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van het geding in beide instanties.
[geïntimeerde] heeft geconcludeerd, zakelijk weergegeven, tot bekrachtiging van de bestreden vonnissen, met - uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van Kintetsu in de kosten van (naar het hof begrijpt) het geding in hoger beroep.
Kintetsu heeft in hoger beroep bewijs van haar stellingen aangeboden.

2.Feiten

De rechtbank heeft in het eindvonnis onder 2.1 en 2.2 de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt.

3.Beoordeling

3.1.
Het gaat in deze zaak om het volgende.
3.1.1.
Partijen, [geïntimeerde] handelend onder de naam [X] , hebben op 25 februari 2014 een Aircraft Charter Agreement (verder: de overeenkomst) gesloten. De schriftelijke overeenkomst houdt onder meer in:
Name of Charterer: Kintetsu(…)
It is hereby agreed that [X] (…) shall provide, and the charterer, named above (…) shall accept a capacity of the Aircraft (as defined in the General Terms and Conditions attached) for charter for the flight or flights specified in the Schedule below, on the terms and conditions specified, or referred to in this Agreement (as defined in the General Terms and Conditions attached).’.
3.1.2.
De door [geïntimeerde] gehanteerde algemene voorwaarden (General Terms and Conditions) houden onder meer in:
’12. Applicable Law / Jurisdiction
(…)
Any dispute arising from or in connection with this agreement (…) shall be submitted to the International Commercial Arbitration Court at the Chamber of Commerce and Industry of the Netherlands for arbitration which shall be conducted in accordance with the Rules in effect at the time of applying for arbitration. The arbitral award is final and binding upon both parties.’.
3.2.
Kintetsu stelt in eerste aanleg en ook thans dat [geïntimeerde] in strijd met haar verplichtingen uit de overeenkomst een deel van de door haar aangeboden lading niet heeft vervoerd en dat [geïntimeerde] ten onrechte aanvullende kosten ten bedrage van € 35.674,- bij haar in rekening heeft gebracht welke zij onder protest heeft voldaan. Zij vordert [geïntimeerde] te veroordelen haar dit bedrag (terug) te betalen met rente en incassokosten. [geïntimeerde] beroept zich op het arbitragebeding in zijn algemene voorwaarden en heeft in eerste aanleg incidenteel gevorderd dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart. De rechtbank heeft bij het eindvonnis, voor zover in hoger beroep van belang, zich onbevoegd verklaard om van de vordering van Kintetsu kennis te nemen.
3.3.
Grief I richt zich tegen de beslissing van de rechtbank dat zij niet bevoegd is om van de vordering van Kintetsu kennis te nemen en tegen de overwegingen die tot deze beslissing hebben geleid. Kintetsu voert bij haar grief aan dat de algemene voorwaarden niet tot de overeenkomst behoren omdat zij deze niet heeft ondertekend, (subsidiair) dat de algemene voorwaarden alleen zijn gebruikt voor definitiedoeleinden, dat het in het arbitragebeding genoemde International Commercial Arbitration Court niet bestaat en dat er geen aanleiding is te veronderstellen dat de arbitrage dan maar op andere wijze dient plaats te vinden. Het hof overweegt naar aanleiding van deze stellingen het volgende.
3.4.
Naar Kintetsu stelt is de overeenkomst op de volgende wijze tot stand is gekomen. [geïntimeerde] heeft haar op 21 februari 2014 aangeboden een nader omschreven hoeveelheid vracht te vervoeren tegen een prijs van € 249.950,-. Bij dat voorstel was nog geen sprake van algemene voorwaarden. Kintetsu heeft nog diezelfde dag telefonisch het voorstel aanvaard waarna zij dit per e-mail heeft bevestigd. [geïntimeerde] heeft vervolgens op 24 februari 2014 per e-mail de hiervoor geciteerde overeenkomst aan Kintetsu toegezonden en op 25 februari 2015, in verband met de tekeningsbevoegdheid bij Kintetsu, een herziene versie. Kintetsu heeft deze laatste overeenkomst voor akkoord ondertekend; de algemene voorwaarden zijn alleen ondertekend door [geïntimeerde] .
3.5.
Het hof is van oordeel dat uit de aldus geschetste omstandigheden is af te leiden dat Kintetsu heeft ingestemd met de gelding van de algemene voorwaarden van [geïntimeerde] . De mede namens Kintetsu ondertekende overeenkomst verwijst blijkens hetgeen hiervoor onder 3.1.1 is geciteerd tot twee maal toe uitdrukkelijk naar deze algemene voorwaarden, waarbij wordt opgemerkt dat deze aan de overeenkomst zijn gehecht. Het hof gaat ervan uit dat [geïntimeerde] de - door hem ondertekende - algemene voorwaarden tegelijk met de overeenkomst aan Kintetsu heeft toegezonden. Kintetsu heeft immers in hoger beroep de door [geïntimeerde] ondertekende algemene voorwaarden als productie overgelegd, heeft na de ontvangst van de e-mail met de overeenkomst geen protest laten horen en heeft thans ook niet uitdrukkelijk aangevoerd dat zij de algemene voorwaarden destijds niet heeft ontvangen. De overeenkomst is dan ook, zo concludeert het hof, namens Kintetsu ondertekend en aan [geïntimeerde] geretourneerd, nadat Kintetsu de door [geïntimeerde] ondertekende en aan haar toegezonden algemene voorwaarden had ontvangen en daarvan dus kennis had kunnen nemen. Bij het ondertekenen en retourneren van de overeenkomst is van de zijde van Kintetsu geen uitdrukkelijk voorbehoud gemaakt ten aanzien van de gelding van de algemene voorwaarden. Het voert te ver om uit het enkele niet ondertekenen van die algemene voorwaarden af te leiden dat zij dit voorbehoud wel wenste te maken. [geïntimeerde] heeft aldus naar het oordeel van het hof uit een en ander kunnen en mogen begrijpen dat Kintetsu akkoord was met de gelding van de algemene voorwaarden.
3.6.
Het hof is voorts van oordeel dat, hoewel de in de overeenkomst opgenomen verwijzingen naar de algemene voorwaarden niet uitblinken in helderheid, daaruit niet is af te leiden dat partijen hebben bedoeld alleen de in de algemene voorwaarden opgenomen definities te laten gelden. De overeenkomst verwijst weliswaar twee maal naar in die algemene voorwaarden opgenomen definities maar de volledige tekst van de algemene voorwaarden is aan de overeenkomst gehecht en - door [geïntimeerde] ondertekend - aan Kintetsu toegezonden. De overeenkomst bevat ook voor het overige geen uitdrukkelijke en ondubbelzinnige beperking van de gelding van de algemene voorwaarden in de door Kintetsu voorgestane zin. Dat had, mede gegeven de hiervoor besproken omstandigheden, wel voor de hand gelegen indien partijen een dergelijke uitzonderlijke constructie overeen wilden komen.
3.7.
Aan de gelding van de algemene voorwaarden doet evenmin af dat partijen reeds voordat de overeenkomst schriftelijk werd vastgelegd, mondeling overeenstemming hadden bereikt over de hoeveelheid lading en de vervoersprijs. Deze eerdere overeenstemming op hoofdlijnen sluit immers niet uit dat partijen in een later stadium nog overeenstemming hebben bereikt over de nadere invulling van de overeenkomst.
3.8.
Een en ander betekent dat ook het hof ervan uitgaat dat partijen - schriftelijk, namelijk middels de aan de overeenkomst aangehechte algemene voorwaarden - zijn overeengekomen dat geschillen, voortvloeiend uit de overeenkomst, zijn onderworpen aan arbitrage. Daaraan doet niet af dat het in de algemene voorwaarden genoemde
‘Arbitration Court’niet bestaat, zoals tussen partijen vaststaat. Dat maakt immers op zichzelf genomen niet dat het arbitragebeding niet rechtsgeldig is, zoals Kintetsu aanvoert. Kintetsu heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd waaruit volgt dat dit anders ligt. Zij heeft met name niet gesteld, laat staan onderbouwd, dat partijen ervan uitgingen dat het genoemde (niet bestaande) arbitrage-instituut specifieke kennis op het gebied van het onderhavige geschil zou hebben of dat partijen op andere gronden specifiek arbitrage door dit instituut wensten. Het hof wijst nog erop dat, nu de in de overeenkomst genoemde arbiter niet bestaat, benoeming van een arbiter dient te geschieden volgens de regels van artikel 1027 Rv.
3.9.
De conclusie van het voorgaande is dat grief I faalt.
3.10.
Grief II betreft de beslissing over de proceskosten in eerste aanleg. De grief is niet afzonderlijk toegelicht en deelt aldus het lot van grief I.
3.11.
Kintetsu heeft geen bewijs aangeboden van voldoende concrete feiten die, indien bewezen, tot andere beslissingen zouden leiden dan hiervoor zijn genomen. Haar bewijsaanbod zal dan ook worden gepasseerd.
3.12.
De slotsom is dat de grieven falen. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd. Kintetsu zal als in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het geding in appel.

4.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt de vonnissen waarvan beroep;
veroordeelt Kintetsu in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van [geïntimeerde] begroot op € 711,- aan verschotten en € 894,- voor salaris;
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.A. Goslings, C.M. Aarts en D. Kingma en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 16 februari 2016.